7. De overige zaken zijn er met de haren bijgesleept en niet ernstig te noemen. [verweerder] wist aanvankelijk niet dat de cursus taalgericht onderwijs een verplicht karakter had. Zodra hij dat wel wist heeft hij de volgende bijeenkomsten bijgewoond. Bij de diploma-uitreiking kan het zijn dat hij mensen heeft bedankt, maar hij had nimmer de bedoeling daarmee de directie te schofferen. De brief met de berisping over het niet bijwonen van leerling-besprekingen is verzonden naar een oud adres en kent [verweerder] daarom niet. Op 4 juni 2007 had [verweerder] verkeerd op het rooster gekeken; daardoor heeft hij de eerste twee lesuren verzuimd.
BEOORDELING
8. Kern van het geschil is of de brief van [verweerder] van 24 augustus 2007 naar toon en inhoud een onoorbare bejegening van de rector betekent, dusdanig ernstig dat deze een (dringende) reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst oplevert.
9. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat, onder de omstandigheden zoals die naar voren zijn gebracht, niet het geval. Daarbij is het volgende van belang.
10. De brief van [verweerder] is een reactie op de brieven van de rector van 22 juni en 17 juli 2007. In die laatste brief trekt de rector, zonder dat hij een inhoudelijke reactie van [verweerder] heeft ontvangen en zonder na te gaan of [verweerder] de eerdere brief had ontvangen, de conclusie dat [verweerder] ten aanzien van het vak M&O een wanprestatie had geleverd, waar de leerlingen de dupe van zijn geworden. Gelet op die -voorbarige- conclusie had Stichting IVO kunnen verwachten dat de reactie van [verweerder] een stevige zou zijn, in dezelfde trant als de brief van de rector en niet op alle punten even genuanceerd. In dit licht valt er begrip voor op te brengen dat [verweerder], nadat hij een inhoudelijke reactie had gegeven op de prestaties van de leerlingen, dezelfde woorden heeft gebruikt als die in de brief waarop hij reageert, zoals “wanprestatie”, “de dupe zijn geworden” en “in de gaten houden”. Eveneens valt, in subjectieve zin, te begrijpen dat [verweerder] een verband legt met zijn functie van voorzitter van de MR. Dat dit verband er daadwerkelijk is, is overigens in het geheel niet gebleken.
11. [verweerder] kan niet worden verweten dat hij de kwestie naar buiten heeft gebracht. Hij heeft enkel van zijn brief aan de rector een afschrift verstuurd aan de voorzitter van het bestuur van Stichting IVO. Dat was passend, nu de rector zijn brief van 17 juli 2007 ook in kopie aan het bestuur heeft gezonden.
12. In dit verband is eveneens van belang dat de slechte resultaten van de leerlingen voor het vak M&O en de oorzaken daarvan niet in een functioneringsgesprek aan de orde zijn geweest. Was dat het geval geweest dan had [verweerder] in dat gesprek inhoudelijk kunnen reageren en hadden er daarna door Stichting IVO conclusies kunnen worden getrokken.
13. Bij de door Stichting IVO gekozen wijze van communiceren mag van haar op dit punt een enigszins dikke huid worden verwacht. Stichting IVO hoeft zich daarbij niet te laten zeggen dat haar rector een kapitein is die zijn eigen schip tot zinken heeft gebracht. Met die kwalificatie is [verweerder] te ver gegaan. In het licht van de geschetste omstandigheden in dit echter onvoldoende ernstig om op die grond de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
14. Een disciplinaire maatregel zoals een berisping -de CAO voorziet daarin- had meer voor de hand gelegen.
15. De onder 4 en 7 genoemde voorvallen zijn, zowel op zich als in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende ernstig om te kunnen leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
16. Het verzoek van Stichting IVO zal worden afgewezen.
17. Er zijn termen om de kosten tussen partijen te compenseren.
BESLISSING