RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer DX 06-1501
Vonnis van 17 oktober 2007
F.no. 578
Vonnis van de kantonrechter
[Eiser 1]
[Eiser 2]
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
nader te noemen Eisers,
gemachtigde: mr. S.H. Boogaard,
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. F.M.A. Janssen.
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 15 augustus 2006, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 12 september 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam hebben eisers een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaren niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
-de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 8 augustus 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 14 september 2007. Door Dexia is ter comparitie een akte met productie in het geding gebracht. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door eisers per brief van 31 augustus 2007 een conclusie van antwoord in reconventie, een akte uitbreiding grondslag van eis en wijziging van eis en een overzicht van persoonlijke omstandigheden ingediend. Voorts zijn door eisers per faxbrief van 13 september 2007 aanvullende stukken ingediend.
Daarna is vonnis bepaald.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
2. Vordering Eisers in conventie
3. Standpunten Eisers
4. Standpunten Dexia
5. Vordering Dexia in (voorwaardelijke) reconventie
6. Verweer Eisers in (voorwaardelijke) reconventie
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie.
In conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
1.2. Op of omstreeks 6 april 2000 hebben Eisers een leaseovereenkomst ondertekend met de naam Allround Effect Vooruitbetaling waarop zij als lessee stonden vermeld, met als wederpartij Labouchere (leaseovereenkomst 1). Deze overeenkomst, die tot stand is gekomen via Spaar Select Venlo B.V. (Spaar Select), is aangegaan onder nummer 39781723 voor een periode van 240 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat eisers in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 21.276,22 een certificaat leasen en dat Eisers achtereenvolgens verschuldigd waren:
- de som van 60 maandtermijnen minus 20% korting, zijnde een bedrag van € 10.890,73;
- van de 61e tot en met de 240e maand: het totaal van 180 gelijke maandtermijnen van elk zegge: € 226,89.
De totale leasesom beliep € 54.453,60 waarin begrepen € 33.177,38 rente. Per 13 december 2005 is deze overeenkomst op verzoek van Eisers door Dexia beëindigd.
1.3. Eveneens op of omstreeks 6 april 2000 hebben eisers een tweede leaseovereenkomst ondertekend met de naam Allround Effect Vooruitbetaling waarop zij als lessee stonden vermeld, met als wederpartij Labouchere (leaseovereenkomst 2). Deze overeenkomst, die eveneens tot stand is gekomen via Spaar Select, is aangegaan onder nummer 39781725 voor een periode van 240 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat eisers in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 12.765,73 een certificaat leasen en dat eisers achtereenvolgens verschuldigd waren:
- de som van 60 maandtermijnen minus 20% korting: € 6.534,44;
- van de 61e tot en met de 240e maand: het totaal van 180 gelijke maandtermijnen van elk zegge: € 136,13.
De totale leasesom beliep € 32.672,16 waarin begrepen € 19.906,43 rente. Per 13 december 2005 is ook deze overeenkomst op verzoek van Eisers door Dexia beëindigd.
1.4. Ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten was [eiser 1] 42 jaar oud en was [eiser 2] 39 jaar oud. [Eiser 1] en [eiser 2] hebben respectievelijk de LTS en de huishoudschool afgerond. [Eiser 1] is van beroep allround tester en [eiser 2] is schoonmaakmedewerkster. Zij hadden voor 2000 geen relevante ervaring met beleggingen. In het jaar 2000 was er een gezamenlijk netto maandinkomen van € 1.674,99 en een vermogen bestaande uit gezamenlijk spaargeld van € 13.761,49.
1.5. Eisers hebben op 12 mei 2000 uit hoofde van leaseovereenkomst 1 aan Dexia betaald de onder 1.2. bedoelde vooruitbetaling van 60 maandtermijnen tot een totaalbedrag van € 10.890,73.
1.6. Eveneens op 12 mei 2000 hebben Eisers uit hoofde van leaseovereenkomst 2 aan Dexia betaald de onder 1.3. bedoelde vooruitbetaling van 60 maandtermijnen tot een totaalbedrag van € 6.534,44.
1.7. Bij brief van 19 januari 2004 zijn beide leaseovereenkomsten (de leaseovereenkomsten) zijdens Eisers op grond van dwaling vernietigd en bij brief van 30 augustus 2004 zijn de leaseovereenkomsten zijdens Eisers ontbonden, waarbij Dexia aansprakelijk is gesteld voor de door hen geleden schade.
1.8. Op 13 december 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld, volgens welke Eisers uit hoofde van leaseovereenkomst 1 nog verschuldigd was € 4.374,67, waarvan € 1.588,23 aan achterstallige termijnbetalingen en € 19.129,12 aan restant hoofdsom.
1.9. Dexia heeft op 13 december 2005 nog een eindafrekening opgemaakt, volgens welke Eisers uit hoofde van leaseovereenkomst 2 nog verschuldigd was € 2.668,77, waarvan € 952,91 aan achterstallige termijnbetalingen en € 11.477,47 aan restant hoofdsom.
