ECLI:NL:RBAMS:2007:BA3545

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV 06-38500
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.G. Vegter - Fieten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige premie door Zorg en Zekerheid afgewezen

In deze zaak vorderde Zorg en Zekerheid, een onderlinge waarborgmaatschappij, betaling van een achterstand in premiebetalingen van de gedaagde. De gedaagde was in 2005 en 2006 verzekerd bij Zorg en Zekerheid en had per 31 maart 2006 een achterstand van € 699,85. Na meerdere aanmaningen en een betalingsregeling die niet werd nagekomen, werd de gedaagde gedagvaard. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Zorg en Zekerheid niet ontvankelijk was, omdat de betalingsregeling die was geaccepteerd door de gemachtigde van Zorg en Zekerheid, de vordering niet opeisbaar maakte. De rechter benadrukte dat de gedaagde zich aan de betalingsregeling had gehouden en dat Zorg en Zekerheid ten onrechte de procedure had doorgezet. De rechter veroordeelde Zorg en Zekerheid in de proceskosten van de gedaagde, die op € 100,00 werden begroot. De uitspraak werd gedaan op 28 maart 2007.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : CV 06-38500
Datum : 28 maart 2007
178
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
de onderlinge waarborgmaatschappij U.A. ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ ZORG EN ZEKERHEID VERZEKERINGEN U.A.
gevestigd en kantoorhoudende te Leiden
eiseres
nader te noemen Zorg en Zekerheid
gemachtigde: Van Arkel Gerechtsdeurwaarders
t e g e n:
[gedaagde]
wonende te [adres]
gedaagde
gemachtigde: [gemachtigde 2]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 21 december 2006 inhoudende de vordering van Zorg en Zekerheid
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] met bewijsstukken
Vervolgens is bij tussenvonnis van 31 januari 2007 een bijeenkomst van partijen ter zitting bepaald. Deze is op 16 maart 2007 gehouden. Daar zijn verschenen voor Zorg en Zekerheid de heer D.J. Maagdelijn en voor [gedaagde] diens (gemachtigde) werkgever de heer [gemachtigde 2].
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Gedaagde is (in ieder geval) in 2005 en 2006 bij eiseres verzekerd geweest tegen ziektekosten.
1.2. Per 31 maart 2006 had gedaagde een achterstand in premiebetalingen van € 699,85, inclusief een bedrag van € 20,00 aan administratiekosten.
1.3. Bij brief van 18 mei 2006 aan [gedaagde] heeft de incassogemachtigde van Zorg en Zekerheid (Van Arkel Gerechtsdeurwaarders]) [gedaagde] aangemaand tot betaling van een bedrag van € 699,85, verhoogd met een bedrag van € 178,50 aan buitengerechtelijke kosten. Op 12 juni 2006 heeft Van Arkel Gerechtsdeurwaarders nogmaals tot betaling aangemaand onder aanzegging van rechtsmaatregelen.
1.4. Op 26 juli 2006 is door een medewerkster van de werkgever van [gedaagde], mevrouw [betrokkene 1], daarbij handelend namens [gedaagde], een betalingsregeling met Van Arkel Gerechtsdeurwaarders afgesproken. Deze behelsde betaling van een termijnbedrag van € 295,89 per 30 dagen, waarvan de eerste termijn uiterlijk op 20 augustus 2006 moest zijn betaald. De regeling is bij brief van gelijke datum aan mevrouw [betrokkene 1] bevestigd en een kopie ervan is naar [gedaagde] gestuurd. Deze regeling is door [gedaagde] niet nagekomen.
1.5. Op 30 november 2006 heeft Van Arkel Gerechtsdeurwaarders [gedaagde] gedagvaard voor de zitting van 6 december 2006. Deze dagvaarding is niet aangebracht bij deze rechtbank, om reden dat de wettelijke dagvaardingstermijn niet in acht was genomen.
1.6. Bij brief aan Van Arkel Gerechtsdeurwaarders, gedateerd 3 december 2006, heeft [gemachtigde 2], werkgever van [gedaagde], kenbaar gemaakt dat hij op de hoogte is dat een eerdere regeling niet is nagekomen, dat hij de toenmalige behandelaar van de zaak heeft afgehaald, en dat hij de zaak nu verder zelf zal behandelen. Hij geeft aan dat, gelet op het inkomen van [gedaagde], het openstaande bedrag te hoog is voor betaling ineens, gelet op het bestaan van meerdere schulden en het inkomen van [gedaagde] (€ 1.145,00) en hij stelt een betalingsregeling voor van € 150,00 per maand. [gemachtigde 2] belooft in de brief zelf het bedrag maandelijks te zullen overmaken.
1.7. Op 5 december 2006 heeft Van Arkel Gerechtsdeurwaarders een bedrag van € 150,00 van [gemachtigde 2] namens [gedaagde] ontvangen.
1.8. Bij brief van 8 december 2006 aan [gemachtigde 2] heeft Van Arkel Gerechtsdeurwaarders de door [gemachtigde 2] voorgestelde betalingsregeling (zie 1.8) geaccepteerd en aangegeven dat de eerstvolgende betaling uiterlijk 10 januari 2007 moet zijn gedaan. Van Arkel Gerechtsdeurwaarders verklaart voorts dat de zitting van 17 januari 2007 gewoon doorgaat en dat bij niet nakoming van de regeling het vonnis aan [gedaagde] kenbaar zal worden gemaakt en eventueel ten uitvoer zal worden gelegd.
1.9. In antwoord op de onder 1.9 genoemde brief schrijft [gemachtigde 2] aan Van Arkel Gerechtsdeurwaarders dat het hem bevreemdt dat een betalingsregeling door Van Arkel Gerechtsdeurwaarders wordt geaccepteerd en dat toch de zitting van 17 januari 2007 doorgaat. [gemachtigde 2] gaat voorts in zijn brief in op de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde], verklaart het mislukken van eerdere regelingen doordat er verkeerde afspraken zijn gemaakt en meldt dat er thans met de overige schuldeisers nieuwe en betere afspraken zijn gemaakt. Hij verzoekt daarom alsnog om een akkoord met de betalingsregeling zonder de extra kosten in verband met de aangekondigde rechtsgang.
1.10. Op 21 december 2006 heeft Zorg en Zekerheid [gedaagde] tegen de zitting van 17 januari 2007 gedagvaard voor de onder 1.3 genoemde vordering, verminderd met een bedrag van € 150,00.
1.11. Op 4 januari, 9 februari en 5 maart 2007 heeft [gemachtigde 2] steeds € 150,00 namens [gedaagde] betaald.
Vordering
2. Zorg en Zekerheid vordert, na vermindering van eis bij akte, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 294,92, voor resterende hoofdsom rente en buitengerechtelijke kosten. De wettelijke rente wordt gevorderd vanaf 21 december 2006. Zorg en Zekerheid stelt dat zij na het mislukken van de eerste betalingsregeling nog slechts een regeling wilde accepteren onder verband van vonnis.
Verweer
3. [Gedaagde] betwist de hoogte van de vordering niet, maar voert aan dat hij zich aan de afgesproken regeling hield en dat het doorzetten van de gerechtelijke procedure hem nodeloos op kosten jaagt.
Beoordeling
4. Nadat de op 30 november 2006 tegen [gedaagde] uitgebrachte dagvaarding in deze zaak wegens een nietigheidsgebrek door [gemachtigde 1] niet bij de rechtbank is aangebracht heeft [gemachtigde 1] op 8 december 2006 namens Zorg en Zekerheid een betalingsregeling geaccepteerd (zie 1.6 en 1.9). Dit had als consequentie dat de vordering vanaf dat moment niet langer terstond en in zijn geheel opeisbaar was, waar pas verandering in zou kunnen komen in het geval de regeling door [gedaagde] niet stipt zou worden nagekomen. De mededeling van Van Arkel Gerechtsdeurwaarders in de brief van 8 december 2006 dat de zitting van 17 januari 2007 wel doorgang zou vinden maakt dit niet anders. Nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] op enig moment voorafgaande aan 17 januari 2007 of daarna in gebreke is gebleven met de nakoming van de overeengekomen regeling moet eiseres mitsdien vanwege de niet opeisbaarheid van de door haar ingestelde vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
5. Om misverstanden tussen partijen uit te sluiten wordt ten overvloede overwogen dat deze uitspraak niet betekent dat [gedaagde] het bedrag van € 294,92 aan restant hoofdsom, rente en (naar het zich laat aanzien terecht gemaakte en bovendien niet betwiste) buitengerechtelijke kosten niet hoeft te betalen. De betalingsregeling blijft voor dat bedrag van kracht en het niet stipt nakomen ervan maakt de dan resterende vordering alsnog in zijn geheel opeisbaar, met alle mogelijke (processuele) gevolgen van dien.
6. Omdat Zorg en Zekerheid [gedaagde] ten onrechte heeft gedagvaard wordt zij veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [gedaagde]. Deze worden begroot op € 100,00 aan kosten van de gemachtigde voor voorbereiding van en aanwezigheid op de bijeenkomst van partijen.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart Zorg en Zekerheid niet ontvankelijk in haar vordering;
II. veroordeelt Zorg en Zekerheid in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde], tot op heden begroot op € 100,00 aan kosten van de gemachtigde;
III. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. J.G. Vegter - Fieten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter