ECLI:NL:RBAMS:2007:BB7621

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/5149
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen aan gehuwde vrouw op basis van Nederlands-Marokkaans Verdrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van AOW-pensioen aan eiseres, een gehuwde vrouw van Marokkaanse afkomst. Eiseres had verzocht om AOW-pensioen met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 1988, de datum waarop zij 65 jaar werd. De rechtbank oordeelde dat eiseres op basis van uitsluitend het Nederlandse nationale recht geen aanspraak had op AOW-pensioen, omdat zij niet verzekerd was onder de AOW. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet in Nederland had gewoond of gewerkt, waardoor zij niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 6 van de AOW. Eiseres had wel AOW-pensioen gekregen per 1 november 2004, op basis van het gewijzigde Nederlands-Marokkaans Verdrag (NMV), maar vóór deze datum kon zij geen aanspraak maken op een eigen pensioen, aangezien het NMV voor gehuwde vrouwen geen zelfstandig recht op pensioen kende. De rechtbank concludeerde dat het beleid van verweerder, dat tot 1 november 2004 in bepaalde gevallen een zelfstandig recht op pensioen voor gehuwde vrouwen kon toekennen, in het geval van eiseres niet van toepassing was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 05/5149 AOW
van:
[Eiseres], wonende te [woonplaats] (Marokko),
eiseres, niet in persoon verschenen,
tegen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gevestigd te Amstelveen,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.A.P. Serton en drs. A. Slovacek.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 7 november 2005 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 7 oktober 2005 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 4 september 2007.
2. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 28 augustus 1986 heeft verweerder aan de echtgenoot van eiseres bericht dat hij met ingang van 1 juli 1985 recht heeft op een ouderdomspensioen met toeslag en dat de hoogte van het pensioen 80% van het volledige ouderdomspensioen bedraagt. Daarbij is overwogen dat de berekening zonder toepassing van artikel 24, eerste en tweede lid, van het Administratief Akkoord met betrekking tot de wijze van toepassing van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende algemeen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake sociale zekerheid (hierna: het AA) een hoger bedrag aan pensioen oplevert dan met toepassing van genoemd akkoord.
Bij besluit van 23 oktober 1987 heeft verweerder aan de echtgenoot van eiseres bericht dat, omdat zijn echtgenoot op 1 juli 1988 de leeftijd van 65 jaar zal bereiken, de toeslag op zijn pensioen per 1 juli 1988 wordt ingetrokken. Medegedeeld is daarbij dat ook bij de berekening van het pensioen zonder toeslag een berekening op grond van de nationale bepalingen voordeliger is dan een berekening met toepassing van het Nederlands-Marokkaanse Verdrag. Genoemd verdrag wordt niet toegepast omdat dit tot een voor hem en eiseres ongunstiger resultaat leidt. In het besluit van 23 oktober 1987 is tevens opgenomen dat eiseres op dezelfde datum per afzonderlijk schrijven is ingelicht.
De echtgenoot van eiseres verzoekt verweerder bij brief van 24 mei 2005 mede te delen waarom eiseres geen AOW-pensioen ontvangt.
Bij besluit van 1 juli 2005 heeft verweerder aan eiseres bericht dat met ingang van 1 november 2004 het verdrag over de sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko is gewijzigd en dat vanaf deze datum nieuwe berekeningsregels voor de AOW gelden. Het AOW-pensioen is daarom herberekend en omdat de nieuwe berekeningswijze gunstig is voor eiseres, zal haar AOW-pensioen vanaf 1 november 2004 worden herzien. Daarbij is overwogen dat eiseres gedurende 32 jaar niet verzekerd is geweest en dat daarom het AOW-pensioen met 64% wordt gekort.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 13 juli 2005 bezwaar gemaakt. Daarbij heeft eiseres verweerder gevraagd aan haar vanaf 1988 AOW-pensioen toe te kennen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit (met de ingangsdatum van 1 november 2004) gehandhaafd.
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij wil dat aan haar vanaf de datum dat zij 65 jaar is geworden -1 juli 1988- AOW-pensioen wordt toegekend.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar uit de stukken blijkt is aan eiseres op basis van het gewijzigde artikel 21 van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV) en het gewijzigde artikel 24 van het AA met ingang van 1 november 2004 een AOW-pensioen toegekend. In geschil is of eiseres recht op AOW-pensioen heeft gedurende de periode van 1 juli 1988, zijnde de datum waarop eiseres de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, tot 1 november 2004.
Ingevolge artikel 6 van de AOW is verzekerd degene die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en (a) ingezetene is, dan wel (b) geen ingezetene is maar ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
Gesteld noch gebleken is dat eiseres in Nederland heeft gewoond en/of gewerkt, zodat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet voldaan is aan de in artikel 6, eerste lid, van de AOW gestelde voorwaarden.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6, derde lid, van de AOW kan uitbreiding worden gegeven aan de kring van verzekerden. Gesteld noch gebleken is dat eiseres op grond van de betreffende artikelen van de daartoe vastgestelde opeenvolgende Besluiten uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen als verzekerde kan worden aangemerkt.
Uit het vorenstaande volgt dat eiseres, naar nationaal recht bezien, niet verzekerd ingevolge de AOW is geweest. Dat betekent ook, dat eiseres op grond van uitsluitend het nationale Nederlandse recht geen aanspraak had en heeft op een AOW-pensioen. Daarvoor was niet beslissend dat zij een vrouw was, maar dat zij niet verzekerd is geweest. Dat de AOW per 1 april 1985 een eigen recht op pensioen kent voor gehuwde vrouwen, baat eiseres naar nationaal recht dus niet.
De toekenning aan eiseres van een AOW-pensioen per 1 november 2004 is gebaseerd op het met ingang van 1 november 2004 gewijzigde artikel 21 van het NMV en het met ingang van dezelfde datum gewijzigde artikel 24 van het AA.
Vóór 1 november 2004 kon eiseres aan het NMV niet direct aanspraken op een eigen pensioen ontlenen. Dat werd veroorzaakt door het feit dat artikel 21 van het NMV alleen een regeling kende voor het recht op ouderdomspensioen voor gehuwde mannen.
De hoogste Nederlandse rechter op dit terrein, de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft al in zijn uitspraak van 11 mei 1988 (RSV 1989/9) geoordeeld, dat vanaf 1 april 1985 (de datum per wanneer onder de AOW gehuwde vrouwen een eigen pensioenaanspraak hadden, los van hun man) het NMV en de Nederlandse AOW niet goed op elkaar meer aansloten. Verder oordeelde de CRvB in die uitspraak dat niet de regeling in de AOW voorgaat op het NMV, maar dat het NMV (dat niet een eigen recht op pensioen voor vrouwen kende) als internationale regeling voorgaat op de Nederlandse AOW.
In zijn uitspraak van 20 oktober 2005 (RSV 2006/146) heeft de CRvB verder geoordeeld dat niet vooruitgelopen mocht worden op de wijzigingen in het NMV die per 1 november 2004 in werking zijn getreden.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres op grond van de nationale wet of het NMV vóór 1 november 2004 niet zelf recht op een AOW-pensioen heeft.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank nog wel het volgende op.
Verweerder kende tot 1 november 2004 een beleid op grond waarvan in bepaalde gevallen toch recht op een eigen ouderdomspensioen voor gehuwde vrouwen in Marokko kon ontstaan.
Dat beleid had echter niet zozeer ten doel om die gehuwde vrouwen een zelfstandig recht op pensioen te geven, maar om zo goed mogelijk te voorkomen dat binnen een gezin/huishouden in totaal te weinig AOW pensioen zou worden uitgekeerd.
Verweerder heeft in dat kader zowel een berekening gemaakt van het totale pensioen onder de Nederlandse nationale wet, als onder het NMV. De berekening onder het nationale recht komt uit op een totaal pensioen van 80% van het maximum voor alleen de echtgenoot van eiseres; de berekening onder het NMV komt uit op een pensioen van in totaal 72% van het maximum (36% voor eiseres en 36% voor haar echtgenoot).
Verweerder heeft er vervolgens voor gekozen om tot 1 november 2004 niet het laagste, maar het hoogste totaalbedrag uit te keren. Die keuze is naar het oordeel van de rechtbank (en overigens ook van de CRvB in vele zaken) redelijk.
Ook dit beleid maakte het dus in het speciale geval van eiseres niet mogelijk om per een eerdere datum dan per 1 november 2004 aan haar een eigen pensioenaanspraak toe te kennen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat eiseres in het ongelijk moet worden gesteld. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Er is geen aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid tot veroordeling in de proceskosten. Evenmin is een grond aanwezig om te bepalen dat het griffierecht moet worden vergoed.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 september 2007 door mr. H.J. Tijselink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Nubé, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier,
De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B