ECLI:NL:RBAMS:2007:BB8678

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/467279-07
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord op zoontje met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk en met voorbedachten rade doden van haar zoontje op 2 mei 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een periode van kalm beraad, haar zoontje met een kussen heeft verstikt. De verdachte had eerder die dag besloten om zowel haar eigen leven als dat van haar zoontje te beëindigen. Na de daad heeft zij geprobeerd zelfmoord te plegen door giftige bloemen te consumeren en zich in de zee te verdrinken. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar niet ontoerekeningsvatbaar. De deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte leed aan een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis en een aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken, wat haar gedragingen tijdens het delict beïnvloedde. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en heeft haar ter beschikking gesteld met de maatregel van dwangverpleging, waarbij de rechtbank de noodzaak van een langdurige en intensieve behandeling benadrukte. De rechtbank heeft ook de impact van de daad op de nabestaanden in overweging genomen, waarbij zij de onomkeerbare schade die aan de familie is toegebracht, onderstreepte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/467279-07
Datum uitspraak: 22 november 2007
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Amsterdam op [geboortedatum] 1966,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwersluis” te Nieuwersluis.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2007.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
zij op of omstreeks 02 mei 2007 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten
rade [slachtoffer] (haar, verdachtes, zoon geboren op [geboortedatum] 2002) van
het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] (met kracht) een kussen (van een
bankstel) gedurende 10 tot 15 minuten, althans geruime tijd, op/tegen het
gezicht gedrukt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op of omstreeks 02 mei 2007 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten
rade [slachtoffer], haar, verdachtes zoon, geboren op [geboortedatum] 2002, van
het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met kracht een kussen van een
bankstel gedurende 10 tot 15 minuten op het gezicht gedrukt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
3.2 Toelichting voorbedachte raad
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met opzet en na kalm beraad en rustig overleg haar zoontje [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. Nadat verdachte, zoals ze zelf heeft verklaard, in de middag van 1 mei 2007 had besloten een einde aan haar en [slachtoffer] leven te maken omdat ‘zij het niet meer zagen zitten’, heeft verdachte Lelietjes van Dalen geplukt en mee naar huis genomen, met de intentie zelfmoord te plegen door deze te consumeren. Diezelfde avond (de nacht van 1 op 2 mei) heeft ze een kussen van het bankstel gepakt en is ze naar het bed gelopen waar [slachtoffer] lag te slapen. Zij heeft vervolgens 10 tot 15 minuten het kussen op zijn gezicht gedrukt. [slachtoffer] heeft zich daarbij verzet en heeft geroepen dat zijn moeder van hem af moest gaan. In plaats van te stoppen is verdachte op hem gaan zitten om nog meer kracht te zetten. Daarna heeft zij de Lelietjes van Dalen gegeten omdat zij in de veronderstelling was dat deze giftig waren en ze zo zelf ook dood zou gaan. Toen ze vroeg in de ochtend wakker werd is ze naar Zandvoort gegaan en daar de zee ingelopen in de hoop dat ze zou verdrinken.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het telastegelegde verdachte wegens de gebrekkige ontwikkeling dan wel de ziekelijke stoornis van haar geestvermogens niet kan worden toegerekend en dat verdachte derhalve dient te worden ontslagen van rechtsvervolging. Het feit dat de deskundigen verdachte verminderd toerekeningsvatbaar in plaats van ontoerekeningsvatbaar hebben verklaard, staat aan een ontslag van rechtsvervolging volgens de raadsvrouw niet in de weg.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Mevrouw [naam psycholoog], psycholoog, en de heer [naam psychiater], psychiater, hebben in de triplerapportage van 8 augustus 2007 (p. 51) geconcludeerd dat verdachte de wederrechtelijkheid van het telastegelegde heeft kunnen inzien. Zij beschouwen verdachte (slechts) als verminderd toerekeningsvatbaar voor het telastegelegde feit.
Zoals onder punt 7.2 nader uiteengezet, neemt de rechtbank de genoemde conclusie van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Naar het oordeel van de rechtbank houdt deze conclusie niet in dat de strafbaarheid van verdachte is uitgesloten. Het telastegelegde valt de verdachte immers in strafrechtelijke zin toe te rekenen, zij het in verminderde mate.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, en dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld met dwangverpleging.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
7.1 Straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft haar zoontje [slachtoffer] op een verschrikkelijke manier van het leven beroofd door 10 tot 15 minuten een kussen op zijn gezicht te drukken. [slachtoffer] heeft zich daarbij verzet en heeft geroepen dat zijn moeder van hem af moest gaan. In plaats van te stoppen is verdachte op hem gaan zitten om nog meer kracht te zetten.
