vonnis effectenlease, art. 1:88 BW, verjaring
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 817221 DX EXPL 06-3582
Vonnis van: 28 november 2007 (bij vervroeging)
F.no.: 585
Vonnis van de kantonrechter
[eiserer 1]
[eiser 2]
beiden wonende te [woonplaats]
nader te noemen [eisers].
gemachtigde: mr. S.H. Boogaard
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen Dexia
gemachtigde: dw. P. Swier
Procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 11 januari 2006, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 21 februari 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam hebben [eisers] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaren niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
- de conclusie van antwoord van Dexia, met producties;
- de conclusie uitbreiding grondslag van eis en wijziging van eis.
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2007. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eisers] per brief van 15 oktober 2007 en door Dexia per brief van 15 oktober 2007 aanvullende stukken ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
2. Vorderingen [eisers]
3. Standpunten [eisers]
4. Standpunten Dexia
5. Beoordeling van de vorderingen
1. Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. [eiser 2] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [eiser 1].
1.3. Op of omstreeks 13 maart 2001 heeft [eiser 1] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Overwaarde Effect met Herbelegging Vooruitbetaling waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst). Deze overeenkomst, die tot stand is gekomen via Spaarselect, is aangegaan onder nummer 229000095 voor een periode van 180 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser 1] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 44.672,65 aandelen leaset en dat [eiser 1] de som van 60 maandtermijnen minus 20% korting, een bedrag van € 25.048,80 vooruit diende te betalen. Vervolgens diende [eiser 1] 120 maandtermijnen van € 521,85 te voldoen. De totale leasesom beliep € 93.933,00 waarin begrepen € 49.260,35 rente. Per 5 juli 2006 is deze overeenkomst verzoek van [eiser 1] door Dexia beëindigd.
1.4. Ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst was [eiser 1] 53 jaar oud en [eiser 2] was eveneens 53 jaar oud. [eiser 1] was werkzaam als medewerker horeca bij [werkgever]. en [eiser 2] was werkzaam als [medewerker] bij [werkgever 2]. Het opleidingsniveau van [eiser 1] was MAVO en van [eiser 2] VLO. Het gezinsinkomen bedroeg € 1.435,81 netto per maand. Daarnaast besch[eiser 1]sers] over een bedrag van € 22.826,00 aan vrij besteedbaar vermogen.
1.5. [eiser 1] heeft ter zake van deze lease-overeenkomst een bedrag van € 25.048,80 aan Dexia vooruitbetaald. Om dit bedrag te kunnen financieren hebben [eisers] een 2e hypotheek bij Levob afgesloten. Deze vooruitbetaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst vond plaats op 2 mei 2001 en is verricht ten laste van een rekening (P3348238) die op naam van beide eisers stond.
1.6. Op 5 juli 2006 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiser 1] uit hoofde van de lease-overeenkomst een bedrag van € 3.013,23 heeft ontvangen. [eiser 1] heeft geen dividenden ontvangen.
1.7. [eiser 2] heeft aan [eiser 1] geen schriftelijke toestemming verleend voor het
aangaan van de lease-overeenkomst.
1.8. Bij brieven van 8 en 21 juni 2005 heeft de gemachtigde van [eisers] met een beroep op onder meer artikel 1:88 en 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen.
2. Vorderingen [eisers]
[eisers] vorderen - na wijziging van eis- bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Primair:
te verklaren voor recht:
a. dat de ten processe bedoelde overeenkomst “Overwaarde Effect met Herbelegging Vooruitbetaling” met contractnummer 22900095 nietig is, althans
b. dat de ten processe bedoelde overeenkomst “Overwaarde Effect met Herbelegging Vooruitbetaling” met contractnummer 22900095 buitengerechtelijk is vernietigd, althans
c. dat de ten processe bedoelde overeenkomst “Overwaarde Effect met Herbelegging Vooruitbetaling” met contractnummer 22900095 rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden, althans
d. dat de bank jegens eisers toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de krachtens overeenkomst op de bank jegens eisers rustende verplichtingen (wanprestatie heeft gepleegd); althans
e. dat de bank jegens eisers een toerekenbare onrechtmatige daad heeft geplaagd; althans
f. dat de bank jegens eisers aansprakelijk is voor de geleden en te lijden schade ten gevolge van de door de bank gepleegde wanprestatie en/of onrechtmatige daad; althans
g. dat eisers jegens de bank niet gehouden zijn de restschuld dan wel enig andere vordering voortvloeiende uit de ten processe bedoelde overeenkomst “Overwaarde Effect met Herbelegging Vooruitbetaling” met contractnummer 22900095 te betalen.
2. Subsidiair:
De ten processe bedoelde overeenkomst “Overwaarde Effect met Herbelegging Vooruitbetaling” met contractnummer 22900095 te vernietigen dan wel te ontbinden.
3. De bank te veroordelen om aan eisers binnen twee dagen na betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis te betalen:
a. het door eisers uit hoofde van de overeenkomst “Overwaarde Effect met Herbelegging Vooruitbetaling” met contractnummer 22900095 aan de bank betaalde bedrag € 25.048,80, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
b. de wettelijke rente over alle bovenbedoelde bedragen met ingang van de datum van betaling door eisers tot aan de dag van terugbetaling door de bank.
c. de proceskosten van deze instantie en alle kosten op de ten uitvoerlegging vallende.
4. De bank te gebieden om binnen twee dagen na betekening van een in deze te wijzen veroordelend vonnis schriftelijk en onvoorwaardelijk aan de stichting Buro Kredietregistratie (BKR) te Tiel te berichten, dat de registratie van de ten processe bedoelde overeenkomst “Overwaarde Effect met Herbelegging Vooruitbetaling” met contractnummer 22900095 blijvend dient te worden gewijzigd ten gunste van eisers, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per (gedeelte van een) dag dat de bank in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,00.
3.1. [eisers] stellen dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als
huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming behoefde van [eiser 2] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [eiser 2] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft [eiser 2] de overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
3.2. [eisers] leggen voorts aan hun vorderingen ten grondslag dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden. Dexia is daarbij aansprakelijk voor de gedragingen van Spaar Select, nu [eiser 1] door de tussenkomst van een accountmanager van Spaarselect, de lease-overeenkomst is aangegaan. [eisers] stellen verder dat Dexia onder meer niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht van artikel 28 Nadere Regelgeving (NR), haar saldibewakingsplicht en de verplichting informatie te verstrekken aan [eisers] op grond van artikel 33 NR. Voorts stellen [eisers] dat sprake is geweest van misleidende reclame. Dexia beschikte volgens [eisers] niet over een vergunning als bedoeld in de Wet op het consumentenkrediet (WCK) met het gevolg dat de lease-overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. Daarnaast heeft Dexia in strijd gehandeld met het bepaalde in de Wte, de Bte en de Colportagewet. Als gevolg van het aangaan van de lease-overeenkomst is een melding gedaan bij het Bureau Krediet Registratie (BKR), zodat [eisers] er naar hun mening recht en belang bij hebben bij Dexia doorhaling te vorderen van die melding. Tot slot stellen [eisers] dat zij hebben gedwaald ten aanzien van de risico’s die de overeenkomst met zich meebracht.
3.3. Volgens [eisers] is Dexia aansprakelijk voor de door hen geleden schade. De
schade bestaat volgens [eisers] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst, althans uit de reeds door hen betaalde bedragen.
3.4. Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [eiser 2] zijn deze gebaseerd op
artikel 1:89 lid 5 BW.
3.5. Volgens [eisers] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de datum van betaling tot de dag der terugbetaling.
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eisers] en voert - kort gezegd – aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel
1:89 BW omdat – kort gezegd – artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [eiser 2] dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het recht om de lease-overeenkomst op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard. Daarbij beroept Dexia zich er op dat de vooruitbetaling van [eiser 1] ter zake van de lease-overeenkomst heeft plaats gevonden van een zogenoemde en/en rekening die ten name van beide eisers stond, zodat [eiser 2] in elk geval na ontvangst van het eerste dagafschrift op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomst. Daarnaast voert Dexia aan dat [eiser 2] heeft meegetekend voor de 2e hypotheek waarmee de vooruitbetaling werd gefinancierd zodat zij vanaf het begin op de hoogte moet zijn geweest van het bestaan van de lease-overeenkomst.
4.3. Voorts betwist Dexia dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen of dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. De NR is volgens Dexia niet van toepassing. Daarnaast is er geen sprake van schending van de Wck, de Wte en de Colportagewet. Dexia meent dat een verplichting tot bevoogding geen deel uit maakt van het Nederlandse recht. Mocht wel een verplichting tot bevoogding worden aangenomen dan betwist Dexia het causaal verband met de door [eisers] gestelde schade. Dexia doet voorts een beroep op artikel 6:101 BW met betrekking tot eigen schuld van [eiser 1]. Dexia voert aan dat zij niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming en dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens Dexia beschikte [eiser 1] bij het aangaan van de lease-overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist de schade en meent dat ook voordelen in de schadeberekening moeten worden betrokken. Dexia wijst er verder op dat zij verplicht was een melding bij het BKR te doen. Tot slot meent Dexia dat er geen reden is haar in de kosten van het geding te veroordelen.
4.4. Tenslotte betwist Dexia de (hoogte van de) schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de vorderingen
5.1 In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89
5.2. Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De
kantonrechter is derhalve bevoegd.
5.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden geven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiser 2] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
5.4. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar.
De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. De stelling van Dexia dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet, moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Dexia heeft daartoe tevens gewezen op de vooruitbetaling van het verschuldigde bedrag vanaf de en/en -bankrekening die op naam van beide echtgenoten stond zodat [eiser 2] volgens Dexia, in elk geval na ontvangst van het eerste dagafschrift, op de hoogte moet zijn geweest van het bestaan van de lease-overeenkomst. Daarnaast heeft Dexia erop gewezen dat [eiser 2] heeft meegetekend voor de 2e hypotheek waarmee de vooruitbetaling van de lease-overeenkomst werd gefinancierd.
5.5. Daartegenover hebben [eisers] (onweersproken) gesteld dat [eiser 1] zijn eigen bedrijf -een supermarkt- 10 jaar geleden vanwege financiële problemen heeft moeten sluiten. [eiser 1] deed altijd de financiën en [eiser 2] zorgde voor de kinderen en het huishouden. [eiser 1] heeft verder gesteld vanwege fysieke problemen arbeidsgehandicapt te zijn geraakt en dat hij daardoor problemen heeft ondervonden bij het vinden van (betaald) werk. Om de terugval in inkomsten te compenseren, wilde [eiser 1] de maandelijkse lasten verlichten door middel van het afsluiten/oversluiten van de hypotheek tegen een lagere rente. [eiser 1] heeft [eiser 2] slechts ingelicht over het feit dat zij een hypotheek tegen een lagere rente konden krijgen en dat zij daarvoor naar de notaris moesten. [eisers] hebben ter comparitie verklaard dat [eiser 1] [eiser 2] op dat moment er niet van op de hoogte heeft gesteld dat een deel van het bedrag waarvoor de hypotheek werd verstrekt naar Dexia werd overgemaakt in verband met de door [eiser 1] afgesloten lease-overeenkomst. Na het financiële debacle met de supermarkt, wilde [eiser 1] [eiser 2] buiten schot houden en haar niet meer belasten met financiële aangelegenheden. Post van Dexia heeft hij altijd voor haar weggehouden, hetgeen ook eenvoudig was, omdat dit uitsluitend de financiële overzichten betrof die Dexia eenmaal per jaar verstrekte. [eiser 1] heeft [eiser 2] pas in 2005, mede naar aanleiding van een voorlichtingsbijeenkomst over effectenlease in Nuth, ingelicht over de hele kwestie.
5.6. In dit licht heeft Dexia haar stelling dat [eiser 2] de overeenkomst na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft vernietigd, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd dient te worden en er geen aanleiding is Dexia ter zake tot bewijs toe te laten. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de rente weliswaar vanaf de en/en rekening is vooruitbetaald maar dat het in dit geval slechts om een eenmalige (vooruit)betaling ging. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat [eiser 2] de overeenkomst tijdig heeft vernietigd.
5.7. Dientengevolge dient de betaling van [eiser 1] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst, het bedrag van € 25.048,80, te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eiser 1] ter zake van die overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, een bedrag van € 3.013,23, zodat in totaal door Dexia aan [eisers] dient te worden voldaan een bedrag van € 22.035,57.
5.8. Ten aanzien van de restitutieverplichting heeft Dexia nog gesteld dat aan haar de betaalde rente toekomt nu zij de vorderingen tot betaling daarvan te goeder trouw bezat (artikel 6:206 juncto 3:120 BW). Daarnaast beroept Dexia zich op artikel 6:278 BW, stellende dat in de restitutieverplichtingen de gewijzigde waardeverhouding dient te worden verdisconteerd. In dit verband stelt Dexia dat de redelijkheid en billijkheid zich er tegen verzetten dat de koersdaling van de onderliggende effecten geheel voor haar rekening blijft. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Een beperking van de restitutieplicht op de aangevoerde gronden, wat daarvan verder ook zij, verdraagt zich niet met de gezinsbescherming die ten grondslag ligt aan een vernietiging op de voet van artikel 1:89 BW.
5.9. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 5.7. bedoelde saldo van de
door Dexia te restitueren betaling vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [eiser 2] in haar onder 1.8 bedoelde brieven genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 6 juli 2005 (14 dagen na 21 juni 2005).
BKR-registratie
5.10. Nu [eisers] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
5.11. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
5.12. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5.13. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
I. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomst van toepassing is en dat de lease-overeenkomst derhalve buitengerechtelijk vernietigd is;
II. veroordeelt Dexia aan [eisers] te voldoen een bedrag van € 22.035,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2005 tot aan de dag der voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eisers] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht
€
105,00
- voor het exploot van dagvaarding
€
84,87
- voor salaris van gemachtigde
€
1.000,00
In totaal:
€
1.189,87
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
IV. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eisers] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer hebben, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
V. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer en anders gevorderde;
Aldus gewezen door mr. A.H.E. van der Pol, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter