ECLI:NL:RBAMS:2007:BB8611

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
816659 DX EXPL 06-3020
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenlease en zorgplicht van Dexia

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen Dexia Bank Nederland N.V. inzake een lease-overeenkomst die zij in 2001 zijn aangegaan. De eisers stellen dat de overeenkomst nietig is, omdat [eiser 2] geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor de overeenkomst, zoals vereist onder artikel 1:88 BW. Daarnaast wordt er een beroep gedaan op dwaling en wanprestatie door Dexia. De rechtbank heeft vastgesteld dat Dexia de rechtsopvolgster is van Bank Labouchere N.V. en dat de lease-overeenkomst als huurkoop moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat Dexia tekort is geschoten in haar zorgplicht en dat de lease-overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen zonder de vereiste toestemming van [eiser 2]. De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot betaling van € 1.718,75 aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de vordering in reconventie van Dexia afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van Dexia gesteld. Dit vonnis benadrukt de zorgplicht van financiële instellingen bij het aangaan van lease-overeenkomsten en de noodzaak van schriftelijke toestemming van partners in dergelijke overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 816659 DX EXPL 06-3020
Vonnis van: 7 november 2007
F.no.: 585
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
1. [eiser 1]
nader te noemen [eiser 1]
2. [eiser 2]
nader te noemen [eiser 2], gezamenlijk [eisers].
beiden wonende te [woonplaats]
eisers in conventie,
verweerders in reconventie
gemachtigde: mr. H.K. Jap-A-Joe,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 17 februari 2005, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 6 december 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiser 1] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van antwoord van Dexia - met eis in reconventie- met producties.
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 11 september 2007. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eisers]. per brief van 27 augustus 2007 en door Dexia per brieven van 4 en 9 september 2007 aanvullende stukken ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
Indeling van het vonnis
1. Feiten
2. Vorderingen [eisers]. in conventie
3. Standpunten [eisers].
4. Standpunten Dexia
5. Vorderingen Dexia in reconventie
6. Verweer in reconventie
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie.
1. Feiten
in conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. [eiser 2] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [eiser 1].
1.3. Op of omstreeks 7 februari 2001 heeft [eiser 1] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Triple Effect Maandbetaling waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer [nummer] De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser 1] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 15.638,79 aandelen leaset en dat [eiser 1] 36 maandelijkse termijnen van telkens € 91,15 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 18.920,19 waarin begrepen € 3.281,40 rente. Door het verstrijken van de looptijd is deze overeenkomst geëindigd.
1.4. Ten tijde van het afsluiten van de lease-overeenkomst was [eiser 1] 41 en [eiser2] 25 jaar oud. [eiser 1] was werkzaam als productiemedewerker en [eiser 2] als huisvrouw en schoonmaakster. Het opleidingsniveau van [eiser 1] en [eiser 2] was lagere school (Koranschool) in Marokko Het netto gezinsinkomen bedroeg destijds ongeveer € 1.180,00 netto p/m= € 14.160,00 netto per jaar. Ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst bezat [eisers]. geen eigen vermogen. [eiser 1] had geen ervaring met beleggen.
1.5. Op 6 februari 2004 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiser 1] nog verschuldigd was € 8.417,26 waarvan € 91,15 aan achterstallige termijnbetalingen en € 15.638,79 aan restant hoofdsom.
1.6. [eiser 1] heeft uit hoofde van de lease-overeenkomst van Dexia geen dividenden ontvangen.
1.7. [eiser 2] heeft aan [eiser 1] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
1.8. Bij brief van 22 december 2004 van haar gemachtigde heeft [eiser2] met een beroep op art. 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd op een termijn van 14 dagen.
2. Vorderingen [eisers]. in conventie
2.1. [eisers]. vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
1. voor recht te verklaren dat de overeenkomst nietig is, subsidiair dat de overeenkomst is ontbonden op grond van de Colportagewet.
2. de overeenkomst op grond van dwaling te vernietigen, subsidiair te ontbinden wegens wanprestatie.
3. voor recht te verklaren dat [eiser 2] de voormelde overeenkomst tussen [eiser 1] en Dexia buitengerechtelijk heeft vernietigd.
4. Dexia te veroordelen om aan [eisers]. te voldoen de somma van € 4.176,78 met de wettelijke interessen over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der voldoening, met dien verstande dat bij betaling aan een der eisers, Dexia ook jegens de ander zal zijn bevrijd.
5. Dexia te veroordelen in de kosten van het geding.
3. Standpunten [eisers].
3.1. [eisers]. stelt dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming behoefde van [eiser 2] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [eiser 2] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft [eiser 2] de overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen. [eisers]. legt voorts aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en). Daarnaast heeft [eisers]. zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de overeenkomst als gevolg daarvan nietig zou zijn.
3.2. Volgens [eisers]. is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [eisers]. uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten en daarmee samenhangende overeenkomsten, althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
3.3. Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [eiser 2] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
3.4. Volgens [eisers]. is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening.
4. Standpunten Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eisers]. en voert - kort gezegd – aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in art. 1:89 BW omdat – kort gezegd – art. 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om [eiser 1] de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner zijn of haar in art. 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [eiser 2] dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het recht om de overeenkomst op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard.
4.3. Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. Volgens Dexia beschikte [eisers]. bij het aangaan van de overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen – voor zover van toepassing – van de door [eisers]. genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen.
4.4. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Vorderingen Dexia in reconventie
5.1. In reconventie vordert Dexia [eiser 1] te veroordelen tot betaling van € 7.567,26, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [eiser 1] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
6. Verweer in reconventie
Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [eisers]. naar aanleiding van de ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat zij niet in verzuim zijn nu de lease-overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd, dan wel vernietigd dient te worden.
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
7.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
dwaling (rov 8.5);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid
7.2. Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
7.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden geven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Nu deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiser2] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
7.4. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar.
De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. Dexia heeft daartoe gewezen op het feit dat, uitgaande van een normale gezinssituatie, het niet is vol te houden dat [eiser 2] niet vanaf het begin van de looptijd van de overeenkomst van het bestaan op de hoogte was. Dit betekent dat [eiser 2] reeds voor, maar in ieder geval op 10 februari 2001 op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomst. Nu ter comparitie de verjaring niet door (de gemachtigde van) [eisers]. is betwist wordt aangenomen dat [eiser 2] op 10 februari 2001 op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomst en dat het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie jaar na bovenbedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden. De overige door [eisers]. aangevoerde gronden dienen derhalve nader aan de orde te komen.
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
7.5. Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
7.6. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [eisers]., wegens strijd met andere wetten en regelingen.
7.7. De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [eiser 1] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
Dwaling
7.8. Uit de inhoud van de lease-overeenkomst en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [eisers]. kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [eisers]. enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [eisers]. onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
7.9. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
7.10. [eisers]. heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
7.11. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eisers]. toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiser 1] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiser 1] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [eiser1] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst(en). Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [eiser 1] om de overeenkomst aan te gaan.
7.13.7.12. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.4 bij de feiten zijn vermeld, is voor [eisers]. categorie 1 van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 80 % van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterend percentage voor rekening van [eisers]. komt.
7.13. Onder het in aanmerking te nemen nadeel zoals hierboven bedoeld, wordt verstaand het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst, conform hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 9.3. van het vonnis van 27 april 2007, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 4.040,25 te vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 15.638,79 en te verminderen met de opbrengst van de geleaste effecten, zijnde € 7.312,68. Er wordt uitgegaan van de juistheid van de gegevens van Dexia nu [eisers]. niet in persoon ter comparitie zijn verschenen om anders te verklaren dan wel anderszins hebben aangetoond dat deze gegevens niet juist zijn.
7.14. Het totale nadeel uit de overeenkomst bedraagt derhalve € 11.607,51. Hiervan dient, gelet het 7.12. genoemde percentage, een bedrag van € 2.321,50 voor rekening van [eiser 1] te blijven.
7.15. Door [eiser 1] is in het kader van de overeenkomst een bedrag van € 4.040,25 betaald. Hierop dient in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [eiser 1] dient te blijven van € 2.321,50, zodat Dexia per saldo aan [eiser 1] dient te voldoen € 1.718,75 .
Wettelijke rente
7.16. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin – en ook overigens – is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop Afnemer zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [eiser 1] betaalde termijnen, maar ook uit nog (een percentage van) verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [eiser 1] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiser 1] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [eiser 1] ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 42,5 %, van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Ontbinding
7.17. De door [eisers]. gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [eisers]. heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
Vordering in reconventie
7.18. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen parttijen hebben te gelden.
Proceskosten
7.19. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
7.20. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia om aan [eisers]. te betalen een bedrag van € 1.718,75 te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 42,5 % van elke betaling vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Veroordeelt Dexia tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eisers]. gevallen, tot op deze uitspraak worden de kosten bepaald op de navolgende bedragen, welke moeten worden betaald aan [eisers]. respectievelijk de griffier van dit gerecht.
Aan [eisers].:
griffierecht: niet in debet € 48,00
Aan de griffier:
griffierecht in debet € 144,00
kosten dagvaarding € 85,60
salaris gemachtigde € 400,00
In totaal € 677,60
III. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer en anders gevorderde;
in reconventie
V. wijst de vordering af;
VI. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van eisers gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter