RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 816676 DX EXPL 06-3037
Vonnis van: 17 oktober 2007
F.no.: 585
Vonnis van de kantonrechter
[eiseres], voor zich en als moeder gezaghebbende over haar kinderen, met name [kind 1] en [kind 2]
wonende te [woonplaats]
eisers in conventie
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie
nader te noemen [eiseres] en gezamenlijk [eisers]
gemachtigde: mr. H.K. Jap a Joe
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde: dw. P. Swier
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 3 maart 2005, met producties,
- de conclusie van antwoord – met eis in (voorwaardelijke) reconventie – van Dexia, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 5 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiseres] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijke Wetboek (BW), waarin zij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Bij tussenvonnis van 30 mei 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 4 september 2007. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door Dexia per brief van 3 september 2007 aanvullende stukken ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
2. Vorderingen [eisers] in conventie
3. Standpunten [eisers]
4. Standpunten Dexia
5. Vorderingen Dexia in (voorwaardelijke) reconventie
6. Verweer [eisers] in (voorwaardelijke) reconventie
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie.
1. Feiten
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. Op of omstreeks 23 maart 2001 heeft [eiseres] een effectenlease-overeenkomst ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam Triple Effect Maandbetaling en is aangegaan onder nummer 51789004, hierna lease-overeenkomst I. De overeengekomen totale lease-som bedraagt € 9.271,08 waarvan € 1.607,76 aan rente. Deze rente is door [eiseres] (deels) voldaan in maandelijkse termijnen van € 44,66. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 7.663,32. De looptijd van deze lease-overeenkomst was 36 maanden. Van de hoofdsom diende bedrag € 45,38 op of omstreeks de 35e maand te worden voldaan en het restant (€ 7.617,94) zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
1.3. Op of omstreeks 23 maart 2001 heeft [eiseres] een effectenlease-overeenkomst ondertekend waarop [eiseres] en [kind 1] (achternaam van de vader) als lessee stonden vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam Capital Effect Maandbetaling 20 jaar en is aangegaan onder nummer 22401601, hierna lease-overeenkomst II. De overeengekomen totale lease-som bedraagt € 10.776,00 waarvan € 6.565,60 aan rente. Deze rente is door [eiseres] (deels) voldaan in maandelijkse termijnen van € 44,90. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 4.210,40. De looptijd van deze lease-overeenkomst was 240 maanden.
1.4. Op of omstreeks 23 maart 2001 heeft [eiseres] een effectenlease-overeenkomst ondertekend waarop [eiseres] en [kind 2] als lessee stonden vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam Capital Effect Maandbetaling 20 jaar en is aangegaan onder nummer 22401603, hierna lease-overeenkomst III. De overeengekomen totale lease-som bedraagt € 10.776,00 waarvan € 6.565,60 aan rente. Deze rente is door [eiseres] (deels) voldaan in maandelijkse termijnen van € 44,90. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 4.210,40. De looptijd van deze lease-overeenkomst was 240 maanden.
1.5. Ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten I, II en III was [eiseres] 39 jaar oud en haar kinderen, [kind 2] en [kind 1], waren respectievelijk 6 en 13 jaar oud. [eiseres] was werkzaam als serveerster. Het opleidingsniveau van [eiseres] is HAVO welke zij heeft gevolgd in Egypte. Het netto inkomen van [eiseres] lag op bijstandsniveau.
1.6. [eiseres] heeft aan Dexia betaald:
- lease-overeenkomst I aan maandelijkse termijnen een totaalbedrag van € 1.561,00;
- lease-overeenkomst II aan maandelijkse termijnen een totaalbedrag van € 1.706,20;
- lease-overeenkomst III aan maandelijkse termijnen een totaalbedrag van € 1.706,20.
1.7. Op 22 maart 2004 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiseres] uit hoofde van de lease-overeenkomst I nog verschuldigd was € 4.001,69 waarvan € 90,04 aan achterstallige termijnbetalingen en € 7.617,94 aan restant hoofdsom.
Op 11 juli 2006 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiseres] uit hoofde van de lease-overeenkomst II nog verschuldigd was € 2.176,29 waarvan € 2.184,30 aan achterstallige termijnbetalingen, € 110,00 aan beëindigingkosten en € 3.207,18 aan contant gemaakte restant hoofdsom.
Op 4 januari 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiseres] uit hoofde van de lease-overeenkomst III nog verschuldigd was € 2.493,08 waarvan € 2.168,25 aan achterstallige termijnbetalingen, € 110,00 aan beëindigingkosten en € 2.968,75 aan contant gemaakte restant hoofdsom.
1.8. [eiseres] heeft uit hoofde van de lease-overeenkomsten van Dexia aan dividenden ontvangen:
- lease-overeenkomst I: geen dividend ontvangen / verrekend
- lease-overeenkomst II: € 213,10 uitgekeerd en € 332,03 verrekend
- lease-overeenkomst III: € 226,56 uitgekeerd en € 158,00 verrekend
2. Vorderingen [eisers] in conventie
[eisers] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet dit toelaat:
1 voor recht te verklaren dat de overeenkomsten nietig zijn subsidiair dat de overeenkomsten zijn ontbonden op grond van de Colportagewet;
2 voor recht te verklaren dat de voormelde overeenkomsten 22401601 en 22401603 buitengerechtelijk zijn vernietigd;
3 de overeenkomsten op grond van dwaling te vernietigen subsidiair te ontbinden wegens wanprestatie;
4 Dexia te veroordelen om aan eisers te voldoen de somma van € 5019,16 met de wettelijke interessen over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der voldoening;
5 Dexia te veroordelen in de kosten van het geding.
3.1. Volgens [eisers] dienen de lease-overeenkomsten te worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op afbetaling. Lease-overeenkomsten I en II zijn vernietigbaar omdat die voor rekening van haar twee minderjarigen kinderen zijn aangegaan en daarvoor ingevolge artikel 1: 352 jo. artikel 345 lid 1 sub e de machtiging van de kantonrechter is vereist welke ontbreekt. (Onder meer) om die reden heeft de gemachtigde bij brief van 22 december 2004 de vernietigbaarheid van deze lease-overeenkomsten ingeroepen.
3.2. [eisers] leggen voorts aan hun vorderingen ten grondslag dat zij door toedoen van Dexia hebben gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en). Daarnaast hebben [eisers] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door haar genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de lease-overeenkomsten als gevolg daarvan nietig zouden zijn. [eisers] stellen tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van een mevrouw genaamd “[naam]” van [kantoor A.] te Utrecht die bij de totstandkoming van de lease-overeenkomsten als tussenpersoon heeft gehandeld.
3.3. Volgens [eisers] is Dexia aansprakelijk voor de door hen geleden schade. De schade bestaat volgens [eisers] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten althans uit de reeds door hen betaalde bedragen.
3.4. Volgens [eisers] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening.
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eisers] en voert - kort gezegd – aan dat de lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop. Verder heeft Dexia erop gewezen dat de lease-overeenkomsten II en III per 22 november 2005 op de naam van uitsluitend [eiseres] zijn gezet.
4.2. Dexia betwist dat de lease-overeenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, althans dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. Volgens Dexia beschikte [eisers] bij het aangaan van de overeenkomsten over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen – voor zover van toepassing – van de door [eisers] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen.
4.3. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Vorderingen Dexia in (voorwaardelijke) reconventie
5.1. In onvoorwaardelijke reconventie vordert Dexia [eisers]. te veroordelen tot betaling van € 4001,69 onder overeenkomst I, te vermeerderen met de contractuele rente ad 0,96%, althans de wettelijke rente en een bedrag van € 3955,77, te vermeerderen met de contractuele rente ad 0,9583 %, althans de wettelijke rente en veroordeling tot betaling van de uit hoofde van overeenkomst II reeds verschuldigde betalingen en verklaring voor recht dat [eiseres] de overige uit hoofde van overeenkomst II op haar rustende verplichtingen dient na te komen.
5.2. In voorwaardelijke reconventie, namelijk voor het geval de in conventie ingestelde vordering tot vernietiging of ontbinding van de lease-overeenkomsten (geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, vordert Dexia [eisers] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasete effecten en de waarde daarvan op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke vernietiging van de lease-overeenkomsten. Dexia doet hierbij een beroep op artikel 6:278 BW.
