Parketnummer: 13/525020-07
Datum uitspraak: 14 juni 2007
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Het Schouw” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2007.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlage 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van ongeveer 15.000 Euro en een kluisje met muntgeld en een exploitatievergunning toebehorende aan de Jimmy Woo en/of aan [slachtoffer 1] en
- een geldbedrag van ongeveer 200 Euro en bankpassen toebehorende aan [slachtoffer 2] en
- een donkerrode platentas met daarin onder andere cd's toebehorende aan [slachtoffer 8] en
- een rugtas met inhoud van het merk Nike toebehorende aan [slachtoffer 3], en een rugtas van het merk Puma, en een geldbedrag van ongeveer 245 Euro toebehorende aan [slachtoffer 4],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en zijn mededaders
- vuurwapens op die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben gericht en
- een vuurwapen hebben doorgeladen en
- met een vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 5] hebben geslagen en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] of [slachtoffer 7] hebben gedwongen om op de grond te gaan liggen en te blijven liggen en
- met tie-rips de handen van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] achter hun ruggen hebben vastgebonden;
op 27 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
- twee vuurwapens op die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] gericht en een vuurwapen doorgeladen en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] gedwongen om op de grond te gaan liggen en te blijven liggen en
- met tie-rips de handen van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] achter hun ruggen vastgebonden.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 27 november 2006 heeft er een overval plaatsgevonden door twee gewapende overvallers op discotheek/loungeclub “Jimmy Woo” te Amsterdam. Voor deze overval worden later in totaal zes verdachten aangehouden, te weten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en verdachte. Door [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is verklaard dat [medeverdachte 3] op enig moment heeft geopperd om een overval te plegen op de “Jimmy Woo”. Hij zocht iemand voor de uitvoering en had daartoe contact met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] bracht op zijn beurt [medeverdachte 3] weer in contact met verdachte en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1], zo wist [medeverdachte 2], zou in verband met financiële problemen wel bereid zijn om de overval te plegen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en verklaren overeenkomstig.
Vast staat dat [medeverdachte 3], zoals deze bij de politie heeft verklaard, voorafgaand aan de overval de direct betrokkenen heeft voorzien van alle relevante informatie. Dit gebeurde tijdens besprekingen in de woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] waarin de plannen werden geconcretiseerd. Bij deze besprekingen waren naast [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] nog twee personen aanwezig. Zowel [medeverdachte 4] als [medeverdachte 5], die in de woning waren op het moment dat die gesprekken plaatsvonden, maar daaraan niet deelnamen, verklaren zowel bij de politie als de rechter-commissaris gezien te hebben dat naast [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook verdachte aan deze gesprekken deelnam. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat bij de besprekingen in de woning van [medeverdachte 4] [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]), [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) aanwezig waren.
[medeverdachte 1] noemt in zijn verklaring behoudens [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] geen namen doch duidt de overige deelnemers aan die besprekingen aan met persoon A en persoon B. Persoon A, aldus [medeverdachte 1], had hem in contact gebracht met [medeverdachte 3]. Uitgaande van de eigen verklaring van [medeverdachte 2] en die van [medeverdachte 3] moet hij dus degene zijn die door [medeverdachte 1] wordt aangeduid met A. Nu van alle andere aanwezige personen de rol vast staat, kan het niet anders dan dat de door [medeverdachte 1] met B aangeduide persoon, verdachte betreft.
Voorts heeft [medeverdachte 3] de medeverdachten op de vrijdagavond voor de overval meegenomen ter verkenning van de “Jimmy Woo”. Volgens diens verklaring heeft hij alles aangewezen aan [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte), waarbij [medeverdachte 1] de meste vragen stelde. Hij heeft hen gewezen op de plaats waar het geld zou liggen, hij heeft hen geïnformeerd over de openingstijden en het aanwezige personeel en hij heeft hen geattendeerd op de meest gunstige avond om de overval te plegen. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd die avond aanwezig te zijn geweest in de “Jimmy Woo”.
[medeverdachte 1] verklaart dat hij de avond van de overval naar de woning van A is gegaan. B (verdachte) kwam daar ook en vervolgens zijn ze naar de “Jimmy Woo” gereden. Ook dit past in de verklaringen van bijvoorbeeld [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] hoorde [medeverdachte 2] tijdens de rit bovendien vragen of ze mutsen en handschoenen bij zich hadden. Ook hoorde hij [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 3] zeggen dat hij op zijn teken wachtte. Dit klopt met de verklaring van [medeverdachte 1] dat er op een gegeven moment bij A ([medeverdachte 2]) een sms bericht binnenkwam dat ze moesten gaan. Ook komt dit overeen met de verklaring van [medeverdachte 3] dat hij [medeverdachte 2] een sms bericht met die strekking heeft gestuurd. Vervolgens is [medeverdachte 1] met persoon B (verdachte) naar binnen gegaan. In de “Jimmy Woo” bedreigden beiden de aanwezigen, onder meer door hen een vuurwapen te tonen, en nam verdachte het geld uit de kluis. Na de overval stond [medeverdachte 2] met de auto te wachten en reden de drie mannen weg. Later verdeelden zij samen de buit, aldus [medeverdachte 1].
Nu de voor verdachte belastende verklaringen van zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 1] op essentiële punten overeenkomen en bovendien steun vinden in de verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. Gelet op het voorgaande staat vast dat verdachte als deelnemer betrokken is geweest bij de overval op de “Jimmy Woo”.
De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte zowel bij de voorbereiding als de uitvoering van de overval, zo wezenlijk was, dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de mededaders, en verdachte derhalve moet worden gezien als medepleger van zowel de overval als de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft tezamen met zijn mededaders een overval gepleegd op een disco/loungeclub.
Bij de overval zijn zeven personeelsleden onder bedreiging van vuurwapens vastgebonden en enige tijd van hun vrijheid beroofd. Een van de slachtoffers is tijdens een worsteling zo hard met een vuurwapen op zijn hoofd geslagen dat hij zich later in een ziekenhuis aan zijn verwondingen heeft moeten laten behandelen. Een ander slachtoffer is na een vluchtpoging, wederom onder bedreiging met een vuurwapen, teruggehaald, en vervolgens gedwongen om de kluis te openen, waarna de overvallers er met een aanzienlijk geldbedrag vandoor zijn gegaan. De overval was tevoren zorgvuldig gepland en verdachte heeft als deelnemer aan de overval een belangrijke rol gespeeld in zowel de voorbereiding als de uitvoering. Diverse slachtoffers zijn door hetgeen is voorgevallen ernstig geshockeerd en hebben tijdens de overval voor hun leven gevreesd. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven daarvan nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dit klemt temeer daar het feit gepleegd werd op de werkplek van de slachtoffers zodat zij hieraan nog dagelijks herinnerd zullen worden.
Dit zijn ernstige feiten waarvoor in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. Met in achtneming van het in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht bepaalde neemt de rechtbank hierbij voor alle mededaders, die zij een gelijkwaardige rol toerekent, als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
De rechtbank ziet geen reden om ten gunste van verdachte naar beneden toe af te wijken van haar uitgangspunt temeer daar verdachte blijkens een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 1 februari 2007 reeds eerder, zij het niet recent, terzake van zowel een geweldsdelict als meerdere vermogensdelicten is veroordeeld. Dit is overigens geen reden verdachte een hogere straf op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 55, 57, 282, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
de voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 35, 36 en 37 op de als bijlage 3 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.G. van der Schroeff, voorzitter,
mrs. H.M.J. Quaedvlieg en J. Piena, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2007.