De rechtbank is van oordeel dat hoe moeilijk verdachte het ook had, verdachte niet het recht had voor haar zoontje te beslissen dat verder leven voor hem niet langer zinvol was. Verdachte heeft met haar handelen de vader van [slachtoffer], haar dochter, de rest van de familie en alle andere bekenden die om [slachtoffer] gaven, de mogelijkheid om [slachtoffer] te zien opgroeien, ontnomen. Verdachte heeft hen met haar daad onnoemelijk veel verdriet bezorgd. Zij zullen [slachtoffer] voor altijd moeten missen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank tevens rekening met de conclusie van verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals uit de triplerapportage d.d. 8 augustus 2007, opgemaakt door mevrouw [naam psycholoog], psycholoog, en de heer [naam psychiater], psychiater, naar voren komt. Deze rapportage wordt hieronder onder 7.2 besproken. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens een uittreksel Justitieel Documentatieregister niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
7.2 Terbeschikkingstelling
De rechtbank heeft acht geslagen op de ten aanzien van verdachte uitgebrachte triplerapportage van 8 augustus 2007 van mevrouw [naam psycholoog], psycholoog, en de heer [naam psychiater], psychiater.
De deskundigen beschrijven dat verdachte een problematische jeugd heeft had. Haar moeder overleed toen zij vier jaar was. Haar vader hertrouwde enige tijd later met een vrouw die het zelfvertrouwen van verdachte continu naar beneden zou hebben gehaald.
Beide deskundigen zijn van oordeel dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis, die zich onder andere manifesteert in de vorm van heftige stemmingswisselingen, suicidaliteit, impulsiviteit, grote gevoeligheid voor verlating, neiging te idealiseren en te depreciëren. Ten tijde van het plegen van het telastegelegde was er naast bovengenoemde persoonlijkheidsstoornis volgens beide deskundigen tevens sprake van een aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken als reactie op een aantal voor verdachte traumatische gebeurtenissen zoals het uit huis plaatsen van haar dochter en de (dreigende) breuk met haar laatste partner, wat voor verdachte de zoveelste verlating betekende in haar leven.
De borderline persoonlijkheidsstoornis en de aanpassingsstoornis beïnvloedde de gedragskeuzen c.q gedragingen van verdachte tijdens het plegen van het telastegelegde. De deskundigen verklaren dat verdachte vanuit haar borderline persoonlijkheidsstoornis voortdurend neigde te vervloeien met de ander, wat zowel gold voor de opeenvolgende partners met wie zij contact had, maar ook voor haar kinderen en in het bijzonder voor haar zoontje. Door de aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken was verdachte daarnaast geneigd om haar sombere stemming op haar zoontje te projecteren, waardoor zij – veel meer en anders dan door de directe omgeving werd waargenomen – van mening was dat haar zoontje moe en uitgeput was en geen plezier in zijn leven had. Verdachte kan naar het oordeel van de deskundigen ten tijde van het plegen van het telastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De deskundigen achten voorts recidivegevaar aanwezig. Verdachte zou opnieuw, vanuit een gevoel verlaten en afgewezen te worden, depressieve gevoelens kunnen ontwikkelen en onder invloed van haar borderline persoonlijkheidsstoornis wederom kunnen vervloeien met een voor haar belangrijke ander. In de visie van de deskundigen bestaat slechts een risico voor (jonge) kinderen. Dit risico voor kinderen zal primair bestaan voor haar eigen kinderen, maar zou zich ook kunnen manifesteren voor kinderen van een partner in haar leven, in het geval verdachte intensief bij hun opvoeding betrokken raakt. Waar het risico voor eigen kinderen door verdachte kan worden ondervangen door sterilisatie, valt het risico voor (jonge) kinderen van een partner veel minder eenvoudig in te perken, waardoor de deskundigen een behandeling wenselijk en noodzakelijk achten ter inperking van het recidiverisico.
De deskundigen geven aan dat de behandeling van een borderline persoonlijkheidsstoornis een langdurig en intensief traject vergt, welke in het geval van verdachte het beste kan plaatsvinden in een intramurale setting. Behandeling van de stoornis van verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf, biedt volgens de deskundigen onvoldoende zekerheid dat verdachte zich gedurende een lange intensieve tijd zal laten behandelen, omdat de kans op afhaken reëel is en het gevaar van herhaling vanuit de stoornis te groot is. Behandeling in het kader van terbeschikkingstelling biedt naar het oordeel van de deskundigen de beste garantie op een adequate en langdurige behandeling van de persoonlijkheidsstoornis van verdachte. De deskundigen adviseren in hun rapport om aan verdachte een terbeschikkingstelling met voorwaarden in de Forensische Psychiatrische Kliniek te Assen op te leggen. De deskundigen achten de FPK te Assen, gelet op de ervaring en deskundigheid van deze kliniek, het best in staat om de gewenste langdurige en intensieve behandeling vorm te geven. Mocht de strafmaat zulks echter niet toelaten of mocht de FPK te Assen verdachte’s problematiek te zwaar inschatten om binnen een termijn van vier jaar naar behoren behandeld te kunnen worden, dan adviseren beide deskundigen een terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank heeft tevens bij haar oordeel betrokken het maatregelrapport en het adviesrapport van de Reclassering Nederland van respectievelijk 25 oktober 2007 en 5 november 2007, beiden opgemaakt door de heer [naam medewerker reclassering]. In het maatregelrapport van 25 oktober 2007 geeft de reclassering aan dat zij de bevindingen van de voornoemde deskundigen overnemen. De reclassering zal de verantwoordelijkheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden op zich nemen indien verdachte behandeld kan worden in de FPK te Assen. Mocht dit niet mogelijk blijken, dan adviseert de reclassering, conform het advies van de deskundigen, de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De reclassering geeft aan dat zij verdachte via het centrale aanmeldingspunt heeft aangemeld voor een intakegesprek bij de FPK te Assen.
In het adviesrapport van 5 november 2007 informeert de reclassering de rechtbank over de uitslag van het intakegesprek. De FPK te Assen blijkt geen mogelijkheden te zien verdachte in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te behandelen. Daarvoor heeft zij twee redenen. Ten eerste acht de FPK te Assen de maximale duur van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te kort voor de behandeling van verdachte. Ten tweede kan verdachte naar het oordeel van de FPK te Assen beter op een vrouwenafdeling worden behandeld. Naar aanleiding van deze bevindingen, adviseert de reclassering de rechtbank om in de lijn van het advies van beide deskundigen aan verdachte een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank heeft in haar oordeel verder acht geslagen op de op de terechtzitting van 8 november 2007 afgelegde verklaringen van de navolgende getuigen-deskundigen: mevrouw [naam psycholoog], de heer [naam psychiater] en de heer [naam medewerker reclassering], allen hiervoor reeds genoemd als deskundige c.q rapporteur. De getuigen-deskundigen hebben op de terechtzitting een korte toelichting gegeven op hun eerdere rapportages en hebben ten aanzien van een eventueel op te leggen straf of maatregel onder meer verklaard dat zij blijven bij hun eerder in de rapportages gegeven oordeel en advies.
De rechtbank neemt de conclusies van mevrouw [naam psycholoog] en de heer [naam psychiater] ten aanzien van de noodzaak van een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling van verdachte over en maakt deze tot de hare.
Nu de noodzakelijkheid van een behandeling van verdachte is komen vast te staan en deze noodzaak ook door verdachte wordt onderkend en gelet op de omstandigheid dat een terbeschikkingstelling onder voorwaarden na onderzoek door de reclassering onmogelijk is gebleken, resteert naar het oordeel van de rechtbank enkel de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Daarbij acht de rechtbank iedere andere vorm van behandeling, gelet op de conclusies van de deskundigen, onvoldoende om tegemoet te komen aan de ernst van de problematiek van verdachte en de duur die een adequate behandeling vereist met het oog op het verminderen van het recidivegevaar.
Mede aangezien het bewezen geachte een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist, dient verdachte dan ook ter beschikking gesteld te worden en van overheidswege te worden verpleegd.
De maatregel wordt opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, gelet op het bewezen geachte en het strafbare feit dat het bewezen geachte oplevert.
De rechtbank acht een zo spoedig mogelijke behandeling van verdachte aangewezen. Zij adviseert dan ook op de voet van het bepaalde in artikel 37b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, onmiddellijk na het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis met de verpleging aan te vangen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Moord
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking gesteld zal worden en beveelt dat zij van overheidswege verpleegd zal worden. Adviseert met de behandeling onmiddellijk na het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis aan te vangen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J. Edgar en S. Ju, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Oude Hengel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2007.