Parketnummer: 13/525040-07
Datum uitspraak: 14 juni 2007
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2007.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Vast staat dat verdachte op de hoogte was van het feit dat een aantal van de medeverdachten het plan hadden opgevat om discotheek/loungeclub “Jimmy Woo” te overvallen. Vast staat ook dat er in de woning van verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte] besprekingen hebben plaatsgevonden waarin dit plan werd geconcretiseerd op momenten dat hij zelf in de woning aanwezig was.
Weliswaar is aannemelijk te achten dat verdachte op de hoogte was van de inhoud van deze gesprekken, en is het hem in het licht daarvan ook te verwijten dat hij niets heeft ondernomen om de medeverdachten van hun plannen te laten afzien, maar niet bewijsbaar is dat verdachte daadwerkelijk zelf aan deze gesprekken heeft deelgenomen, dan wel anderszins bij de voorbereiding van de overval betrokken is geweest. In het dossier is derhalve onvoldoende bewijs voorhanden voor bewezenverklaring van medeplichtigheid van verdachte aan de overval door middel van de in de telastelegging opgenomen gedragingen.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 januari 2007 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, te weten:
- een pistoolmitrailleur, merk IMI-Israel, kaliber 9 millimeter en
wapens van categorie III, te weten:
- een patroonhouder, merk GLOCK en
- een pistool, merk STAR, kaliber 9x19 millimeter en
munitie van categorie III, te weten:
- een patroonhouder met 7 patronen van kaliber 9x19 millimeter en
- 15 patronen van kaliber 9x19 millimeter
voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank overweegt daarbij ten aanzien van het onder 3 telastegelegde als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij ten tijde van zijn aanhouding op 29 januari 2007 tezamen met de medeverdachte [medeverdachte] verbleef in de woning gelegen aan de [adres]. Beiden hadden daar de beschikking over een eigen slaapkamer. Deze slaapkamers waren niet afgesloten en verdachte heeft ook verklaard dat men wel eens bij elkaar op de kamer kwam. Voorts heeft verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij had gezien dat [medeverdachte] een uzi, een pistool en een patroonhouder met munitie in huis had. Ook verdachte kon eenvoudig over de wapens en de munitie beschikken, nu deze waren opgeborgen in de ook voor hem vrij toegankelijke slaapkamer van [medeverdachte]. Verdachte heeft weliswaar ter terechtzitting verklaard dat hij [medeverdachte] had gevraagd de wapens te verwijderen, maar heeft nooit gecontroleerd of dit daadwerkelijk gebeurd was, danwel hiertoe zelf stappen ondernomen. Onder deze omstandigheden kan derhalve bewezen worden verklaard dat verdachte tezamen met [medeverdachte] de wapens en de munitie voorhanden had. Dat verdachte zelf niet als eigenaar van deze voorwerpen is te beschouwen, doet daar niet aan af.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 3 bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden alsmede tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 2 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
de voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 20, 29, 46, 47 en 48 op de als bijlage 3 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.G. van der Schroeff, voorzitter,
mrs. H.M.J. Quaedvlieg en J. Piena, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2007.