2.4. Na het uitzenden van de documentaire heeft de familie van [slachtoffer] als advocaat [gedaagde] in de arm genomen. [gedaagde] heeft de familie bijgestaan in de (strafrechtelijke) smaadzaken tegen [slachtoffer] en de NCRV, hetgeen grote media-aandacht heeft gekregen. [gedaagde] heeft het standpunt en de positie van de familie herhaalde malen in de media toegelicht, zo staan in de volgende dagbladen en tijdschriften interviews met [gedaagde] waarin onder meer wordt vermeld:
A. NRC Handelsblad van 17 augustus 2000:
“Na deze aangifte volgen nog aangiften tegen [slachtoffer] zelf en haar therapeut, aldus raadsman [gedaagde].”
B. Noord Hollands Dagblad van 19 augustus 2000:
“Verder betrekt [gedaagde] de therapeut van de vrouw er bij die de ‘verloren verhalen’ bij haar naar boven heeft gehaald.”
C. De Telegraaf van 17 februari 2001[gedaagde]: ,,Uit brieven van [slachtoffer] kunnen wij opmaken, dat door deze therapeut verborgen trauma’s naar boven zijn gehaald. Bij hem worden ook opa [naam], vader [naam] en twee broers te voorschijn getoverd. Daardoor ontstonden de zogenaamde ‘hervonden herinneringen’ en [slachtoffer] kreeg bij deze therapie het onwrikbare geloof, dat zij zwaar misbruikt was en dat de gruwelijkheden echt gebeurd waren. Het ging zelfs zo ver, dat [eiser1] de verbijsterde ouders ter verantwoording riep en hen confronteerde met de beschuldiging, dat [slachtoffer] binnen het gezin systematisch misbruikt was. Het gesprek werd op band opgenomen.”
[...]
,,[slachtoffer] kan je nog zien als een beklagenswaardige vrouw, die verstrikt is geraakt in een verkeerd therapeutisch circuit”
D. VARA tv magazine van 21 juni 2002:
“Onlangs zei [gedaagde] in een radio-interview dat een therapeut uit [woonplaats] maar beter kolen kon gaan verbouwen dan patiënten behandelen. De bewuste therapeut heeft bij de orde van advocaten inmiddels een klacht ingediend tegen [gedaagde]. Hij ligt er niet echt wakker van. ‘Ik ben nu 33 jaar advocaat en het is de eerste klacht tegen mij, maar aan het slot van mijn carrière wil ik me volledig wijden aan de strijd tegen dit soort therapeuten. Laat hem maar bewijzen dat zijn werkwijze wel toelaatbaar is.’”
E. Panorama van juni 2002 staat een artikel met de titel: “Ik lust die therapeuten rauw!” en als bovenschrift: “Advocaat [gedaagde] strijdt tegen valse beschuldigingen na hypnose”. Het artikel is een weergave van een interview met [gedaagde] en luidt onder meer als volgt:
“[eiser1], therapeut in het dorp [woonplaats], voelt zich ernstig beledigd. De advocaat heeft namelijk voor de radio gezegd dat [eiser1] deel uitmaakt van een gevaarlijk hulpverleningscircuit en dat hij voor God speelt.
[...]
En ik zal dan ook aantonen dat die [eiser1] dingen heeft gedaan die absoluut niet door de beugel kunnen.” Advocaat [ge[gedaagde] is ervan overtuigd dat door [eiser1] en zijn collega’s in de alternatieve hulpverlening ‘op grote schaal wordt gehypnotiseerd, aan regressie gedaan, herinneringen worden opgewekt, dingen herleefd, incest hervonden en baby’tjes herboren’. “Ik vind dat onverantwoord en zeer schadelijk,” zegt [gedaagde].”
F. Telegraaf van 13 juli 2002:
“[gedaagde]: ,, [...] Ik heb me inderdaad ironisch over die man uitgelaten, maar het is mijn plicht om de wantoestanden rond alternatieve genezers, die in veel zedenzaken mensen onnoemelijk veel leed bezorgen, hard aan de kaak te stellen. Je kunt mij zien als een klokkenluider.”