ECLI:NL:RBAMS:2007:BA3918

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497513-06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland op basis van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2007 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan de Oberstaatsanwalt bij de Staatsanwaltschaft Wuppertal, Duitsland. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 1 september 2006 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1953 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in het D.C.Z. Vreemdelingen te Soesterberg. De rechtbank heeft de zaak behandeld op verschillende zittingen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.L. Kranendonk, en een tolk in de Duitse taal. Tijdens de zittingen is onder andere de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de feiten besproken waarvoor de overlevering werd gevraagd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering voor een van de feiten, mishandeling, kan worden toegestaan, omdat dit feit zowel naar Duits als naar Nederlands recht strafbaar is en voldoet aan de eisen van dubbele strafbaarheid. Voor het tweede feit, 'voorspiegelen van een strafbaar feit', heeft de rechtbank geoordeeld dat dit feit niet strafbaar is naar Nederlands recht, waardoor de overlevering voor dit feit moet worden geweigerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat aan alle eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan voor de overlevering van de opgeëiste persoon voor het feit van mishandeling.

De uitspraak houdt in dat de rechtbank de overlevering toestaat voor het gedeelte van de vrijheidsstraf dat is opgelegd wegens mishandeling, maar weigert de overlevering voor het gedeelte dat betrekking heeft op het feit 'voorspiegelen van een strafbaar feit'. De rechtbank heeft benadrukt dat de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat verantwoordelijk zijn voor de verdere beoordeling van de tenuitvoerlegging van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497513-06
RK nummer: 06/3619
Datum uitspraak: 16 februari 2007
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 september 2006 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 1 september 2006 door de justitiële autoriteit, de Oberstaatsanwalt bij de Staatsanwaltschaft Wuppertal, Bondsrepubliek Duitsland. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gede-tineerd in het D.C.Z. Vreemdelingen te Soesterberg,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 november 2006. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.L. Kranendonk, advocaat te Beverwijk, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Duitse taal.
Op 17 november 2006 heeft de rechtbank bij interlocutoire uitspraak het onderzoek heropend en geschorst tot de zitting van 1 december 2006, teneinde de officier van justitie bij de Duitse justitiële autoriteiten te laten navragen of de opgeëiste persoon aanwezig is geweest op de zitting van 14 oktober 2004 en wanneer dit niet het geval is geweest, of de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard of anderszins in persoon in kennis is gesteld van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting en de beslissing van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie op het door de opgeëiste persoon in gediende asielverzoek af te wachten.
De behandeling is vervolgens voortgezet op 1 december 2006. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.L. Kranendonk, advocaat te Beverwijk, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Duitse taal. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden, om de beslissing van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie op het door de opgeëiste persoon ingediende asielverzoek af te wachten.
De behandeling is voortgezet op 2 februari 2007. Daarbij is de offi-cier van justitie gehoord. De opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.L. Kranendonk, advocaat te Beverwijk, waren afwezig.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een vonnis van 14 oktober 2004 van het Amtsgericht Wuppertal, Bondsrepubliek Duitsland, (nummer 25 Ds 70 Js 1318/03) ten grondslag.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende staat van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft op de eerdere zittingen verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn, dat hij niet de Nederlandse nationaliteit heeft, maar statenloos is.
4. Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Eén van de twee feiten, waarvoor de overlevering van de opgeëiste persoon is gevraagd, is zowel naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland als naar Nederlands recht strafbaar.
Op dit feit is in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Mishandeling.
Ten aanzien van het feit ‘voorspiegelen van een strafbaar feit’ waarvoor de overlevering van de opgeëiste persoon is gevraagd, is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat dit feit naar Nederlands recht geen strafbaar feit oplevert. De overlevering voor dit feit dient dan ook te worden geweigerd wegens het ontbreken van dubbele strafbaarheid.
5. Onschuldverweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan deze feiten, is niet gebleken.
6. Slotsom
Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.
8. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Oberstaatsanwalt bij de Staatsanwaltschaft Wuppertal, Bondsrepubliek Duitsland, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende staat dat is opgelegd wegens ‘mishandeling’.
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Oberstaatsanwalt bij de Staatsanwaltschaft Wuppertal, Bondsrepubliek Duitsland, voorzover het EAB betrekking heeft op het gedeelte van de vrijheidsstraf dat is opgelegd wegens het feit ‘voorspiegelen van een strafbaar feit’.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf tot evenbedoeld gedeelte te beperken.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzit-ter,
mrs. L.E. Kalff en C. Klomp, rech-ters,
in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van16 februari 2007.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.