RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 817276 DX EXPL 06-3637
Vonnis van: 26 september 2007
F.no.: 582
Vonnis van de kantonrechter
1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
nader te noemen respectievelijk [eiser 1], [eiser 2] en gezamenlijk [eisers],
gemachtigde: mr. C.J.R. van Binsbergen (Wille & Donker Advocaten),
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: [gemachtigde Dexia].
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 24 februari 2006 inhoudende de vordering van [eisers];
- een akte van 7 maart 2006 inhoudende overlegging producties van [eisers].
Bij akte van 7 maart 2006 heeft Dexia schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 7 maart 2006 is de procedure geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof Amsterdam hebben [eisers] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW, waarin zij verklaart niet aan de regeling gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is bij rolmededeling van 16 mei 2007 beslist tot hervatting van de onderhavige procedure.
Daarop is ingediend:
- de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
Daarna is bij tussenvonnis van 4 juli 2007 bepaald dat de zaak wordt verwezen voor akte aan de zijde van partijen.
Vervolgens zijn ingediend:
- een akte van 17 juli 2007 van [eisers], met één productie;
- een antwoordakte van 22 augustus 2007 waarbij Dexia op deze laatste productie reageert.
Partijen hebben ingestemd met het achterwege blijven van een comparitie van partijen en het nemen van een conclusie van repliek.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Het vonnis heeft de volgende onderdelen:
1. Feiten
2. Vorderingen [eisers]
3. Standpunten [eisers]
4. Standpunten Dexia
5. Beoordeling van de vorderingen
1. Feiten en omstandigheden
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen. Labouchere is op haar beurt rechtsopvolgster van Legio-Lease B.V..
1.2. [eiser 2] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde lease-overeenkomsten gehuwd met [eiser 1].
1.3. Op of omstreeks 7 december 2000 heeft [eiser1] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam “WinstVerDriedubbelaar” (hierna: lease-overeenkomst I) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease B.V.. De lease-overeenkomst is aangegaan onder nummer [nummer]. De lease-overeenkomst is aangegaan voor een periode van 36 maanden. De lease-overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser 1] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 19.387,20 aandelen least en dat [eiser 1] de som van 36 gelijke maandelijkse termijnen van in totaal € 3.661,20 verschuldigd was. De totale lease-som beliep € 23.048,40 waarin begrepen € 3.661,20 rente. Per 8 december 2003 is deze lease-overeenkomst beëindigd.
1.4. Op of omstreeks 7 december 2000 heeft [eiser1] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam “WinstVer10dubbelaar” (hierna: lease-overeenkomst II) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease B.V.. De lease-overeenkomst is aangegaan onder nummer [nummer]. De lease-overeenkomst is aangegaan voor een periode van 120 maanden. De lease-overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser 1] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 10.036,90 aandelen least en dat [eiser 1] 120 maandelijkse termijnen van € 68,07 verschuldigd was. De totale lease-som beliep € 18.205,30 waarin begrepen € 8.168,40 rente. De lease-overeenkomst is nog niet beëindigd.
1.5. Op grond daarvan heeft [eiser1] uit hoofde van lease-overeenkomst I aan Dexia betaald:
- in één keer alle maandelijkse termijnen van in totaal € 3.661,20;
- op 18 december 2003 een bedrag van € 13.389,26 uit hoofde van de hierna genoemde eindafrekening;
- in totaal derhalve een bedrag van € 17.050,46.
Uit hoofde van lease-overeenkomst II heeft [eiser1] aan Dexia betaald:
- 79 maandelijkse termijnen ad € 68,07 gedurende de periode vanaf de ingangsdatum van de lease-overeenkomst tot en met juni 2007, derhalve een bedrag van € 5.377,53.
1.6. Op 8 december 2003 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiser 1] nog verschuldigd was € 13.389,26 waarvan € 19.341,82 aan restant hoofdsom.
1.7. [eiser 2] heeft aan [eiser 1] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten.
1.8. Bij brief van 19 maart 2003 heeft [eiser2] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd en terugbetaling van de betaalde maandtermijnen gevorderd op een termijn van veertien dagen.
2.1. [eisers] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor recht te verklaren dat de tussen [eiser1] en Dexia gesloten lease-overeenkomst (de kantonrechter begrijpt steeds: lease-overeenkomsten) rechtsgeldig middels een buitengerechtelijke verklaring van [eiser2] op voet van artikel 1:89 BW is vernietigd, dan wel – voor zover zulks niet het geval zou zijn geweest – op voet van genoemd artikel tot gerechtelijke vernietiging over te gaan, althans voor recht te verklaren dat de lease-overeenkomst nietig is, althans de lease-overeenkomst te ontbinden;
B. Dexia ten titel van onverschuldigde betaling en/of schadevergoeding en/of de uit de ontbinding van de lease-overeenkomst voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenissen te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiser1] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf (primair) de datum van betaling van die bedragen althans (subsidiair) vanaf 19 maart 2003, althans (meer subsidiair) de datum van dagvaarding, beide tot de dag der algehele voldoening;
alles met veroordeling van Dexia in de kosten van deze procedure, het salaris van gemachtigde daaronder begrepen.
3.1. [eisers] stellen dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming behoefde van [eiser 2] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [eiser 2] deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft [eiser 2] de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen.
3.2. Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [eiser 2] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
3.3. [eisers] stellen zich voorts op het standpunt dat [eiser 1] door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser 1] doet een beroep op misleidende reclame.
3.4. Daarnaast menen [eisers] dat de Wet op het Consumentenkrediet (Wck) op de onderhavige lease-overeenkomsten van toepassing is. Volgens [eisers] heeft Dexia zich niet gehouden aan de eisen zoals die in de Wck zijn gesteld en zijn de lease-overeenkomsten ook hierom nietig.
3.5. Volgens [eisers] is Dexia aansprakelijk voor de door [eiser 1] geleden schade. De schade bestaat volgens [eisers] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten en daarmee samenhangende overeenkomsten, althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eisers] en voert – kort gezegd – aan dat de lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop en dat de Wck niet op de lease-overeenkomsten van toepassing is.
4.2. Dexia voert voorts aan dat er geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat – kort gezegd – artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebreke aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om [eiser 1] de effecten te doen verkrijgen. Tevens voert Dexia aan dat de toestemming voor het aangaan van de lease-overeenkomsten ook anders dan schriftelijk kan worden verleend en verzoekt toegelaten te worden tot bewijs hiervan. Daarnaast stelt Dexia zich op het standpunt dat de maandtermijnen van een en/of rekening zijn betaald en dat [eiser 2] hiermee impliciet haar toestemming voor het aangaan van de lease-overeenkomsten heeft gegegeven. Dexia doet een beroep op artikel 6:278 BW.
4.3. Dexia betwist voorts dat de lease-overeenkomsten door dwaling tot zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [eiser 1] bij het aangaan van de lease-overeenkomsten over alle relevante informatie.
4.4. Tenslotte betwist Dexia de schade althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn en meent zij eerst wettelijke rente te zijn verschuldigd vanaf het moment van verzuim.
In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
- huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
- artikelen 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid artikel 1:88 BW
5.1. Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
5.2. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomsten van toepassing en gelet op de strekking van dit artikel is voor toepassing van artikel 6:278 BW geen plaats. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Nu deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiser 2] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid. De stelling van Dexia dat [eiser 2] haar toestemming voor het aangaan van de lease-overeenkomsten heeft gegeven nu de maandtermijnen van een en/of rekening zijn betaald, doet daar niet aan af.
5.3. Dexia heeft geen beroep gedaan op eventuele verjaring van het beroep op nietigheid. Geconcludeerd wordt dan ook dat de lease-overeenkomsten bij brief van 19 maart 2003 rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd wegens strijd met artikel 1:88 BW.
5.4. Dientengevolge dienen alle betalingen van [eiser1] aan Dexia terzake van de lease-overeenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eiser 1] terzake van de lease-overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden.
5.5. Uit hetgeen hiervoor onder de feiten is opgenomen blijkt dat [eiser 1] de maandtermijnen uit hoofde van lease-overeenkomst II tot en met juni 2007 heeft voldaan, in totaal een bedrag van € 5.377,53. De kantonrechter gaat ervan uit dat [eiser 1] zijn betalingsgedrag ook na juni 2007 heeft voortgezet zodat Dexia ook zal worden veroordeeld tot betaling van eventueel nadien door [eiser 1] betaalde termijnen. Dit betekent dat [eiser1] tot en met juni 2007 aan Dexia heeft betaald ter zake van:
lease-overeenkomst I € 17.050,46
lease-overeenkomst II € 5.377,53
-----------------
Totaal € 22.427,99
Onvoldoende is door Dexia gesteld dat uit hoofde van lease-overeenkomst I dividenden zijn ontvangen.
5.6. Uit het voorgaande volgt dat Dexia aan [eisers] € 22.427,99 dient te betalen, vermeerderd met hetgeen [eiser1] eventueel na juni 2007 heeft betaald.
5.7. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 5.5. bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen sedert het moment dat Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [eiser2] in haar onder 1.8 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 3 april 2003, behoudens voor zover het betalingen betreft die nadien hebben plaatsgevonden, waarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn ingaande de dag van elke betaling.
5.8. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
5.9. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
5.10. Gelet op de afloop van het geding wordt Dexia als na te melden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eisers]
I. verklaart voor recht dat de lease-overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd bij brief van 19 maart 2003;
II. veroordeelt Dexia om aan [eisers] te betalen:
- € 22.427,99 als hoofdsom;
- de wettelijke rente vanaf 3 april 2003, berekend over de op dat moment betaalde hoofdsom, tot aan de dag der voldoening;
- de wettelijke rente over het bedrag van de daarna verrichte betalingen vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der voldoening;
- de door [eiser 1] eventueel na juni 2007 betaalde maandtermijnen, vermeerderd met de wettelijke daarover vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der voldoening.
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eisers] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 281,00
- voor het exploot van dagvaarding € 84,87
- voor salaris van gemachtigde € 600,00
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
III. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter