ECLI:NL:RBAMS:2007:BC1778

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
383746 / KG ZA 07-2146 AB/LW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor anoniem bloedonderzoek bij zwangere vrouwen in Amsterdam

In deze zaak heeft de stichting Rechtsbescherming Gezondheidszorg Allochtonen een kort geding aangespannen tegen de Gemeente Amsterdam. De Gemeente was voornemens om bloedmonsters, verzameld van zwangere vrouwen in Amsterdam tussen 1995 en 2007, anoniem te onderzoeken op verschillende infectieziekten. De stichting stelde dat de Gemeente voorafgaande aan dit onderzoek expliciete toestemming van de betrokken vrouwen moest verkrijgen, zoals vereist door de wet. De Gemeente voerde aan dat volgens artikel 7:467 van het Burgerlijk Wetboek geen expliciete toestemming nodig was voor het gebruik van anonieme bloedmonsters voor medisch onderzoek.

Tijdens de zitting op 4 december 2007 heeft de stichting haar vorderingen uiteengezet, waarbij zij eiste dat de Gemeente zou worden verboden om het onderzoek te starten zonder dat alle betrokken vrouwen tijdig op de hoogte waren gesteld en om schriftelijke toestemming was gevraagd. De Gemeente voerde verweer en stelde dat zij voldoende ruchtbaarheid had gegeven aan het onderzoek door middel van advertenties in lokale kranten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente niet onrechtmatig of onzorgvuldig had gehandeld. De rechter stelde vast dat de GGD Amsterdam aan haar verplichtingen had voldaan door de advertentie te plaatsen en dat de stichting niet had aangetoond dat de advertentie onvoldoende bereik had. De rechter wees de vorderingen van de stichting af en veroordeelde haar in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 20 december 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 383746 / KG ZA 07-2146 AB/LW
Vonnis in kort geding van 20 december 2007
in de zaak van
de stichting
STICHTING RECHTSBESCHERMING GEZONDHEIDSZORG ALLOCHTONEN,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 26 november 2007,
procureur mr. H. Loonstein,
tegen
het publiekrechtelijk lichaam
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.J.C. de Jong te Utrecht.
Partijen zullen hierna de stichting en de Gemeente Amsterdam worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 4 december 2007 heeft de stichting gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De Gemeente Amsterdam heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Op
5 december 2007 heeft de stichting zoals afgesproken ter zitting een dagvaarding van 12 augustus 1993 als productie nagezonden van een procedure waarin zij eiseres was.
2. De feiten
2.1. De stichting heeft onder meer als doel het verlenen van rechtskundige, medische, praktische en morele hulp aan allochtonen, onder welke hulp mede is begrepen het geven van juridische adviezen aan en het procederen ten behoeve van deze bevolkingsgroep, in het bijzonder van diegenen, die zich in een problematische sociale en/of medische situatie bevinden.
2.2. De GGD Amsterdam maakt deel uit van de Gemeente Amsterdam. De GGD is voornemens een onderzoek uit te voeren met bloed verzameld bij zwangere vrouwen in Amsterdam tussen 1995 en heden. Zij heeft door middel van een advertentie, gesteld in de Nederlandse taal, het publiek hiervan op de hoogte gesteld. De advertentie bevat, voor zover van belang, de volgende tekst:
“(…)
Bij zwangere Amsterdamse vrouwen wordt sinds 1987 rond de 12e week van de zwangerschap bloed afgenomen en getest op een aantal infectieziekten. Eerst werd alleen getest op hepatitis B, en later ook op HIV en syfilis. Wanneer blijkt dat de moeder besmet is, kan gezondheidsschade voor het kind middels vroegtijdige behandeling worden voorkomen.
Sinds 1995 zijn de bloedmonsters van zwangere Amsterdamse vrouwen verzameld en opgeslagen bij de GGD Amsterdam. Het bloed dat tussen 1995 en heden is verzameld wil de GGD anoniem testen op andere infectieziekten. Dit betekent dat de gegevens niet te herleiden zijn tot uw persoon en u hierover geen uitslag kunt krijgen.
Als u niet wilt dat uw bloed voor dit onderzoek wordt gebruikt kunt u tot uiterlijk 15 november 2007 nog schriftelijk bezwaar indienen. Uw bloedmonsters zullen dan vernietigd worden. (…)
Voor meer informatie over het wetenschappelijk onderzoek kunt u terecht op de website van de GGD (www.ggd.amsterdam.nl). Voor vragen kunt u telefonisch contact opnemen met [naam medewerker GGD] (…)”
2.3. De advertentie is één keer geplaatst in de kranten het Parool, Metro Amsterdam, Amsterdams Stadsblad en de Amsterdamse editie van De Telegraaf.
3. Het geschil
3.1. De stichting vordert samengevat - Gemeente Amsterdam te verbieden met het onderzoek aan te vangen of dit uit te voeren zonder dat tijdig:
I aan alle vrouwen van wie het bloed voor dit onderzoek gebruikt zal worden een schriftelijk bericht is gezonden omtrent de aard en inhoud van het onderzoek, met het verzoek om schriftelijke toestemming van de vrouw,
II advertenties in alle in Amsterdam verschijnende dagbladen worden geplaatst met informatie over de aard en inhoud van het onderzoek in de talen die de gemeente Amsterdam pleegt te gebruiken in publieke aankondigingen.
3.2. De stichting stelt hiertoe het volgende. Het voorgenomen onderzoek is in strijd met de geldende wet- en of regelgeving met betrekking tot het bereiken en verkrijgen van een zorgvuldig “informed consent” voor het (nader) gebruik van lichaamsmateriaal. De stichting wordt in haar belangen geschaad. De GGD heeft zich immers niet schriftelijk gewend tot de vrouwen van wie het te onderzoeken bloed afkomstig is met het verzoek om toestemming tot het gebruik van dat bloed. Daarnaast heeft de GGD alleen in de Nederlandse taal over het onderzoek geadverteerd en heeft zij ten onrechte nagelaten meertalige advertenties te plaatsen. Gelet op de samenstelling van de Amsterdamse bevolking is immers duidelijk dat een substantieel deel van de relevante groep allochtoon is en de Nederlandse taal in de advertentie onvoldoende begrijpt. Om die reden plaatst de Gemeente Amsterdam veel kennisgevingen die bestemd zijn voor het Amsterdamse publiek in meertalige advertenties. Verder bevat de advertentie onvoldoende informatie, nu hierin niet is vermeld op welke infectie het bloed zal worden getest.
3.3. De Gemeente Amsterdam voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Uit de nagezonden dagvaarding van 12 augustus 1993 en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat de stichting daadwerkelijk juridische activiteiten (heeft) verricht. Er is dan ook geen reden om de stichting vanwege het ontbreken van zulke activiteiten niet ontvankelijk te verklaren.
4.2. De GGD heeft vanaf 1995 tot en met september 2007 bloed verzameld van 12.000 zwangere vrouwen per jaar. Bij de afname van het bloed is niet aan die zwangere vrouwen gevraagd of zij bezwaar hadden tegen het gebruik van hun bloed voor onderzoek. Vervolgens is een advertentie over dit onderzoek in de Nederlandse taal in verschillende kranten (in de regio Amsterdam) geplaatst, waarin is opgenomen dat de desbetreffende vrouwen tegen gebruikmaking van hun bloed voor het onderzoek bezwaar kunnen maken. Het bloed van de vrouwen die daartegen bezwaar hebben gemaakt, zal niet worden gebruikt en hun bloedmonster zal worden vernietigd. Uiteindelijk zullen er naar willekeur 6.000 bloedmonsters voor het onderzoek uit de overgebleven bloedmonsters worden gehaald. Deze zullen worden voorzien van een nieuwe sticker, waarop alleen de geboortedatum en het geboorteland staan voormeld. Hierdoor worden de gegevens geanonimiseerd en zijn de bloedmonsters niet meer tot de persoon herleidbaar. Het is dan ook voldoende aannemelijk dat het een onderzoek betreft als bedoeld in artikel 7:467 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Ingevolge dat artikel kunnen van het lichaam afgescheiden anonieme stoffen en delen worden gebruikt voor medisch statistisch of ander medisch wetenschappelijk onderzoek voor zover de betrokken patiënt geen bezwaar heeft gemaakt tegen zodanig onderzoek. Hieruit volgt allereerst dat voor het onderzoek geen expliciete toestemming van de destijds zwangere vrouwen is vereist. Verder is kennisgeving van de onderzoeksresultaten achteraf aan de vrouwen onmogelijk door de anonimisering voor aanvang van het onderzoek. Het onder I gevorderde zal dan ook worden geweigerd.
4.3. Willen de betrokkenen de mogelijkheid hebben om bezwaar te kunnen maken als bedoeld in artikel 7:467 BW, dan zal aan het onderzoek tijdig voldoende ruchtbaarheid moeten zijn gegeven. Vast staat dat de GGD de advertentie, zoals is vermeld onder 2.2., één keer heeft geplaatst in het Parool, Metro Amsterdam, Amsterdams Stadsblad en de Amsterdamse editie van de Telegraaf. De stichting heeft ter zitting gesteld dat het bereik van die advertentie onvoldoende is, nu deze slechts is geplaatst in enkele kranten in Amsterdam en omgeving en niet in de rest van Nederland. Een groot deel van de destijds zwangere vrouwen kan zich inmiddels buiten Amsterdam en elders in Nederland hebben gevestigd.
Dat zou inderdaad het geval kunnen zijn en het zou zelfs goed mogelijk kunnen zijn dat een deel van de onderzochte vrouwen zich inmiddels elders in Europa of zelfs buiten Europa heeft gevestigd. Dat zijn echter slechts veronderstellingen. Van de GGD hoeft niet meer te worden verlangd dan dat zij zich inspant om het grootste deel van de onderzochte vrouwen via advertenties te bereiken. Aan die verplichting heeft zij met het plaatsen van de huidige advertenties voldaan.
4.4. Daarnaast heeft de stichting aangevoerd dat de advertentie onvoldoende informatie bevat, nu niet duidelijk is waarop het bloed getest zal worden. In de advertentie wordt echter vermeld dat het bloed op andere infectieziekten dan HIV, syfilis en hepatitis zal worden getest. Voor verdere informatie wordt verwezen naar de website van GGD. Er is dan ook voldoende informatie beschikbaar over het onderzoek.
4.5. Ten slotte vindt de stichting dat de GGD meertalige advertenties over het onderzoek in de kranten moet zetten dan wel een advertentie in verschillende talen in een huis aan huis blad, zodat allochtonen op die wijze kennis kunnen nemen van het onderzoek. Dat allochtonen op een dergelijke wijze ook daadwerkelijk kennis zullen nemen van het onderzoek is evenwel niet aangetoond. Als ze Nederlandse kranten lezen hoeft het immers niet in de eigen taal en als ze dat niet doen zullen ze ook een advertentie in de eigen taal niet onder ogen krijgen. Bovendien zullen altijd bepaalde groepen allochtonen worden uitgesloten als de advertentie in een paar vreemde talen wordt geplaatst.
4.6. Al met al kan wellicht worden gezegd dat de Gemeente Amsterdam ook anders had kunnen handelen, maar niet dat zij onrechtmatig of onzorgvuldig heeft gehandeld door het bij de thans geplaatste advertenties te laten. Het onder II gevorderde zal eveneens worden afgewezen.
4.7. De stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Amsterdam worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris advocaat 408,00
Totaal EUR 659,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt de stichting in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Amsterdam tot op heden begroot op EUR 659,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L.E. van der Weij, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2007.?