1.10. Eisers hebben van Dexia uit hoofde van de leaseovereenkomsten geen dividend ontvangen. Voorts is niet gebleken dat Eisers in 2000 fiscaal voordeel hebben genoten.
2. Vordering Eisers in conventie
2.1 Eisers vorderen, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair: verklaart voor recht:
a. dat de leaseovereenkomsten nietig zijn, althans
b. dat de leaseovereenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans
c. dat de leaseovereenkomsten rechtsgeldig zijn ontbonden, althans
d. dat Dexia jegens Eisers toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de krachtens overeenkomst op Dexia jegens Eisers rustende verplichtingen (wanprestatie heeft gepleegd), althans
e. dat Dexia jegens Eisers een toerekenbare onrechtmatige daad heeft gepleegd, althans
f. dat Dexia jegens Eisers aansprakelijk is voor de geleden en te lijden schade ten gevolge van de door Dexia gepleegde wanprestatie en/of onrechtmatige daad, althans
g. dat Dexia jegens Eisers niet gehouden is de restschuld voortvloeiende uit de leaseovereenkomsten te betalen;
2. subsidiair:
de leaseovereenkomsten vernietigt dan wel ontbindt;
3. Dexia veroordeelt om aan Eisers binnen twee dagen na betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis te betalen:
a. alle door Eisers uit hoofde van de leaseovereenkomsten aan Dexia betaalde bedragen (inleg: € 10.890,73, plus € 6.534,44), in totaal een bedrag ad € 17.425,17, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
b. de wettelijke rente over alle bovenbedoelde bedragen met ingang van de datum van betaling door Eisers tot aan de dag van terugbetaling door Dexia;
c. de proceskosten van deze instantie en alle kosten op de ten uitvoerlegging vallende.
4. Dexia gebiedt om binnen twee dagen na betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis schriftelijk en onvoorwaardelijk aan de stichting Buro Kredietregistratie (BKR) te Tiel te berichten, dat de registratie van de leaseovereenkomsten blijvend moet worden verwijderd en/of gestaakt en/of gewijzigd ten gunste van Eisers, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,= per (gedeelte van een) dag dat Dexia in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,=.
3.1. Eisers stellen dat de leaseovereenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW.
3.2. Eisers leggen voorts aan hun vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat zij door toedoen van Dexia hebben gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast hebben Eisers zich erop beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hen genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan nietig zouden zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Eisers stellen tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select bij de totstandkoming van de leaseovereenkomsten.
3.3. Volgens Eisers is Dexia aansprakelijk voor de door hen geleden schade. De schade bestaat volgens Eisers uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten, althans uit alle reeds door hen betaalde bedragen.
3.4. Volgens Eisers is Dexia wettelijke rente verschuldigd over de door hen betaalde bedragen ingaande de datum van de onder 1.5. en 1.6. bedoelde betalingen, omdat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Dexia.
4.1. Dexia betwist de vordering van Eisers en voert - kort gezegd – aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
4.2. Voorts betwist Dexia dat de leaseovereenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikten Eisers bij het aangaan van de leaseovereenkomsten over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van Spaar Select. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen – voor zover van toepassing – van de door Eisers genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
4.3. Ten aanzien van de BKR registratie en de gevorderde dwangsom voert Dexia aan dat Eisers de vordering onvoldoende heeft onderbouwd en dat deze dient te worden afgewezen. Voorts voert zij aan dat zij niet in staat is de registratie in BKR door te halen en dat zij het BKR alleen kan verzoeken dit te doen.
4.4. Voorts betwist Dexia dat zij wettelijke rente is verschuldigd vanaf de datum van de voormelde betalingen. Dexia meent dat eerst wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment van verzuim.
5. Vordering Dexia in (voorwaardelijke) reconventie
5.1. In reconventie vordert Dexia Eisers te veroordelen tot betaling aan Dexia van € 7.043,33, zijnde het totaal van de resterende saldi van de door Dexia opgestelde eindafrekeningen, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat Eisers in verzuim zijn met de nakoming van hun verplichtingen uit de leaseovereenkomsten.
5.2. In voorwaardelijke reconventie, namelijk voor het geval de in conventie ingestelde vordering tot vernietiging of ontbinding van de leaseovereenkomsten (geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, vordert Dexia Eisers te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasede effecten en de waarde daarvan op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke vernietiging van de leaseovereenkomsten. Dexia doet hierbij een beroep op artikel 6:278 BW.
6. Verweer Eisers in (voorwaardelijke) reconventie
6.1. Onder verwijzing naar het debat in conventie voeren Eisers naar aanleiding van de ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat zij niet in verzuim zijn, nu de leaseovereenkomsten op goede gronden buitengerechtelijk zijn vernietigd, dan wel vernietigd dienen te worden. Voorts bestrijden zij in de voorwaardelijke reconventie dat artikel 6:278 BW van toepassing is.
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
7.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
- huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1.);
- strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3.);
- misleidende reclame (rov 8.4.);
- dwaling (rov 8.5.);
- aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7.);
- toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8.);
- nakoming zorgplicht (rov 8.9.);
- verdeling van het nadeel (rov 9.).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
7.2. Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
7.3. Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
Strijd met de WCK en andere wetten en regelingen
7.4. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de leaseovereenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de leaseovereenkomsten, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens Eisers wegens strijd met andere wetten en regelingen.
7.5. De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Eisers zich terecht op die regelingen zouden beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
7.6. Maatstaf bij de vraag of sprake is van misleidende reclame is – kort gezegd – hetgeen kon worden begrepen door een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96, NJ 2000, 374). Eisers hebben nagelaten aan te geven welke uitingen of mededelingen precies misleidend of onjuist zijn en waarom. Op dit punt is de vordering onvoldoende onderbouwd, zodat deze niet tot toewijzing van de vordering kan leiden. Dit laat onverlet dat Dexia in het kader van haar zorgplicht de verplichtingen had zoals hierna omschreven.
7.7.Uit de inhoud van de leaseovereenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease hadden Eisers kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hen gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De leaseovereenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van Eisers enige nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover Eisers onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken de overeenkomsten zijn aangegaan, kan die onjuiste voorstelling niet tot vernietiging van de overeenkomsten wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
7.8.Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
7.9.Eisers hebben Dexia verweten dat Dexia te hunner opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had Eisers op niet mis te verstane wijze op die risico’s moeten wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
7.10.Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan Eisers toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van Eisers die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van Eisers (bepalend voor de vraag of deze financiële risico’s wensten te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover Eisers beschikten (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst(en). Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van Eisers om de overeenkomsten aan te gaan.
7.11.Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.4. bij de feiten zijn vermeld, is voor Eisers categorie 2 van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 60% van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterend percentage voor rekening van Eisers komt.
7.12.In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend.
Nadeel leaseovereenkomst 1: ‘Allround Effect Vooruitbetaling’ met nummer 39781723
7.13.Het nadeel van deze leaseovereenkomst komt neer op een bedrag van € 10.890,73 te vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 19.422,79 en te verminderen met de opbrengst van het geleasete certificaat, zijnde € 13.090,02 en met een bedrag van (in dit geval) nihil wegens aan Eisers uitgekeerde dividenden. Het totale nadeel bedraagt derhalve € 17.223,50. Daarvan dient 40%, zijnde een bedrag van € 6.889,40 voor rekening van Eisers te blijven. Eisers hebben uit hoofde van deze leaseovereenkomst een bedrag van € 10.890,73 aan Dexia betaald. Dit betekent dat een bedrag van € 4.001,33 door Dexia nog aan Eisers dient te worden betaald.
Nadeel leaseovereenkomst 2: ‘Allround Effect Vooruitbetaling’ met nummer 39781725
7.14.Het nadeel van deze leaseovereenkomst komt neer op een bedrag van € 6.534,44 te vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 11.653,67 en te verminderen met de opbrengst van het geleasete certificaat, zijnde € 7.854,01 en met een bedrag van (in dit geval) nihil wegens aan Eisers uitgekeerde dividenden. Het totale nadeel bedraagt derhalve € 10.334,10. Daarvan dient 40%, zijnde een bedrag van € 4.133,64 voor rekening van Eisers te blijven. Eisers hebben uit hoofde van deze leaseovereenkomst een bedrag van € 6.534,44 aan Dexia betaald. Dit betekent dat een bedrag van € 2.400,80 door Dexia nog aan Eisers dient te worden betaald.
7.15.De twee leaseovereenkomsten gezamenlijk bezien, betekent dit dat Dexia een bedrag van € 6.402,13 aan Eisers dient te vergoeden.
7.16.Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de leaseovereenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin – en ook overigens – is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de wettelijke rente te worden uitgegaan van de datum waarop Eisers hun betalingen hebben verricht (zie in deze zin het gerechtshof te Amsterdam, 24 mei 2007, LJN BA 5684). Gelet op de onder 1.5. en 1.6. genoemde betaaldatum wordt de wettelijke rente derhalve vanaf 12 mei 2000 toegewezen.
7.17.De door Eisers gevorderde ontbinding van de leaseovereenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden aangeduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan de beslissing binnen het hiervoor weergegeven kader. Eisers hebben derhalve bij deze vordering geen belang.
7.18.Nu Eisers ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR registratie worden toegewezen. De in dit kader gevorderde dwangsom zal als na te melden worden toegewezen, nu deze slechts betrekking heeft op na te melden verplichting waaraan Dexia, zoals zij stelt, eenvoudig kan voldoen door een verzoek aan het BKR te richten. De dwangsom zal als na te melden worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
7.19. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in (voorwaardelijke) reconventie
7.20. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia (voorwaardelijk) ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
7.21. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
7.22. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
I. veroordeelt Dexia tot betaling aan Eisers van € 6.402,13, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van Eisers gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 196,00
- voor het exploot van dagvaarding € 84,87
- voor salaris van gemachtigde € 750,00
in totaal: € 1.030,87
één en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
III.veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat Eisers geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,= voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,=.
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde af.
VI. wijst de vordering af;
VII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van Eisers gevallen, tot op heden begroot op € 125,=.
Aldus gewezen door mr. A.H.E. van der Pol, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter