ECLI:NL:RBAMS:2007:BA8757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
364895 / KG ZA 07-447 SR/MB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Sj.A. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van onterechte beschuldigingen aan orthodontist door De Volkskrant

In een kort geding heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 juni 2007 uitspraak gedaan in een zaak tussen een orthodontist en De Volkskrant. De orthodontist, eiseres, had De Volkskrant aangeklaagd vanwege een artikel dat op 2 augustus 2006 was gepubliceerd, waarin werd gesuggereerd dat zij niet over de vereiste diploma's beschikte en onkundig zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat De Volkskrant niet aannemelijk had gemaakt dat de beschuldigingen juist waren en dat de publicatie onrechtmatig was. De rechter benadrukte dat De Volkskrant zelf verantwoordelijk is voor de inhoud van haar publicaties en niet kan afschuiven op uitlatingen van derden. De rechter oordeelde dat de publicatie ernstige gevolgen had voor de reputatie van de orthodontist en dat zij recht had op rectificatie. De Volkskrant werd veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in de krant en op haar website, evenals tot het betalen van een voorschot op immateriële schadevergoeding van € 5.000,-. De rechter wees de vorderingen van de orthodontist tot het verbieden van toekomstige uitingen over haar kundigheid en diploma's af, maar gaf haar gelijk in de vordering tot rectificatie en schadevergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in journalistieke berichtgeving, vooral wanneer het gaat om ernstige beschuldigingen tegen professionals.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 364895 / KG ZA 07-447 SR/MB
Vonnis in kort geding van 28 juni 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Huizen,
eiseres bij dagvaarding van 3 april 2007
procureur mr. R.E. van Schaik,
tegen
1. [gedaagde1],
2. [gedaagde2], beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VOLKSKRANT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagden,
procureur mr. J.P. van den Brink.
De procedure
Ter terechtzitting van 24 april 2007 heeft eiseres, verder [eiseres], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij het gevorderde onder V van het petitum heeft ingetrokken. Gedaagden, verder gezamenlijk ook te noemen De Volkskrant c.s., hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Vervolgens is de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 15 mei 2007, om partijen in de gelegenheid te stellen een oplossing in der minne te bereiken voor hun geschil. Bij faxen van 15 en 16 mei 2007 hebben partijen aan de voorzieningenrechter meegedeeld dat zij er (nog) niet zijn uitgekomen. [eiseres] heeft verzocht om voortzetting van de behandeling. Deze heeft plaatsgevonden op 14 juni 2007, tijdens welke zitting [eiseres] haar vordering van € 20.000,- schadevergoeding heeft gespecificeerd in die zin dat daarvan € 10,- is bedoeld als vergoeding van materiële en het resterende bedrag als vergoeding van immateriële schadevergoeding. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
De feiten
De Volkskrant B.V. is uitgeefster van dagblad De Volkskrant. [gedaagde1] is verslaggever bij De Volkskrant en [gedaagde2] is de hoofdredacteur. [eiseres] heeft twee orthodontiepraktijken, één in Huizen en één in Utrecht.
[gedaagde1] is de auteur van een artikel dat op 2 augustus 2006 in De Volkskrant is verschenen, op de pagina Economie (pagina 6 van de krant van die dag), links onderaan, met de kop:
“Stichting wil boze beugeldragers helpen.”
Dit artikel bevat onder meer de volgende passages:
“ ‘Daar zaten we dan’, zegt [betrokkene1] uit Utrecht. ‘Het gebit van mijn zoon[naam jongen] bleek door de orthodontist totaal verknald. (...) We vingen echter overal bot met onze klachten. Ik heb het maar opgegeven en hoop dat het met een kaakoperatie weer in orde klomt.’ [betrokkene1] is niet de enige met klachten over de orthodontist van haar kind. Volgens een woordvoerder van Ortoclaim, een stichting die deze zomer het levenslicht ziet, gaat er veel mis met behandelingen die orthodontisten uitvoeren, en kunnen patiënten vrijwel nergens terecht met hun klachten. (...) Ortoclaim wil ontevreden beugeldragers helpen met het voeren van procedures tegen onkundige orthodontisten en tandartsen. De stichting verwacht vooral veel van het aanpakken van mensen die op grond van moeilijk controleerbare buitenlandse diploma’s in Nederland een vergunning hebben gekregen om beugels te mogen plaatsen. De Hilversumse orthodontist [naam ortho[naam orthodontist] is blij met de oprichting van de stichting. (...). ‘Collega’s uit de buurt hebben bijvoorbeeld ernstige twijfels of een orthodontist in de regio wel een geldig diploma heeft.’ zegt [naam orthodontist]. ‘Ze levert slecht werk af, en we horen dat zij ongekwalificeerd personeel de tang ter hand laat nemen. (...).’
Een van de orthodontisten bij wie de Stichting Ortoclaim vraagtekens heeft, is de van origine Hongaarse[eiseres]eres], die in Huizen en Utrecht een orthodontiepraktijk heeft. Namens een boze cliënt probeert de Volendamse advocaat [naam advocaat] al meer dan een jaar de diploma’s van [eiseres] boven tafel te krijgen, maar hij krijgt hiervoor geen medewerking van het Register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG). (...) ‘Het BIG mag deze gegevens niet afstaan uit privacy-overwegingen’, heeft het BIG, dat onder het Ministerie van VWS valt, aan [naam advocaat] laten weten. [echtgenoot [echtgenoot eiseres], de echtgenoot van [eiseres], begrijpt niets van de opstelling van het BIG. ‘Mijn vrouw is keurig in Mainz in Duitsland afgestudeerd. Cum laude nog wel. Daarna was het een helse toer om de papieren voor Nederland in orde te maken. Ik snap niet waarom het ministerie zo geheimzinnig doet over haar papieren, want die zijn gewoon in orde. Patiënten moeten dat na kunnen gaan, ook als ze ontevreden zijn.’ [echtgenoot eiseres] zegt van ontevreden klanten verder niets te weten.”
Dit artikel is ook voor het publiek beschikbaar via de website van De Volkskrant.
[eiseres] beschikt over een oorkonde, gedateerd 26 oktober 1994, van de “Landeszahnärtzekammer Rheinland-Pfalz”, waarin staat dat zij gerechtigd is de titel “kaakorthopedist” te voeren en over een bevestigingsbrief van deze instantie, van 2 november 1994 waarin staat dat zij het recht heeft deze titel in de gehele Europese Gemeenschap te voeren.
Volgens een verklaring van 31 augustus 2001 is [eiseres] per die datum ingeschreven in het BIG-register.
In een artikel in het dagblad De Telegraaf van 15 september 2003 is vermeld dat het ‘een fluitje van een cent’ blijkt te zijn om in het BIG-register te worden ingeschreven. “De afgelopen jaren hebben zich al tientallen frauderende ‘nepzorgverleners’, waaronder veel van buitenlandse afkomst (...) ten onrechte als arts of deskundige kunnen inschrijven in het officiële register.” Aldus het artikel.
In een brief van 25 november 2005 heeft [naam advocaat], advocaat te Edam/Volendam, aan de Minister van VWS verzocht mee te delen op basis van welke kwalificaties [eiseres] is ingeschreven in het BIG-register. Eerder had het BIG aan [naam advocaat] meegedeeld dat aan het verzoek tot overlegging van diploma’s etc. om privacy-redenen niet kon worden voldaan.
In een artikel in het Tandartsenblad van 14 januari 2005 is vermeld dat een “neptandarts” is veroordeeld tot anderhalf jaar gevangensstraf wegens oplichting. Deze neptandarts was in het bezit van een vervalst tandartsdiploma van een universiteit in Mainz waarmee het hem in 2001 is gelukt als tandarts te worden opgenomen in het BIG-register, aldus het artikel.
Bij brief van 8 september 2006 heeft (de in het artikel van 2 augustus 2006 aangehaalde orthodontist) [naam orthodontist] aan [eiseres] onder meer het volgende meegedeeld:
“Ook ik was zeer verrast door het Volkskrantartikel van 2 augustus. In reactie daarop heb ik op 1 sept. (...) een brief naar de redactie van de Volkskrant geschreven met de volgende kritiek: [gedaagde1] citeert mij over de oprichting van een stichting. Dat is echter onmogelijk en onjuist, want het tel. gesprek met hem viel in maart of april en de plannen voor oprichting van de stichting zijn volgens mij pas in juli ontwikkeld. Ten tweede vind ik dat je pas over de kwaliteit van behandelen door collegae kunt oordelen indien je enige tientallen afbehandelde pat. van 1 collega hebt kunnen beoordelen. In die situatie ben ik t.o.v. geen enkele collega geweest tot dusver. Ook de opmerking over gekwalificeerd personeel zijn woorden die niet van mij afkomstig zijn. Tot slot had ik ook moeite met de zog. uitlating dat er veel mis gaat bij de behandelingen, die orthodontisten uitvoeren, daarmede op een geweldige manier gerealiserend, misplaatst en zeker niet onderbouwd. Dit leidt tot onnodige imagobeschadigingen. (...)”
Bij brief van 21 september 2006 (abusievelijk gedateerd 2002) heeft de echtgenoot van [eiseres], [echtgenoot eiseres], na een bespreking met [gedaagde1] de dag ervoor, namens [eiseres] aan De Volkskrant c.s. verzocht het artikel te rectificeren, aangezien dit volgens hem ‘ongefundeerde verdachtmakingen’ bevat. Ook heeft [echtgenoot eiseres] de diploma’s van [eiseres] ter inzage aangeboden. Vervolgens heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen [gedaagde1] en [echtgenoot eiseres], waarin de laatste het verzoek om rectificatie heeft herhaald.
Bij brief van 19 januari 2007 heeft de raadsman van [eiseres] De Volkskrant c.s. nogmaals om rectificatie verzocht en gesommeerd. In de brief wordt (nogmaals) gesteld dat [eiseres] wel degelijk over de vereiste diploma’s beschikt, dat de Stichting Orthoclaim niet bestaat, dat de aantijgingen jegens [eiseres] onjuist zijn en schadelijk voor haar en dat navraag bij de Volendamse advocaat [naam advocaat] zou hebben geleerd dat er geen sprake van is dat deze namens een boze cliënt al meer dan een jaar probeert de papieren van [eiseres] boven tafel te krijgen. Bij brief van 29 januari 2007 is deze sommatie nog eens herhaald.
Bij brief van 8 februari 2007 heeft [gedaagde1] aan de raadsman van [eiseres] meegedeeld dat hij met een aantal betrokkenen bij Orthoclaim heeft gesproken, maar dat de Stichting nog moet worden opgericht; dat hij bronnen en namen van ontevreden (oud-)patiënten van [eiseres] niet zal prijsgeven, aangezien hij anonimiteit heeft beloofd en dat de briefwisseling tussen advocaat [naam advocaat] en het BIG wel degelijk bestaat. [gedaagde1] stelt voor de briefwisseling verder te staken, aangezien het slechts een herhaling van zetten wordt.
Bij e-mail van 5 april 2007 heeft een Woordvoerder van de Stichting Orthoclaim i.o. aan [gedaagde1] (anoniem) meegedeeld dat hij (de woordvoerder) in het artikel correct geciteerd is.
Bij brief van 18 april 2007 heeft [naam orthodontist] aan [gedaagde1] onder meer het volgende meegedeeld:
“Hoewel ik de woorden over ongekwalificeerd personeel in het artikel in de Volkskrant van 2 augustus niet heb geuit heb ik wel aan de heer [gedaagde1] meegedeeld dat ik van collega’s heb gehoord dat er in mijn regio een praktijk is waarin ook de echtgenoot de tangen ter hand neemt, ook tijdens de weekenddienst. De indruk bij een deel van de patiënten bestaat dat de echtgenoot de orthodontist is.”
In een e-mail van 19 april 2007 heef[naam] namens de “Stichting Orthoclaim i.o.” aan [gedaagde1] meegedeeld dat de doelstelling van de Stichting is:
“Het beoordelen van klachten inzake orthodontistische behandelingen, die mogelijkerwijs verband houden met het niet rechtsgeldig gekwalificeerd zijn van de behandelaar en het toetsen cq onderzoeken van de procedure hoe deze behandelaar in het BIG register is gekomen.” Over de reden waarom de Stichting nog in oprichting is heeft [naam] in deze e-mail vermeld:
“Zijn nog in afwachting van reactie verschillende ziektekostenverzekeraars. Zijn reacties aan het verzamelen van algemeen practici(tandartsen). Veel reacties van patienten/ouders/voogden komen nog binnen en moeten geselecteerd worden op bruikbaarheid. We wachten nog de schriftelijke reactie af van de Inspectie voor Volksgezondheid en de reactie van een Hoogleraar Patientenrecht.”
In een e-mail van 20 april 2007 heeft [naam], secretarieel manager van de Klachtencommissie Tandheelkunde aan [echtgenoot eiseres] meegedeeld in de jaren 2003 tot en met 2007 (gedurende welke periode [eiseres] twee praktijken had, die zij nog steeds heeft) geen enkele klacht over [eiseres] te hebben ontvangen.
In een brief gedateerd 29 mei 2004, gericht aan ‘Ass. Ned. Tandartsen’ heeft [naam] een klacht geformuleerd tegen ‘[eiseres]’ betreffende het ‘niet correct behandelen van het gebit v[naam jongen]m jongen]’. De klacht betreft met name het feit dat [naam jongen], na een bijna afgeronde behandeling bij de voorganger van [eiseres] ([naam voorganger]) op advies van [eiseres] nog 1 1/3 jaar een “activator” moest dragen, uiteindelijk zonder resultaat.
“Ze ([eiseres], vzr.) zei tegen[naam jongen] “laat alles maar weer scheef groeien, dan kan je naar de kaakchirurg of terug komen als je een jaar of dertig bent. Dat is nu toch mode.” Daarop hebben wij de praktijk verlaten. En wel met het gevoel dat hij zolang nutteloos is behandeld.”
Bij brief van 20 april 2007 heeft orthodontist [naam] verklaard op verzoek van [eiseres] de gebitsmodellen (daterend van december 2002) te hebben beoordeeld van patiënt [naam jongen] [naam jongen] in het artikel). Hij concludeert als volgt:
“Hoewel ik geen röntgenopnamen tot mijn beschikking heb, meen ik op basis van de gebitsmodellen te kunnen oordelen dat langs orthodontische weg een stabiele en functionele occlusie niet haalbaar is. Dit betekent dat gekozen kan worden voor een orthopaedische oplossing (head-gear en/of activator) of een gecombineerde orthodontisch/chirrugische correctie op latere leeftijd. Bij gunstige groei zal de orthopaedische behandeling ongeveer 1½ jaar in beslag nemen.”
De Volkskrant heeft een ongedateerde, anonieme verklaring in het geding gebracht van een ouder van een patiënte van de voorganger van [eiseres], waarin deze zich onder meer beklaagt over de omstandigheid dat [eiseres] niet bereid zou zijn geweest om een losgeraakt elastiekje om de kies van haar dochter vast te lijmen, omdat haar dossier nog niet compleet zou zijn overgedragen. Daarnaast is nog een anonieme en ongedateerde verklaring overgelegd van “ouders van een patiënte”, waarbij deze zich beklagen over met name gebrekkige informatieverschaffing door [eiseres]. Voorts is een e-mail overgelegd, gedateerd 28 augustus 2006, van een ouder van “[naam]”, bij wie [eiseres] verzuimd zou hebben een foto te hebben gemaakt, zodat zij een snijtand over het hoofd heeft gezien, waardoor de behandeling van [naam] volgens de betrokken ouder ‘ernstige vertraging’ heeft opgelopen. De ouder vermeldt in deze e-mail verder dat zij is weggegaan bij [eiseres], omdat zij de ‘communicatie met haar buitengewoon onprettig en moeizaam’ vond.
In een e-mail van 12 januari 2003 en een fax van 11 juni 2004 hebben twee voormalige werkneemsters van [eiseres] ([werknemer1] en [werknemer2]) zich beklaagd over de werkwijze van [eiseres] en (in de praktijk assisterende) [echtgenoot eiseres], met name over het niet (tijdig) betalen van salaris en over het inroosteren van 4 à 5 patiënten per kwartier, waardoor de communicatie met ouders moeizaam verliep.
Op woensdag 13 juni 2007 is in De Volkskrant op de Economie pagina (die dag pagina 7) rechtsboven een artikel verschenen onder de kop:
“Beschuldigingen over [eiseres] ongegrond.” In het artikel staat:
“De nog op te richten Stichting Orthoclaim, die boze beugeldragers onder meer bij wil staan in hun strijd tegen orthodontisten met moeilijk controleerbare buitenlandse diploma’s, richtte vorig jaar augustus in deze krant ten onrechte de pijlen op de papieren van de Utrechtse orthodontiste [eiseres]. Destijds uitte een woordvoerder van de Stichting twijfels over de geldigheid van de diploma’s van [eiseres]. Uit onderzoek van de Volkskrant is gebleken dat de orthodontiste wel degelijk in Hongarije is afgestudeerd. Ook kan zij Duitse papieren overleggen die aantonen dat zij daar het vak van orthodontist mag uitoefenen. Op grond van deze papieren is [eiseres] in Nederland als specialiste orthodontie ingeschreven in het BIG Specialisten Register. [echtgenoot [echtgenoot eiseres], de echtgenoot van [eiseres], zegt hierover dat hij het betreurt dat de oorspronkelijke beschuldigingen van Orthoclaim berusten op - naar nu is gebleken - foutieve insinuaties en roddels. Een woordvoerder van de Stichting Orthoclaim, waarvan de oprichting vertraagd is, zegt dat de Stichting dit najaar wordt ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en dat haar doelstellingen ongewijzigd zijn.”
Het geschil
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van De Volkskrant c.s. tot het plaatsen van een rectificatie op pagina 3 van de eerstvolgende verschijnende zaterdageditie en op de website van De Volkskrant, als nader omschreven onder I in het petitum van de dagvaarding en tot het verwijderen van alle links naar het gewraakte artikel. Daarnaast vordert [eiseres] dat het De Volkskrant c.s. wordt verboden om uitingen te publiceren gelijk aan die in het artikel, in het bijzonder met de strekking dat twijfel bestaat aan de kundigheid en/of de diploma’s van [eiseres]. Dit alles op straffe van een dwangsom. Tenslotte vordert [eiseres] een schadevergoeding van € 20.000,- en veroordeling van De Volkskrant c.s. in de proceskosten.
Ter toelichting op haar vordering heeft [eiseres], samengevat, het volgende gesteld. [eiseres] voldoet aan alle wettelijke eisen om het beroep van orthodontist uit te oefenen. In het artikel wordt ten onrechte gesuggereerd dat dit niet het geval is en dat [eiseres] onkundig zou zijn. [eiseres] heeft haar diploma’s inmiddels ook ten genoegen van De Volkskrant overgelegd. Tengevolge van de publicatie wordt [eiseres] geconfronteerd met twijfels over haar kundigheid en integriteit. Dit is grievend en onrechtmatig jegens haar. Haar reputatie is ernstig geschaad. Het artikel steunt niet op enig feitenmateriaal. De Stichting Orthoclaim blijkt in het geheel niet te bestaan. De Stichting zou in de zomer vorig jaar worden opgericht, maar dat is nog steeds niet gebeurd. [gedaagde1] heeft niets gedaan om de door Orthoclaim geuite beschuldigingen op juistheid te controleren. Daarnaast is [naam orthodontist], zoals hij zelf heeft verklaard, onjuist geciteerd in het artikel. Er is ook geen “hoor en wederhoor” toegepast. Weliswaar heeft [gedaagde1] met [echtgenoot eiseres] gebeld, maar tijdens dat telefoongesprek is alleen in zijn algemeenheid de oncontroleerbaarheid van het BIG-register aan de orde geweest. De publicatie van het artikel heeft aan [eiseres] ernstige (materiële en immateriële) schade toegebracht. Zij wordt nog voortdurend met de gevolgen geconfronteerd, zowel in als buiten de praktijk. De schade dient dan ook te worden vergoed. [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen.
De Volkskrant c.s. voert verweer, waarop hierna bij de beoordeling van het geschil, nader wordt ingegaan.
De beoordeling
Anders dan De Volkskrant c.s. heeft aangevoerd, heeft [eiseres] voldoende (spoedeisend) belang bij haar vorderingen. Weliswaar dateert de publicatie al van 2 augustus 2006, maar het spoedeisend belang wordt beoordeeld naar de situatie ten tijde van het geding of het vonnis. Als de mededelingen in de publicatie onjuist zijn, of anderszins onrechtmatig, heeft [eiseres] ook thans een spoedeisend belang bij rechtzetting daarvan en vergoeding van de eventuele schade. Dat zij niet eerder een procedure heeft gestart doet daar niet aan af. Daar komt bij dat [eiseres], althans [echtgenoot eiseres] namens haar, reeds in september 2006 is begonnen met het ageren tegen de gewraakte publicatie en met De Volkskrant c.s. in overleg is geweest.
Uitgangspunt in deze zaak is dat het recht van vrijheid van meningsuiting ingevolge artikel 10 EVRM (Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) slechts kan worden beperkt bij gevallen in de wet voorzien en voor zover deze beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen.
Een wettelijke beperking kan zijn gelegen in artikel 6:162 (en volgende) Burgerlijk Wetboek, te weten onrechtmatig handelen door degene die zich op de uitingsvrijheid beroept. In dit geval ligt de vraag voor of de publicatie van De Volkskrant c.s. onrechtmatig is jegens [eiseres].
De vraag welk van beide fundamentele rechten - het recht op vrijheid van meningsuiting en de recht op bescherming van de eer en goede naam - zwaarder moet wegen, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Daarbij dient enerzijds rekening te worden gehouden met het belang van [eiseres] om niet in de pers te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en anderzijds met het belang van De Volkskrant c.s. om misstanden die de samenleving raken onder de aandacht te brengen van het publiek.
Tussen partijen is niet in geschil dat mededelingen over een arts (in dit geval orthodontist) dat zij onkundig is (voor zover daarvan in het artikel sprake zou zijn) en/of niet beschikt over de benodigde diploma’s, ernstige beschuldigingen zijn, die voor de betrokken arts, met name gelet op de benodigde vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt, zwaarwegende gevolgen kan hebben. De publicatie waar het hier om gaat is verschenen in De Volkskrant, een dagblad met een oplage van rond de 300.000 exemplaren, door [eiseres] onweersproken betiteld als ‘gezaghebbend’ en een ‘kwaliteitskrant’. Aangenomen mag dan ook worden dat de publicatie een groot publiek bereikt en een behoorlijke impact heeft (gehad).
Met betrekking tot de diploma’s heeft De Volkskrant c.s. aangevoerd dat in het artikel, onder meer gewijd aan de dubieuze betrouwbaarheid van de BIG-inschrijvingen, weliswaar twijfel is geuit over de geldigheid van de diploma’s van [eiseres], maar dat De Volkskrant daarbij slechts derden heeft geciteerd (de Stichting Orthoclaim i.o.) en dat er bovendien een reële aanleiding bestond voor deze twijfel, onder meer omdat een eerder veroordeelde “neptandarts”, evenals [eiseres], in Mainz zou zijn afgestudeerd. Het heeft veel moeite gekost informatie over de diploma’s boven water te krijgen en [eiseres] was op dit punt bepaald niet coöperatief, maar toen zij de diploma’s uiteindelijk had overgelegd en na aanvullend onderzoek door De Volkskrant c.s. zelf, is een en ander rechtgezet in het artikel van 13 juni 2007, onder de duidelijke kop “Beschuldigingen over [eise[eiseres] ongegrond.” De Volkskrant c.s. heeft naar haar zeggen op het punt van de diploma’s dus niet onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres], ook al omdat haar een weerwoord is gegund.
Dit verweer slaagt niet. De Volkskrant c.s. heeft een eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot haar publicaties en kan zich niet verschuilen achter (uitlatingen van) derden, als deze ernstige beschuldigingen bevatten die niet op feitelijk juiste informatie zijn gebaseerd en schade kunnen toebrengen aan iemands reputatie. In het artikel van 2 augustus 2006 heeft De Volkskrant c.s. onvoldoende afstand genomen van de uitlatingen van Orthoclaim jegens [eiseres]. Het had op de weg van De Volkskrant c.s. gelegen om de mededelingen over het mogelijk ontbreken van diploma’s zelf op hun feitelijke juistheid te onderzoeken. De Volkskrant c.s. kan niet volstaan met de mededeling dat het BIG-register geen (kopiëen van) diploma’s verstrekt. [gedaagde1] heeft in dit kader erkend dat hij, alvorens het artikel te publiceren, niet zelf aan [eiseres] heeft gevraagd hem de betrokken papieren te laten zien. In dit opzicht heeft De Volkskrant c.s. in het licht van het vorenstaande (de aard en impact van de publicatie en de aard van de beschuldiging, de feitelijke onjuistheid) onzorgvuldig en onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. Daarbij komt nog dat voor het aan de kaak stellen van mogelijke misstanden met betrekking tot het BIG-register de vermelding van de naam van [eiseres] niet noodzakelijk was. Het recht op vrijheid van meningsuiting van De Volkskrant c.s. weegt daarom in dit geval minder zwaar dan het recht van [eiseres] op bescherming van haar eer en goede naam. Dat het, zoals De Volkskrant c.s. heeft gesteld, na de publicatie van het artikel en de eerste zitting nogal moeizaam is gelopen voordat de informatie boven tafel kwam, doet aan het voorgaande niet af en maakt de beslissing over de onrechtmatigheid van de beschuldiging ten aanzien van de diploma’s niet anders.
Het tweede aspect van het artikel betreft de beschuldiging dat er veel mis is met orthodontistische behandelingen. In dit kader is de term ‘onkundig’ gebruikt. De Volkskrant c.s. heeft aangevoerd dat een dergelijke beschuldiging ten aanzien van [eiseres] niet in het artikel valt te lezen, aangezien in de passages waarin dat aspect belicht wordt haar naam niet voorkomt en dat, voor zover die link toch zou worden gelegd, er voldoende aanwijzingen zijn dat het functioneren van [eiseres] inderdaad niet optimaal is. Daarnaast geldt volgens De Volkskrant c.s. ook hier dat slechts sprake is van uitlatingen van derden, die correct zijn geciteerd.
Anders dan De Volkskrant meent, kan uit het artikel wel degelijk worden opgemaakt dat [eiseres] een slecht functionerende orthodontist is. De term ‘onkundig’ wordt immers uitdrukkelijk in verband gebracht met het ontbreken van geldige diploma’s en als (enig) voorbeeld van een orthodontist waarbij dat mogelijk aan de orde is, wordt [eiseres] genoemd. Verder is [naam orthodontist] geciteerd over vrouwelijke orthodontist in de regio, waarbij in de betrokken kringen - en naar De Volkskrant ter zitting heeft verklaard terecht - al gauw aan [eiseres] zal worden gedacht. Ook met betrekking tot het begrip ‘onkundige orthodontisten’ geldt dat dit een ernstige beschuldiging betreft - temeer nu in het artikel wordt gesproken over het ‘verknallen’ van gebitten - met voor [eiseres] verstrekkende gevolgen. Ook op dit punt kan De Volkskrant c.s. zich niet verschuilen achter uitlatingen van derden. De Volkskrant c.s. heeft ook hier zelf de plicht te onderzoeken of de geuite beschuldigingen voldoende steun vonden in de feiten. Bij dit onderzoek brengt de zorgvuldigheid mee dat De Volkskrant c.s. de beschuldigde expliciet om commentaar vraagt en concreet confronteert met het voorval dat de beschuldiging adstrueert. Niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde1] expliciet de kwes[naam jongen]m jongen] aan [eiseres] c.q. [echtgenoot eiseres] heeft voorgelegd.
De Volkskrant c.s. heeft nog aangevoerd dat de beschuldigingen over onkunde, voor zover deze al in het artikel te lezen zijn, niet onrechtmatig zijn, omdat er voldoende aanwijzingen zijn dat er dingen gebeuren in de praktijk [eiseres], die niet kloppen. De Volkskrant baseert zich daarbij op de uitlatingen van [naam orthodontist] en de brieven van, al dan niet anonieme, patiënten en voormalige personeelsleden (weergegeven onder 2.16, 2.18 en 2.19). Voor wat betreft [naam orthodontist], die zijn in het artikel vermelde uitlatingen in de onder 2.17 aangehaalde brief aanzienlijk heeft genuanceerd en heeft meegedeeld niet (geheel) correct te zijn geciteerd, is onvoldoende duidelijk geworden wat deze nu precies tegen [gedaagde1] heeft gezegd. Met betrekking tot de brieven van patiënten en ex-personeelsleden geldt dat deze, met uitzondering van de onder 2.16 weergegevene en de brief van 26 augustus 2006, geen betrekking hebben op de kundigheid van [eiseres] als orthodontist, maar veeleer op bejegening en arbeidsrechtelijke kwesties. De in de brief van 26 augustus 2006 opgenomen ‘klacht’ is pas opgeschreven na de totstandkoming van het artikel. Met betrekking tot de behandeling van[naam jongen] heeft [eiseres] een uiteenzetting gegeven, die wordt ondersteund door orthodontist [naam], waaruit kan worden afgeleid dat in dat geval geen aanwijzingen zijn voor “onkunde” op tandheelkundig gebied. De suggestie dat [eiseres] behoort tot een categorie orthodontisten bij wie regelmatig iets mis gaat bij de behandelingen, en die van tijd tot tijd een gebit heeft “verknald”, vindt dan ook onvoldoende steun in het tot dusver bekende feitenmateriaal. Met in achtneming van de overige omstandigheden van dit geval, waarbij nog van belang is dat niet is gebleken dat in het verleden bij enige officiële instantie ooit een klacht tegen [eiseres] is ingediend, wordt daarom ook op dit punt geoordeeld dat de publicatie onrechtmatig is jegens [eiseres].
Met betrekking tot de gevorderde rectificatie heeft De Volkskrant c.s. aangevoerd dat [eiseres] daarbij geen belang (meer) heeft, nu de mededelingen over de twijfels aangaande de geldigheid van haar papieren in het artikel van 13 juni 2007 zijn rechtgezet en daarin ook het weerwoord van [eiseres] (bij monde van [echtgenoot eiseres]) is opgenomen. Vooropgesteld wordt dat De Volkskrant c.s. reeds tijdens de eerste zitting heeft verklaard dat zij “hoe dan ook”, hetgeen begrepen is als ongeacht de uitspraak, een mededeling zal plaatsen wanneer blijkt dat de diploma’s van [eiseres] in orde zijn. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat De Volkskrant c.s. het artikel van 13 juni 2007 op eigen risico heeft geplaatst. [eiseres] heeft ten aanzien van het artikel van 13 juni 2007 echter terecht opgemerkt dat niet de term “rectificatie” wordt gebruikt, dat er niet in staat dat De Volkskrant c.s. onjuist en/of onrechtmatig heeft gehandeld, maar alleen wordt verwezen naar de Stichting Orthoclaim i.o., en dat slechts wordt ingegaan op de geldigheid van de diploma’s en niet op de vermeende ‘onkunde’. [eiseres] heeft dan ook belang bij toewijzing van de gevorderde rectificatie, met een inhoud als na te melden en met de toevoeging “zonder nadere aankondiging, toevoeging of commentaar”. Anders dan De Volkskrant c.s. meent betreft dat niet een te vergaande beperking van de vrijheid van meningsuiting van De Volkskrant c.s., aangezien het hier slechts gaat om toevoegingen of commentaar die afbreuk zouden doen aan de rectificatie. De Volkskrant c.s. kan volstaan met een rectificatie op de Economie pagina, eventueel in een doordeweekse editie, aangezien het gewraakte artikel ook op een dergelijke pagina heeft gestaan, alsmede met plaatsing van de rectificatie op de website. Ook de vordering tot verwijdering van het gewraakte artikel op Internet en de de links die daartoe leiden zal worden toegewezen, aangezien de Volkskrant c.s. tegen die vordering in het bijzonder, geen verweer heeft gevoerd. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Nu alleen de geboden en niet het gevraagde verbod wordt toegewezen, verbeurt De Volkskrant een dwangsom voor iedere dag dat aan de veroordeling(en) niet wordt voldaan en bestaat voor het opleggen van een dwangsom “per overtreding” geen aanleiding.
Het gevorderde onder IV van het petitum zal worden afgewezen. De Volkskrant c.s. heeft terecht aangevoerd dat toewijzing daarvan zou impliceren dat De Volkskrant c.s. ook bij het boven water komen van nieuwe feiten geen vraagtekens bij de geldigheid van de papieren van [eiseres] en/of bij de kundigheid van [eiseres] zouden mogen worden plaatsen, wat in dit verband te ver gaat.
Met betrekking tot de geldvordering geldt dat deze in kort geding alleen toewijsbaar is, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen en van de eiser niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
Met betrekking tot de gevorderde materiële schade heeft [eiseres] onvoldoende gesteld om te kunnen beoordelen of deze aan het hiervoor genoemde criterium voldoet. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding geldt dat, gelet op de aard van de publicatie en de impact die deze heeft (gehad) vanwege de ernstige aantasting van de reputatie van [eiseres], voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter deze zal toewijzen voor een bedrag van € 5.000,-. [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij een prompte genoegdoening. Bij de bepaling van de hoogte van het bedrag wordt in aanmerking genomen dat met de rectificatie een deel van de schade wordt weggenomen.
Het bedrag tot voldoening waarvan De Volkskrant c.s. zal worden veroordeeld, geldt als voor-schot op en ter nadere verrekening met hetgeen zij ten gronde zal blijken verschuldigd te zijn.
De beslissing
De voorzieningenrechter
Veroordeelt De Volkskrant c.s. om binnen twee werkdagen (de zaterdag daarin begrepen) na betekening van dit vonnis, zonder nadere aankondiging, toevoeging of commentaar, op de economie pagina van de eerstvolgende editie van De Volkskrant, ter grootte van 1/8e pagina en in het normale lettertype van De Volkskrant met lettergrootte 12 de navolgende tekst te plaatsen:
“Rectificatie,
Geachte lezer,
In de Volkskrant van 2 augustus 2006 heeft een artikel gestaan van [gedaagde1] met als titel “Stichting wil boze beugeldragers helpen”.
Uit dit artikel kan ten onrechte worden opgemaakt dat de orthodontist [eise[eiseres], die in Utrecht en Huizen orthodontiepraktijken heeft, op tandheelkundig gebied onkundig zou zijn en dat zij niet over geldige diploma’s zou beschikken.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 28 juni 2007 geoordeeld dat De Volkskrant met deze publicatie onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eise[eiseres].
De Volkskrant heeft niet aannemelijk gemaakt dat [eise[eiseres] niet beschikt over de vereiste diploma’s waarover orthodontisten dienen te beschikken in verband met de wettelijk vereiste inschrijving in het Register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, noch heeft De Volkskrant aannemelijk gemaakt dat [eise[eiseres] onkundig zou zijn.
De Volkskrant B.V.”;
Veroordeelt De Volkskrant c.s. om binnen 48 uur na de betekening van dit vonnis de onder 5.1. vermelde rectificatie, zonder nadere aankondiging, toevoeging of commentaar, in de vorm van een internetartikel, te plaatsen op de website www.volkskrant.nl/binnenland, waarvan de lay-out gelijk is aan die van internetartikelen die de Volkskrant gewoonlijk plaatst op haar website, en naar welk artikel op de hoofdpagina van voornoemde website een link wordt geplaatst op het moment van plaatsing van de rectificatie, die bestaat uit de tekst ‘Rectificatie met betrekking tot orthodontist [eise[eiseres]’;
Veroordeelt De Volkskrant c.s. om binnen 48 uur na de betekening van dit vonnis (de aankondiging van) het artikel van 2 augustus 2006, evenals alle links die daartoe leiden, te verwijderen uit het internet archief;
Veroordeelt De Volkskrant c.s., ieder voor zich, tot het betalen van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen), dat de Volkskrant c.s. in gebreke blijft met de nakoming van voornoemde veroordelingen, met een maximum van € 10.000,-;
Veroordeelt De Volkskrant hoofdelijk tot voldoening van een bedrag van
€ 5.000,- aan [eiseres], als voorschot op vergoeding van de immateriële schade;
Veroordeelt De Volksrant c.s. in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
- € 84,31 aan explootkosten,
- € 251,- aan vastrecht en
- € 816,- aan salaris procureur;
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, bijgestaan door mr. M. Balk als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2007.?