ECLI:NL:RBAMS:2007:BB1007

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-3197 WRB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag rechtsbijstand op grond van onvoldoende gegevens

In deze zaak heeft eiseres een verzoek ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand om een toevoeging te verkrijgen in het kader van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Het verzoek werd door de Raad voor Rechtsbijstand buiten behandeling gelaten op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat eiseres niet de gevraagde gegevens had aangeleverd. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bestreden besluit van de Raad herroept de eerdere beslissing en wijst de aanvraag alsnog af.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat er voldoende samenhang bestaat tussen de gegrondverklaring van het bezwaar tegen de buiten behandeling stelling van de aanvraag en de inhoudelijke beslissing op de aanvraag. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van de aanvraag niet als een primair besluit kan worden beschouwd, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ter ondersteuning van haar oordeel.

De rechtbank concludeert dat de motivering van de Raad voor Rechtsbijstand voor de afwijzing van de aanvraag ondeugdelijk is. De rechtbank merkt op dat de Raad onvoldoende blijk heeft gegeven van een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag, ondanks dat de door eiseres overgelegde informatie niet volledig helder was. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, en bepaalt dat de Raad voor Rechtsbijstand een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, waarbij hij de beschikbare gegevens inhoudelijk moet beoordelen.

De uitspraak is gedaan op 2 augustus 2007 door rechter H.P. Kijlstra, in aanwezigheid van griffier F. Nales. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 06/3197 WRB
van:
[eiseres], wonende te [woonplaats]
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. M.C. Jonkman,
tegen:
de Raad voor Rechtsbijstand, gevestigd te Amsterdam,
verweerder.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 8 mei 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 29 juni 2007.
2. OVERWEGINGEN
Eiseres heeft bij verweerder een verzoek ingediend om haar in het kader van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) een toevoeging te verlenen.
Verweerder heeft het verzoek van eiseres buiten behandeling gelaten op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat eiseres de gevraagde gegevens niet heeft geleverd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het besluit tot het buiten behandeling laten van de aanvraag herroepen en het verzoek om toevoeging afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld vanwege het niet overleggen van gevraagde gegevens. Verweerder heeft vervolgens in de beslissing op het bezwaar tegen de buiten behandeling stelling van de aanvraag deze beslissing herroepen en tevens de aanvraag afgewezen. Nu deze afwijzing van de aanvraag is gebaseerd op het ontbreken van voldoende gegevens om de aanvraag te kunnen toewijzen bestaat er naar het oordeel van de rechtbank voldoende samenhang tussen de gegrondverklaring van het bezwaar tegen de buiten behandeling stelling van de aanvraag en de naar aanleiding van het bezwaar genomen inhoudelijke beslissing op de aanvraag. De rechtbank beschouwt de afwijzing van de aanvraag dan ook niet als een primair besluit waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 2006, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN nummer: AZ3438.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder een ondeugdelijke motivering aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvraag in het bestreden besluit gegrond op de omstandigheid dat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De wettelijke basis voor deze afwijzing is, aldus verweerder, artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 34 van de Wet op de rechtsbijstand.
Nu echter verweerder bij het bestreden besluit het op artikel 4:5 van de Awb gebaseerde primaire besluit tot het niet behandelen van de aanvraag heeft herroepen omdat de in het vierde lid van dit artikel vastgelegde termijn daarvoor was verstreken, dient verweerder alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag op grond van een inhoudelijke beoordeling van de ter beschikking staande gegevens. Een verwijzing naar het ontbreken van gegevens en naar artikel 4:2 van de Awb geeft onvoldoende blijk van een zodanige inhoudelijke beoordeling. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de door eiseres overgelegde informatie weliswaar niet uitblinkt in helderheid, maar dat dit aan het voorgaande niet aan afdoet.
Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsbeginsel neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Voorts dient verweerder een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Verweerder zal daarbij op grond van de beschikbare gegevens en een inhoudelijke beoordeling daarvan tot een deugdelijk gemotiveerde toe- of afwijzing van de aanvraag van eiseres moeten komen. Verweerder dient overigens in het nieuwe besluit op bezwaar er blijk van te geven dat hij zich ervan heeft vergewist welke wet- en regelgeving hij heeft toegepast bij het nemen van een besluit op de aanvraag van eiseres.
De rechtbank beslist als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,- te betalen door de Raad voor Rechtsbijstand aan eiseres;
- bepaalt dat de Raad voor Rechtsbijstand het griffierecht ad € 38,- aan eiseres vergoedt;
Deze uitspraak is gewezen op 2 augustus 2007 door mr. H.P. Kijlstra, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B