ECLI:NL:RBAMS:2007:BA0988

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-610 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.C. Bachrach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om bijzondere bijstand voor medicatie Concerta afgewezen door gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft eiseres, de moeder van een zoon met ernstige psychische klachten, verzocht om bijzondere bijstand voor de volledige kosten van medicatie (Concerta) die haar zoon nodig heeft. De gemeente Amsterdam heeft echter alleen de meerkosten ten opzichte van het goedkopere medicijn Ritalin vergoed. Eiseres heeft een rapport van de psychiater van haar zoon overgelegd ter ondersteuning van haar verzoek. De rechtbank heeft het besluit van de gemeente om de aanvraag voor bijzondere bijstand af te wijzen als onzorgvuldig beoordeeld, omdat er geen advies van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GG&GD) aan ten grondslag was gelegd. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht dat eiseres heeft betaald. De uitspraak is gedaan op 31 januari 2007 door rechter L.C. Bachrach, in aanwezigheid van griffier S.J.W.H. Potters.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 06/610 WWB
van:
[eiseres], wonende te [woonplaats],
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. M.A. van Hoof,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. L.M. Mulder
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 27 januari 2006 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 17 januari 2006, verzonden op 18 januari 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 21 december 2006.
2. OVERWEGINGEN
Op 30 augustus 2005 heeft eiseres bijzondere bijstand aangevraagd ter vergoeding van de kosten in verband met medicijnen voor haar zoon. Bij besluit van 8 september 2005 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Tegen dit besluit is geen bezwaar aangetekend. Op 21 november 2005 heeft eiseres wederom bijzondere bijstand aangevraagd ter vergoeding van de kosten in verband met medicijnen voor haar zoon. Eiseres heeft hierbij aangegeven dat de aanvraag noodzakelijk is aangezien er geen alternatief voorhanden is. Eiseres heeft ditmaal bij haar aanvraag, op advies van haar zorgverzekeraar, een medische verklaring van de behandelend psychiater D.W. Joppe bijgevoegd. De aanvraag betreft het gedeelte van de kosten dat door de ziektekostenverzekeraar van eiseres niet wordt vergoedt.
Bij besluit van 30 november 2005 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder heeft overwogen dat eiseres is verzekerd bij het Ziekenfonds. Indien eiseres kiest voor een behandeling buiten de hoofdverzekering op basis van de Ziekenfondswet, kan zij voor deze kosten geen bijstand krijgen, aldus verweerder. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB).
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. In aanvulling op het primaire besluit heeft verweerder overwogen dat het recht op bijstand zich niet uitstrekt tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Daaruit volgt volgens verweerder dat de medicatie van de zoon van eiseres niet voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komt. De AV-plusverzekering bij Agis is in dit geval volgens verweerder een afdoende voorliggende voorziening. Voorts is er naar de mening van verweerder geen sprake van dringende redenen, die bijzondere bijstandsverlening zouden rechtvaardigen. Onder zeer dringende redenen worden verstaan redenen van levensbedreigende aard dan wel van blijvende invaliditeit. Hiervan is volgens verweerder niet gebleken.
In beroep heeft eiseres zich, zakelijk weergegeven, op het volgende standpunt gesteld. Eiseres verwijst allereerst naar een brief van de behandelend psychiater van haar zoon van 24 oktober 2005. Uit deze brief blijkt volgens eiseres dat haar zoon met zelfmoordneigingen heeft rond gelopen en dat het derhalve noodzakelijk is dat Concerta wordt voorgeschreven nu er geen alternatief voor handen is. Om die reden is er volgens eiseres wel sprake van zeer dringende redenen, dan wel redenen van levensbedreigende aard of dreiging van blijvende invaliditeit, namelijk zelfmoordgedachten, die ertoe kunnen leiden dat de zoon van eiseres zich het leven zal ontnemen, dan wel mocht dat mislukken, blijvende invaliditeit tot gevolg kan hebben. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord. Ook is het volgens haar onzorgvuldig dat verweerder in deze procedure niet eenmaal een medisch deskundige heeft ingeschakeld. Daarnaast wordt gewezen op het Verdrag inzake de Rechten van het Kind waarin de belangen van het kind voorop worden gesteld. Volgens dit Verdrag voorzien ouders in materiële bijstand.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat de alleenstaande of het gezin, onverminderd paragraaf 2.2, recht heeft op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Verder is bepaald dat het college het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen, bepaalt.
In artikel 15, eerste lid, van de WWB is bepaald dat geen recht op bijstand bestaat voorzover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Voorts is bepaald dat het recht op bijstand zich evenmin uitstrekt tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende, tussen partijen vaststaande, feiten.
Het voor de ziekte van de zoon reguliere geneesmiddel is Ritalin. Dit medicijn wordt volledig vergoed door de zorgverzekeraar. Het door de zoon gebruikte medicijn Concerta wordt gedeeltelijk vergoed in die zin dat de meerkosten van Concerta ten opzichte van Ritalin niet worden vergoed. Eiseres verzoekt dan ook om vergoeding van de meerkosten.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven en overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het bestuursorgaan, alvorens het op het bezwaar beslist, de belanghebbende in de gelegenheid te stellen diens bezwaren mondeling toe te lichten. Artikel 7:3 onder b van de Awb geeft aan dat er in situaties dat het bezwaar kennelijk ongegrond is, van het horen van de belanghebbende kan worden afgezien.
Naar het oordeel van de rechtbank was er, zeker gezien de brief van de psychiater van
24 oktober 2005, geen sprake van een situatie waarin er reeds op grond van het bezwaarschrift redelijkerwijs geen twijfel kon bestaan aan het ongegrond zijn van de bezwaren van eiseres. Verweerder heeft eiseres daarom ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld haar bezwaar mondeling toe te lichten. De grief van eiseres dat zij ten onrechte niet gehoord is treft doel. Het bestreden besluit komt reeds hierom voor vernietiging in aanmerking.
In de rapportage van 29 november 2005 wordt door een medewerker van verweerder geadviseerd bijzondere bijstand ter zake van de eigen bijdrage voor het middel Concerta af te wijzen. In deze rapportage wordt voorts het volgende overwogen: “Cliënt vraagt opnieuw bijzondere bijstand aan voor eigen bijdrage medicijnen ten behoeve van haar zoon van
€ 47,59 per maand. Het gaat hierbij om Concerta. Dit heeft cliënt al eerder aangevraagd. Bij de vorige aanvraag contact gehad met Agis en toen konden ze mij vertellen dat als cliënt een brief van de arts had waarop staat dat haar zoon alleen gebaat is bij deze medicijnen zij de vergoeding konden overwegen. Cliënt heeft dus opnieuw een aanvraag ingediend bij Agis en deze is door hen opnieuw afgewezen. (..). Uit de brief van de arts komt ook niet duidelijk naar voren dat cliënt haar zoon alleen gebaat is met deze medicijnen. Uit de brief blijkt in tegendeel dat cliënt in overleg met de arts heeft besloten om deze medicijnen te gaan gebruiken“.
Gezien de inhoud van de brief van de psychiater van 24 oktober 2005, waarin is vermeld dat het beslist noodzakelijk is dat deze medicatie wordt voortgezet en er voor de zoon van eiseres geen alternatief voor handen is, had verweerder zich in het kader van de zorgvuldige voorbereiding die aan een besluit ten grondslag dient te liggen niet uitsluitend mogen baseren op bovengenoemde rapportage, doch had zij de gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst Amsterdam (GG en GD) om een advies dienen te vragen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten om tot afwijzing van de aanvraag over te gaan. Het bestreden besluit is derhalve onzorgvuldig voorbereid en mede daardoor onvoldoende gemotiveerd. Hieruit volgt dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Het bestreden besluit komt dan ook om die reden voor vernietiging in aanmerking.
Het beroep is gegrond. Verweerder zal opnieuw op het bezwaar van eiseres dienen te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres in verband met de behandeling van dit beroep gemaakte kosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- . Aangezien ten behoeve van eiseres ter zake van dit beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de Rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
Nu het beroep gegrond zal worden verklaard, dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ad € 37,- te vergoeden.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken en met inachtneming van hetgeen bij deze uitspraak is overwogen, een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres van 5 december 2005 te nemen;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door eiseres betaalde griffierecht ad € 37,- (zegge: zevenendertig euro) vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de hiervoor omschreven proceskosten, begroot op € 644,- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan de griffier van de rechtbank.
Deze uitspraak is gewezen op 31 januari 2007 door mr. L.C. Bachrach, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.W.H. Potters, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: C
Afschrift verzonden op:
DOC: C