ECLI:NL:RBAMS:2007:BA4543

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/409118-06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling vastgoedhandelaar voor valsheid in geschrift en poging tot oplichting in vastgoedtransactie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2007 uitspraak gedaan tegen een vastgoedhandelaar die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en poging tot oplichting. De verdachte had op 3 juli 2006 in Amsterdam opzettelijk gebruik gemaakt van een vervalst koopcontract, waarin de koopprijs van een aantal panden was gewijzigd van EUR 1.750.000,00 naar EUR 2.150.000,00. Dit vervalste document werd verstrekt aan een potentiële koper, de heer [betrokkene 1], met de bedoeling deze te misleiden en te bewegen een hogere prijs te betalen dan de werkelijke kostprijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op geraffineerde wijze het vertrouwen in schriftelijke stukken had misbruikt, wat leidde tot ernstige misleiding in de vastgoedsector.

De rechtbank heeft de bewijsvoering grondig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman van de verdachte, die stelde dat er geen sprake was van misleiding. De rechtbank achtte de bewezen feiten strafbaar en oordeelde dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 4 maanden, waarvan de tenuitvoerlegging voorwaardelijk was, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd een taakstraf van 240 uren opgelegd, met vervangende hechtenis bij niet-naleving. Ook werd een geldboete van € 67.000 opgelegd, met vervangende hechtenis van één jaar bij niet-betaling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten, maar besloot af te wijken van de eis van de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/409118-06
Datum uitspraak: 19 april 2007
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te Amsterdam op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2007.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 03 juli 2006 te Amsterdam, opzettelijk gebruik heeft gemaakt
van een vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
te weten een koopcontract over de verkoop van panden gelegen aan de [adres] te Amsterdam, als ware het echt en onvervalst,
bestaande die vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid
de koopprijs was veranderd van EUR 1.750.000,00 in EUR 2.150.000,00 en
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte,
dat koopcontract heeft verstrekt aan een potentiële koper van die panden,
te weten aan (onder meer) de heer [betrokkene 1],
om de heer [betrokkene 1] de bewegen een hogere koopprijs te betalen;
2.
op 03 juli 2006 te Amsterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels
[betrokkene 1] te bewegen tot de afgifte van EUR 2.150.000,00
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk
listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid een vervalst koopcontract
over de verkoop van panden gelegen aan de [adres]
te Amsterdam met daarin een koopprijs van EUR 2.150.000,00 heeft overlegd,
terwijl die koopprijs in werkelijkheid EUR 1.750.000,00 bedroeg.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Partiële vrijspraak
Met betrekking tot het hierboven onder 1 bewezen verklaarde feit overweegt de rechtbank dat op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, niet voldoende is komen vast te staan dat het koopcontract waarvan door verdachte gebruik is gemaakt een authentieke akte in de zin van artikel 226 van het Wetboek van Strafrecht betrof.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging; (middel tot) misleiding
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat aan het vereiste van misleiding dat aan beide feiten ten grondslag ligt, niet is voldaan en dat derhalve integrale vrijspraak moet volgen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De misleiding in onderhavige zaken ligt naar het oordeel van de rechtbank in het gegeven dat tussen verdachte en [betrokkene 1] de afspraak is gemaakt dat [betrokkene 1] de panden tegen kostprijs zou kopen, dat deze kostprijs, zoals blijkt uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, niet 2.150.000 euro – al dan niet vermeerderd met een afkoopsom -, maar 1.750.000 euro bedroeg en dat verdachte aan [betrokkene 1] eerstgenoemd bedrag heeft voorgehouden als zijnde de werkelijke kostprijs.
De omstandigheid dat [betrokkene 1] bereid was het hogere bedrag voor de panden te betalen, doet aan de misleiding dan ook niets af.
De rechtbank verwerpt het verweer.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opzettelijk gebruik gemaakt van een vervalste kopie van een koopcontract en daarmee gepoogd een vastgoedhandelaar op te lichten door de indruk te wekken dat de aankoopprijs van een aantal panden, genoemd in dat koopcontract, hoger lag dan de werkelijke aankoopprijs en hem zo te bewegen dat hogere bedrag te betalen. Verdachte heeft zo op zeer geraffineerde wijze geprobeerd zich een aanzienlijk geldbedrag toe te eigenen.
Verdachte heeft door het plegen van bedoelde valsheidsmisdrijven misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met een dergelijke bewijsbestemming en het wankele vertrouwen dat heden ten dage nog in de vastgoedsector wordt gesteld, ernstig beschaamd.
Strafmaatverweer
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat bij bewezenverklaring van de onder 1 en 2 telastegelegde feiten slechts één strafbepaling dient te worden toegepast nu er sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke omschrijving van de valsheid onder feit 1, te weten de heer de Ligt te bewegen een hogere koopprijs te betalen, meer dan één delictsomschrijving vervult, namelijk ook die van de bewezenverklaarde poging tot oplichting onder feit 2, en dat aldus sprake is van eendaadse samenloop.
De rechtbank houdt bij haar oordeelsvorming omtrent de strafmodaliteit voorts rekening met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting zijn gebleken. Tevens heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Hoewel de rechtbank in beginsel van oordeel is dat de ernst van de feiten een vrijheidsbenemende straf van enige duur rechtvaardigt, vindt de rechtbank in voornoemde omstandigheden toch aanleiding te volstaan met oplegging van een langdurige werkstraf.
In de voortdurende werkzaamheden van verdachte als vastgoedhandelaar ziet de rechtbank bovendien aanleiding aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om hem er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, in het bijzonder zich opnieuw in te laten met oplichtingspraktijken.
Ten slotte acht de rechtbank oplegging van een hoge geldboete passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de aard en hoogte van de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 45, 55, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
Eendaadse samenloop van:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
en
poging tot oplichting
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren.
Beveelt dat, als de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat veroordeelde de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete ter hoogte van € 67.000 (zevenenzestigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Beins, voorzitter,
mrs. O.P.G. Vos en E. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.K. Magnin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2007.
De jongste rechter is, wegens afwezigheid, buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.