6. Verweer [eisers] in (voorwaardelijke) reconventie
6.1. Onder verwijzing naar het debat in conventie voeren [eisers] naar aanleiding van de (voorwaardelijk) ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat het door [eisers] in conventie gestelde tevens heeft te gelden als verweer in reconventie.
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914 (hierna: het vonnis van 27 april), zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
dwaling (rov 8.5);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
7.1 Huurkoop; bevoegdheid
7.1.1 Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
7.2 Strijd met Colportagewet
7.2.1. De toepasselijkheid van de Colportagewet kan in het midden blijven. Ook indien [eisers]. zich terecht op die regelingen zouden beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
7.3.1 Uit de inhoud van de lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease hadden [eisers] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hen gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [eisers] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [eisers] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken overeenkomsten zijn aangegaan, kan die onjuiste voorstelling niet tot vernietiging van de overeenkomsten wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet.
7.4 Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
7.4.1 Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het hierop betrekking hebbende verweer van Dexia wordt derhalve verworpen.
7.5 Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
7.5.1 Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
7.6 Vernietigbaarheid in verband met minderjarigheid
7.6.1. [eisers] hebben niet betwist de stelling van Dexia dat de lease-overeenkomsten II en III op eigen verzoek van [eiseres] per 22 november 2005 uitsluitend op haar naam zijn gezet. Gelet hierop vloeien voor [kind 1] en [kind 2] geen verplichtingen uit deze lease-overeenkomsten meer voort. Er bestaat derhalve geen belang meer bij een beoordeling van het onder twee gevorderde.
7.7.1 [eisers] hebben Dexia verweten dat Dexia te hare opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van de onderhavige producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had [eisers] op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor het als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
7.7.2. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eisers] toe te rekenen omstandigheden tot diens nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eisers] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eisers] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wensten te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [eisers] beschikten (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [eisers] om de overeenkomsten aan te gaan.
7.7.3. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.5 bij de feiten zijn vermeld, is voor [eisers] categorie 1 van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 80 % van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterend percentage voor rekening van [eisers] komt.
7.7.4. In het voetspoor van bovengenoemd vonnis van deze rechtbank, gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu -bijzondere omstandigheden daargelaten- een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend.
7.7.5. Voor lease-overeenkomst I kan het nadeel reeds worden berekend nu de looptijd van deze overeenkomst 36 maanden is. Het totale nadeel uit overeenkomst I bedraagt € 5.519,41. Hiervan dient, gelet het in 7.7.3. genoemde percentage, een bedrag van € 1.103,88 voor rekening van [eiseres] te blijven.
7.7.6. Door [eiseres] is in het kader van de lease-overeenkomst I een bedrag van € 1.561,00 betaald. Hierop dient in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [eiseres] dient te blijven van € 1.103,88, zodat Dexia per saldo aan [eiseres] dient te voldoen € 457,12 voor overeenkomst I.
7.7.7. Om het nadeel bij een fictieve looptijd van 60 maanden van de overeenkomsten II en III te kunnen berekenen, dient de kantonrechter in het bezit te komen van aanvullende gegevens. Deze gegevens betreffen de betaalde leasetermijnen, ontvangen en/of verrekend dividend, de restant hoofdsom en de verkoopwaarde van de effecten bij 60 maanden. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om (zover mogelijk) de gevraagde gegevens alsnog bij akte in het geding te brengen, waarna partijen bij antwoordakte op elkaars gegevens mogen reageren.
7.8.1. De door [eisers] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [eisers] hebben derhalve bij deze vordering geen belang.
7.9. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
I. Bepaalt dat de zaak weer zal dienen ter rolzitting van 31 oktober 2007 voor het nemen van een akte aan de zijde van beide partijen voor het overleggen van gegevens als hierboven onder 7.7.7 bedoeld;
II. Bepaalt dat de zaak daarna weer zal dienen ter rolzitting van 14 november 2007 voor het nemen van een antwoordakte aan de zijde van beide partijen;
III. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. A.H.E. van der Pol kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter