11. Het eerste bezwaar van ADC tegen het deskundigenrapport betreft het door de deskundigen meetellen van de door ADC zelf in het gehuurde aangebrachte entresol (zie onder 3).
12. Dit bezwaar heeft ADC ook bij het conceptrapport genoemd en de deskundigen hebben daar in de definitieve rapportage op gereageerd. In het concept hadden de deskundigen gesteld dat zij de uitbreiding van de entresol (die was aangebracht door de huurder) bij de beoordeling buiten beschouwing hebben gelaten. In het definitieve rapport is nader toegelicht dat het de deskundigen was gebleken dat de entresol reeds voor het aangaan van de huurovereenkomst was vergroot en lopende de huurovereenkomst door ADC weer enigszins is verkleind. De deskundigen houden derhalve rekening met de huidige (feitelijke) omvang van de entresol. Dat komt de kantonrechter juist voor.
13. Het tweede bezwaar van ADC richt zich ertegen dat de deskundigen in de eindrapportage, zonder dat ADC de gelegenheid heeft gehad haar visie te geven, een onjuist vergelijkingspand hebben toegevoegd (zie onder 4).
14. Het argument dat ADC haar visie niet heeft kunnen geven gaat niet op. Zij heeft dat in deze procedure wel kunnen doen. ADC heeft daarom thans onvoldoende belang bij deze stellingname.
15. Gebleken is dat de deskundigen op verzoek van Heredium een vergelijkingspand (Dam 6, ook een hoekpand) hebben toegevoegd. Deze toevoeging hebben de deskundigen gemotiveerd; onder meer hebben de deskundigen gerapporteerd dat het pand te vergelijken is omdat (bij het bepalen van de huurprijs) de winkelbestemming klaarblijkelijk een grotere rol heeft gespeeld dan het feit dat het om niet gebruik als winkelruimte gaat. De deskundigen hebben voorts een correctie aangebracht ter zake de ligging (passantenstroom) en de grootte ten opzichte van het gehuurde.
16. De bezwaren van ADC snijden geen, althans onvoldoende, hout om tot een nader onderzoek te besluiten. Verwezen wordt naar de overwegingen 9 en 10.
17. De bezwaren van Heredium zijn genoemd onder 6. Het eerste betreft het aantal m2 van het vergelijkingspand Dam 19; volgens Heredium ontbreekt de in het rapport genoemde tussenverdieping van 52 m2.
Ook in de conceptrapportage noemen de deskundigen de betreffende tussenverdieping. Op dit punt heeft Heredium geen opmerking bij het concept gemaakt en dat behoort voor haar risico te komen. Dat geldt temeer nu ADC onweersproken heeft gesteld dat Dam 19
ook eigendom is van Heredium (althans een tot haar groep behorende vennootschap) en dat de deskundige Mols de gegevens van dit pand heeft aangeleverd, waarvan deskundigen vervolgens zijn uitgegaan.
18. Bij het tweede bezwaar van Heredium gaat het erom dat de deskundigen de zonering niet consequent zouden toepassen. Naar aanleiding van het concept van de deskundigen heeft Heredium opmerkingen gemaakt over de zonering van de vergelijkingspanden 4 en 5. Naar aanleiding daarvan hebben de deskundigen in algemene zin uiteengezet dat zij een bewuste zonering hebben toegepast en dat zij zich daarbij hebben laten leiden door de ITZA methodiek (In Terms of Zone A); daarbij worden alle vierkante meters uitgedrukt als een percentage van de A-zone. Het gedeelte op de begane grond dat het best wordt bewinkeld wordt door de consument aangemerkt als A-zone en wordt gesteld op 100 %. Aan de vierkante meters buiten deze zone en op verdiepingen en in kelders wordt een lager percentage toegekend. De deskundigen noemen dat de afwijkende indeling en de afwijkende vorm van de ruimte van de vergelijkingspanden ten opzichte van het gehuurde een belangrijke rol heeft gespeeld.
19. Het concrete bezwaar van Heredium ten aanzien van de zonering van Dam 6 hebben de deskundigen niet beoordeeld; dat hebben zij ook niet kunnen doen omdat dit vergelijkingspand (overigens op verzoek van Heredium) eerst in het definitieve rapport is toegevoegd. Gelet op de motivering van de deskundigen wat betreft de ten aanzien van de zonering gevolgde methodiek mag ervan worden uitgegaan dat de deskundigen dezelfde methodiek hebben toegepast op het pand Dam 6. De genoemde methode en de gehanteerde percentages komen de kantonrechter niet onjuist voor. De stelling van Heredium, dat er andere dan de door de deskundigen genoemde percentages voor winkelruimten op de 2e en 3e verdieping gebruikelijk zouden zijn, heeft zij niet nader onderbouwd.
Op die grond wordt ook dit bezwaar van Heredium niet gehonoreerd.
20. Tot slot meent Heredium dat de deskundigen onvoldoende rekening hebben gehouden met de markante ligging en de uitstraling van het gehuurde. Er is sprake van een zodanige toplocatie in het centrum van Amsterdam dat het in feite met geen enkel ander pand te vergelijken is.
21. Dit bezwaar heeft Heredium reeds naar aanleiding van het concept genoemd en de deskundigen zijn daarop ingegaan. Zij hebben opgemerkt dat ook Dam 17 een hoekpand is, dat Rokin 16 aan dezelfde verkeersader ligt als het gehuurde en dat zij rekening hebben gehouden met de passantenstromen en daarop zonodig correctie hebben aangebracht.
22. Geoordeeld wordt dat de deskundigen de bezwaren van Heredium op dit punt voldoende hebben weerlegd. Uit het rapport van de deskundigen blijkt dat zij ten aanzien van de vergelijkingspanden 4, 5 en 6 correcties (respectievelijk 115, 90 en 125 %) in verband met de passantenstromen hebben toegepast. Door het toepassen van deze correcties hebben de deskundigen in voldoende mate laten blijken dat zij rekening hebben gehouden met de relevante aspecten van het gehuurde, waaronder de ligging en uitstraling.
23. Er is geen aanleiding een bijzondere betekenis toe te kennen aan de brief van B & O winkelmakelaars (zie onder 1, f). In de eerste plaats had Heredium de daarin genoemde bezwaren zelf al naar aanleiding van het conceptrapport naar voren gebracht. Ten aanzien van het nog niet specifiek gemaakte bezwaar betreffende de zonering van Dam 6 geldt de overweging die onder 19 is gegeven. In de tweede plaats blijkt uit de brief van B & O niet of zij bij haar waardering de wettelijke systematiek heeft gevolgd.