ECLI:NL:RBAMS:2007:BD4617

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
902723 EA VERZ 07-2962
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onheuse bejegening door rector

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 november 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Islamitisch Voortgezet Onderwijs Amsterdam en [verweerder]. De zaak betreft een leraar die in een brief aan de rector van de school, waarin hij zijn onvrede uitdrukt over het beleid en de prestaties van de school, de rector beschrijft als een 'kapitein die zijn eigen schip tot zinken heeft gebracht'. De rector had eerder een negatieve beoordeling gegeven over de prestaties van de leraar en eiste een verklaring over de slechte resultaten van de leerlingen. De leraar, die tevens voorzitter van de medezeggenschapsraad was, reageerde met scherpe kritiek op het beleid van de rector. Stichting IVO verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen, stellende dat de leraar de rector onterecht had bejegend en dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was. De kantonrechter oordeelde echter dat de uitlatingen van de leraar, hoewel ongepast, niet ernstig genoeg waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De rechter benadrukte dat de rector zelf ook een voorbarige conclusie had getrokken zonder een inhoudelijke reactie van de leraar af te wachten. De rechter wees het verzoek tot ontbinding af en bepaalde dat de proceskosten door beide partijen gedragen moesten worden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: 902723 EA VERZ 07-2962
Beschikking van: 13 november 2007
481
Beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
STICHTING ISLAMITISCH VOORTGEZET ONDERWIJS AMSTERDAM EN OMSTREKEN
gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen Stichting IVO
gemachtigde: mr. P.A.A. Lelijveld
t e g e n
[verweerder]
wonende te Amsterdam
verweerder
nader te noemen [verweerder]
gemachtigde: mr. G.A.M.C. Verschuren
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Stichting IVO heeft op 3 oktober 2007 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 5 november 2007. Stichting IVO is versche[re[rector], rector en [penningmeester], penningmeester van het bestuur van de stichting, bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. De feiten:
a. [verweerder], thans 28 jaar oud, is sedert 6 januari 2003 in dienst van Stichting IVO als leraar economie (voor 22 lesuren per week) en management en organisatie -M&O- (voor 4 lesuren per week). Het brutosalaris bedraagt € 2.517,36 per maand (bij een werkweek van 36 uur en 52 minuten) exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
b. naar aanleiding van bezoeken aan Stichting IVO in april 2006 heeft de Inspectie van het Onderwijs een negatief oordeel over de school geveld.
c. om de kwaliteit van de school te verhogen heeft Stichting IVO, tegen het advies van de Medezeggenschapsraad (MR), [rector] per 1 mei 2006 tot rector benoemd; daarvoor was [rector], met ingang van 1 januari 2005, conrector VMBO van de school.
d. [verweerder] is voorzitter van de MR.
e. bij brief van 22 juni 2007 heeft [rector] aan [verweerder] gevraagd uiterlijk 29 juni 2007 schriftelijk een verklaring te geven over de slechte prestaties van de leerlingen van 5 havo voor het vak M&O. Meer concreet ten aanzien van het navolgende:
- op één na alle leerlingen hebben een (kleine) voldoende voor het schoolexamen
- alle leerlingen hebben een onvoldoende (waaronder enen en tweeën) voor het centraal examen
- alle leerlingen scoren een onvoldoende als eindcijfer voor M&O; voor een vijftal leerlingen betekent dit dat zij zijn gezakt voor het examen.
f. De brief van [rector] van 17 juli 2007, in kopie verzonden aan het bestuur van Stichting IVO, vermeldt onder meer: “Tot op heden heb ik geen antwoord van u ontvangen. Ik leid daaruit af dat u geen afdoende antwoord op de gestelde vragen heeft.
Ik kan dan ook niet anders dan concluderen dat u met uw vak een wanprestatie geleverd heeft waar de leerlingen de dupe van zijn geworden.
U begrijpt dat dit voor mij aanleiding is uw functioneren nauwlettend in de gaten te houden. Bij een volgende wanordelijkheid, wanprestatie of geconstateerd gebrek aan inzet zullen rechtspositionele gevolgen niet kunnen uitblijven.
Graag bespreek ik uw functioneren voor het begin van het nieuwe schooljaar. Ik nodig u hiervoor uit op maandag 27 augustus om 8.30 uur.”
g. in een brief gedateerd 24 augustus 2007, per e-mail verzonden op 26 augustus, reageert [verweerder] op de onder e en f genoemde brieven (waarbij hij stelt dat hij de de onder e genoemde eerst als bijlage bij de onder f genoemde heeft ontvangen). Hij schrijft onder meer: “Gezien het bovenstaande kan ik niet anders concluderen dat u met uw beleid, met de school en met de leerlingen een wanprestatie heeft geleverd, waar de school en de leerlingen de dupe van zijn geworden. U heeft van de school een zinkend schip gemaakt, waardoor de onderwijsinspectie hard heeft moeten ingrijpen. Dat is ook de reden waarom de MR uw leidinggeven, beleid en wanordelijkheden nauwlettend in de gaten heeft gehouden en ook als zodanig heeft benoemd. Bovendien zijn er gevolgen aan verbonden, die u kennelijk niet zinnen. Ik zie deze brief van u daarom alleen maar als een mislukte wraakactie van een kapitein die zijn eigen schip tot zinken heeft gebracht en daar vervolgens de bemanning de schuld van geeft.
Indien uw analyse (wat een groot woord is voor uw kortzichtige kijk in deze kwestie) oprecht en eerlijk was, dan had u opgemerkt dat de klassen die ik meerdere jaren les heb gegeven wel degelijk goed hebben gescoord op hun eindexamen en dat hun resultaten voldoende waren. Het lijkt echter dat u zo verblind bent door uw wraakgevoelens dat u deze prestaties niet wilt zien en al helemaal niet wilt benoemen.”
g. op 27 augustus 2007 heeft Stichting IVO [verweerder] naar huis gestuurd, met het inleveren van de sleutels van de school; het geplande functioneringsgesprek is niet gehouden.
h. Bij brief van 26 september 2007 heeft Stichting IVO [verweerder] geschorst voor de duur van de procedure tot ontbinding van het dienstverband.
i. Tegen deze schorsing heeft [verweerder] beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep Islamitische Scholen. Deze commissie heeft nog geen uitspraak gedaan.
VERZOEK EN VERWEER
2. Stichting IVO verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, primair in de zin van een dringende reden, subsidiair in de zin van veranderingen in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen.
3. Daartoe stelt Stichting IVO - kort gezegd - dat de wijze waarop [verweerder] in de brief van 24 augustus 2007 (zie onder 1, g) de rector [rector] heeft bejegend een dringende reden oplevert, althans dat door die brief een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is. Hij heeft zijn aantijgingen niet binnenskamers gehouden, maar de brief in kopie gestuurd aan de voorzitter van het bestuur. [verweerder] accepteert de leiding en het gezag van de rector niet en vaart zijn eigen koers. De brief is, zowel naar inhoud als qua toon exemplarisch voor het gedrag van [verweerder].
4. Eerdere voorvallen waren dat hij niet aanwezig was bij een cursus taalgericht onderwijs in februari 2006, dat hij de directie publiekelijk negatief heeft bejegend bij de diploma-uitreiking in juni 2006, dat hij niet aanwezig was bij leerling-besprekingen in april 2007 en dat hij lessen heeft verzuimd op 4 juni 2007.
5. [verweerder] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door Stichting IVO bedoelde zin en verzet zich tegen de gevraagde ontbinding. [verweerder] verzoekt, voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden, om een vergoeding van € 42.776,- bruto, te vermeerderen met € 5000,- wegens aantasting in eer en goede naam, ten laste van Stichting IVO toe te kennen.
6. [verweerder] voert ter ondersteuning van zijn stellingen - kort gezegd - aan dat de door hem gebruikte toon en de gekozen bewoordingen in de brief van 24 augustus 2007 een passende reactie zijn op de toon en de bewoordingen in de brief van de rector van 17 juli 2007. Het gezegde “wie kaatst moet de bal verwachten” is hier van toepassing. Van de rector mag worden verwacht dat hij bestand is tegen de nodige kritiek. [verweerder] acht het aannemelijk dat de dikke huid die een rector moet hebben jegens [verweerder] (te) dun is geworden vanwege zijn voorzitterschap van de MR en het actieve optreden van de MR. Het is zeker niet zo dat [verweerder] zijn kritiek aan de grote klok heeft gehangen.
