ECLI:NL:RBAMS:2007:BC0408
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure na intrekking van beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2007 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer AWB 06-4560 WWB. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Westerveld, had een beroepschrift ingediend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat op 3 augustus 2006 was genomen. Dit besluit betrof de afwijzing van een verzoek van eiser om met behoud van uitkering in het buitenland te verblijven. Eiser trok zijn beroep in op 21 maart 2007, omdat hij geen procesbelang meer had door het tijdsverloop. Hij verzocht de rechtbank om vergoeding van de proceskosten, omdat hij meende dat het verzoek om verblijf eerder had moeten worden behandeld.
De rechtbank overwoog dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank stelde vast dat de voorzieningenrechter in een eerdere uitspraak had overwogen dat het verzoek van eiser, indien het eerder was behandeld, waarschijnlijk was toegewezen. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser buiten zijn schuld om kosten had moeten maken voor de procedure.
De rechtbank oordeelde dat de proceskosten van eiser voor vergoeding in aanmerking komen en veroordeelde verweerder tot betaling van € 644,00 aan eiser, als kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank benadrukte dat het griffierecht ook vergoed dient te worden indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Vaandrager, rechter, in tegenwoordigheid van M.P. Osinga, griffier.