ECLI:NL:RBAMS:2007:BD1553

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-2585 WET
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring tenaamstelling voertuig en terugwerkende kracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW), gevestigd te Zoetermeer. Eiser verzocht om de tenaamstelling van zijn voertuig met het kenteken [kentekennummer] vervallen te verklaren met terugwerkende kracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beleid van verweerder om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan besluiten tot vervallenverklaring van de tenaamstelling van voertuigen, redelijk is. Dit beleid is gerechtvaardigd door de noodzaak van de zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid van de tenaamstelling van voertuigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 1999 op de hoogte was van de onjuiste tenaamstelling, maar geen eerder verzoek heeft ingediend om de tenaamstelling te laten vervallen. De rechtbank concludeert dat verweerder geen aanleiding had om van het beleid af te wijken en dat het bestreden besluit, waarbij het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond is verklaard, in stand kan blijven. Eiser's verzoek om terugwerkende kracht is afgewezen, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is gedaan in enkelvoudige kamer en is bekendgemaakt aan partijen.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 06/2585 WET
tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW), gevestigd te Zoetermeer,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 14 november 2005 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 24 oktober 2005, verzonden op 25 oktober 2005 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 10 mei 2007.
2. OVERWEGINGEN
Op 10 augustus 2005 heeft eiser, met behulp van het daartoe geëigende formulier, verzocht de tenaamstelling van het voertuig met het kenteken [kentekennummer] (hierna: het voertuig) vervallen te verklaren.
Bij primair besluit van 15 augustus 2005 heeft verweerder de tenaamstelling van het voertuig met ingang van 12 augustus 2005 vervallen verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser tijdig bezwaar gemaakt en aangevoerd dat, gelet op de geschiedenis van het voertuig, de tenaamstelling zou dienen te vervallen met ingang van 1999.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 40 van het Kentekenreglement, de zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid van de tenaamstelling van voertuigen in beginsel geen ruimte biedt voor een werking met terugwerkende kracht en dat er in het onderhavige geval geen aanleiding bestaat om van voornoemd beleid af te wijken.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd te voldoen aan zijn verzoek om de tenaamstelling van zijn voertuig met terugwerkende kracht vervallen te verklaren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 59 van de Wegenverkeerswet 1994 worden bij algemene maatregel van bestuur regels vastgesteld omtrent het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister.
Vorenbedoelde algemene maatregel van bestuur is het Kentekenreglement.
Ingevolge artikel 40, tweede lid, van het Kentekenreglement kan degene die naar zijn mening ten onrechte als tenaamgestelde in het register is vermeld, de Dienst Wegverkeer verzoeken de tenaamstelling te doen vervallen. De Dienst Wegverkeer gaat over tot het doen vervallen van de tenaamstelling indien hiervoor naar het oordeel van deze dienst voldoende gronden aanwezig zijn.
Voornoemde bepaling strekt ertoe te voorzien in uitzonderingssituaties waarin het niet mogelijk is een van de in artikel 40, eerste lid, van het Kentekenreglement vermelde procedures te volgen.
Van het door verweerder gevoerde beleid om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan met toepassing van artikel 40 van het Kentekenreglement genomen besluiten inhoudende de vervallenverklaring van de tenaamstelling van een voertuig, kan, in navolging van de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), onder meer de uitspraak van de ABRvS van 7 december 2005 (LJN: AU7614), niet worden geoordeeld dat dit niet redelijk is. De zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid van de tenaamstelling van voertuigen rechtvaardigen een dergelijk beleid. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in hetgeen eiser ter zake heeft aangevoerd geen aanleiding behoefde te zien om, in afwijking van dit beleid, de tenaamstelling van voornoemd voertuig met terugwerkende kracht vervallen te verklaren zoals door eiser is verzocht. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser reeds in 1999 bekend is geraakt met de onjuiste tenaamstelling, terwijl niet is gebleken dat hij in de periode sinds 1999 tot 10 augustus 2005 een eerder verzoek aan verweerder zou hebben gedaan. Het voortduren van de voertuig-verplichtingen is derhalve een rechtstreeks gevolg van het feit dat eiser heeft nagelaten op een eerder gelegen moment te verzoeken de tenaamstelling van het voertuig vervallen te verklaren. Gelet hierop slaagt hetgeen eiser heeft aangevoerd niet.
Gelet op het voorgaande kan het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank in rechte standhouden en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Voorts is geen grond aanwezig om te bepalen dat het griffierecht moet worden vergoed.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2007 door mr. P.H.A. Knol, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.M. Behrens, griffier,
en bekendgemaakt door toezending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: C