7. De overige zaken zijn er met de haren bijgesleept en niet ernstig te noemen. [verweerder] wist aanvankelijk niet dat de cursus taalgericht onderwijs een verplicht karakter had. Zodra hij dat wel wist heeft hij de volgende bijeenkomsten bijgewoond. Bij de diploma-uitreiking kan het zijn dat hij mensen heeft bedankt, maar hij had nimmer de bedoeling daarmee de directie te schofferen. De brief met de berisping over het niet bijwonen van leerling-besprekingen is verzonden naar een oud adres en kent [verweerder] daarom niet. Op 4 juni 2007 had [verweerder] verkeerd op het rooster gekeken; daardoor heeft hij de eerste twee lesuren verzuimd.
BEOORDELING
8. Kern van het geschil is of de brief van [verweerder] van 24 augustus 2007 naar toon en inhoud een onoorbare bejegening van de rector betekent, dusdanig ernstig dat deze een (dringende) reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst oplevert.
9. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat, onder de omstandigheden zoals die naar voren zijn gebracht, niet het geval. Daarbij is het volgende van belang.
10. De brief van [verweerder] is een reactie op de brieven van de rector van 22 juni en 17 juli 2007. In die laatste brief trekt de rector, zonder dat hij een inhoudelijke reactie van [verweerder] heeft ontvangen en zonder na te gaan of [verweerder] de eerdere brief had ontvangen, de conclusie dat [verweerder] ten aanzien van het vak M&O een wanprestatie had geleverd, waar de leerlingen de dupe van zijn geworden. Gelet op die -voorbarige- conclusie had Stichting IVO kunnen verwachten dat de reactie van [verweerder] een stevige zou zijn, in dezelfde trant als de brief van de rector en niet op alle punten even genuanceerd. In dit licht valt er begrip voor op te brengen dat [verweerder], nadat hij een inhoudelijke reactie had gegeven op de prestaties van de leerlingen, dezelfde woorden heeft gebruikt als die in de brief waarop hij reageert, zoals “wanprestatie”, “de dupe zijn geworden” en “in de gaten houden”. Eveneens valt, in subjectieve zin, te begrijpen dat [verweerder] een verband legt met zijn functie van voorzitter van de MR. Dat dit verband er daadwerkelijk is, is overigens in het geheel niet gebleken.
11. [verweerder] kan niet worden verweten dat hij de kwestie naar buiten heeft gebracht. Hij heeft enkel van zijn brief aan de rector een afschrift verstuurd aan de voorzitter van het bestuur van Stichting IVO. Dat was passend, nu de rector zijn brief van 17 juli 2007 ook in kopie aan het bestuur heeft gezonden.
12. In dit verband is eveneens van belang dat de slechte resultaten van de leerlingen voor het vak M&O en de oorzaken daarvan niet in een functioneringsgesprek aan de orde zijn geweest. Was dat het geval geweest dan had [verweerder] in dat gesprek inhoudelijk kunnen reageren en hadden er daarna door Stichting IVO conclusies kunnen worden getrokken.
13. Bij de door Stichting IVO gekozen wijze van communiceren mag van haar op dit punt een enigszins dikke huid worden verwacht. Stichting IVO hoeft zich daarbij niet te laten zeggen dat haar rector een kapitein is die zijn eigen schip tot zinken heeft gebracht. Met die kwalificatie is [verweerder] te ver gegaan. In het licht van de geschetste omstandigheden in dit echter onvoldoende ernstig om op die grond de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
14. Een disciplinaire maatregel zoals een berisping -de CAO voorziet daarin- had meer voor de hand gelegen.
15. De onder 4 en 7 genoemde voorvallen zijn, zowel op zich als in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende ernstig om te kunnen leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
16. Het verzoek van Stichting IVO zal worden afgewezen.
17. Er zijn termen om de kosten tussen partijen te compenseren.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst het verzoek af;
II. bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Aldus gegeven door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter