vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 352472 / HA ZA 06-3181
Vonnis in incident van 7 februari 2007
1. A,
wonende te,
2. B,
wonende te,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. C.P. ten Bruggencate,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLOKKER VASTGOED B.V.,
gevestigd te Huizen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLOKKER BOUWGROEP B.V.,
gevestigd te Huizen,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
procureur mr. P. Tijsterman.
Partijen zullen hierna A c.s. en Slokker c.s. worden genoemd. Voor zover gedaagden ieder afzonderlijk worden bedoeld, worden zij Slokker Vastgoed en Slokker Bouwgroep genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in vrijwaring van 5 september 2006;
- de akte houdende overlegging van één productie;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, met bewijsstukken;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, als mede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van de overgelegde bewijsstukken staat in het incident – voor zover van belang – het volgende vast:
a. A c.s. hebben op 6 mei 1996 een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten met Slokker Vastgoed ter zake de koop door A c.s. van het appartementsrecht rechtgevende op het gebruik van het 318/6460 aandeel in het door Slokker Vastgoed gebouwde appartementencomplex, genaamd BeauRegard, gelegen aan het Thierenshof 21 te Naarden. Op deze overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Artikel 15 van deze voorwaarden luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(...)
Geschillenbeslechting
Artikel 15
Alle geschillen, welke ook – waaronder begrepen die, welke slechts door een der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de koop-/aannemingsovereenkomst of van de overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen de verkrijger en de ondernemer mochten ontstaan – met uitzondering van geschillen naar aanleiding van de garantie- en waarborgregeling van de Stichting Garantie Instituut Wonningbouw waarvoor de in die regeling vastgestelde regelen gelden – worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland zoals deze drie maanden voor de dag van ondertekening van deze akte luidden.
(...)”
b. In 1998 is het appartementsrecht aan A c.s. geleverd.
c. In november 2001 ondervonden A c.s. en hun onderburen, wonende op nummer 23, vochtschade in hun respectieve appartementen. Op 13 november 2001 hebben Slokker c.s. de schade onderzocht en geconstateerd dat de schade waarschijnlijk is veroorzaakt door losgelaten kitvoegen in de badkamer van A c.s. Slokker c.s. hebben de kitvoegen vervangen.
d. Op 18 april 2006 hebben de onderburen van A c.s., C en D (hierna: C c.s.), A c.s. gedagvaard ter zake vochtschade aan hun appartement (rolnummer H.06-1165).
2.2 A c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Slokker c.s. te veroordelen tot betaling aan A c.s. van datgene waartoe A c.s. in de door C c.s. aanhangig gemaakte procedure veroordeeld mochten worden en met veroordeling van Slokker c.s. in de proceskosten van beide gedingen. A c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat Slokker c.s. zijn tekort geschoten dan wel onrechtmatig hebben gehandeld jegens A c.s. Meer in het bijzonder voeren zij aan dat de vochtschade bij C c.s. door de reparaties van Slokker c.s. in november 2001 niet is verholpen. Slokker c.s. zijn in hun hoedanigheid van verkoper van het appartementsrecht dan wel aannemer aansprakelijk voor de schade van C c.s. en zij dienen A c.s. te vrijwaren in het geval zij zouden mogen worden veroordeeld tot betaling van die schade.
2.3 Slokker c.s. vorderen bij incidentele conclusie, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van Slokker c.s., dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vordering van A c.s. kennis te nemen, dan wel, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alle vorderingen van A c.s. af te wijzen, dan wel hen daarin niet-ontvankelijk te verklaren, en A c.s. te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, salaris procureur daarin begrepen.
2.4 Slokker c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat op grond van artikel 15 van de algemene voorwaarden van de tussen A c.s. en Slokker Vastgoed gesloten koop-/aannemingsovereenkomst de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven bevoegd is kennis te nemen van geschillen tussen partijen. Ten aanzien van Slokker Bouwgroep stellen zij dat er geen contractuele relatie bestaat tussen A c.s. en Slokker Bouwgroep zodat de vordering van A c.s., die deze kennelijk baseren op een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Slokker Bouwgroep, afgewezen dient te worden. Indien er al sprake zou zijn van een contractuele relatie waarbij Slokker Bouwgroep is betrokken, dan is de overeenkomst van onderaanneming tussen Slokker Vastgoed en Slokker Bouw relevant waarin eveneens een arbitraal beding is opgenomen, aldus Slokker c.s. Ten slotte stellen Slokker c.s. dat, mochten A c.s. hun vordering jegens Slokker Bouwgroep baseren op onrechtmatige daad, het niet zo mag zijn dat A c.s. daarmee een tussen partijen overeengekomen arbitraal beding kunnen omzeilen.
2.5 A c.s. verzetten zich tegen de incidentele vordering tot onbevoegdheid en stellen daartoe dat zij beide vennootschappen aanspreken op grond van wanprestatie en onrechtmatige daad, omdat hen niet duidelijk is welk handelen aan welke vennootschap moet worden toegerekend. Met betrekking tot Slokker Bouwgroep stellen zij dat tussen partijen nooit enige contractuele relatie heeft bestaan, zodat aan de verwijzing naar een arbitraal beding in algemene voorwaarden geen werking toekomt.
2.6 Ten aanzien van Slokker Vastgoed stellen A c.s. dat de in de algemene voorwaarden opgenomen arbitrageclausule niet exclusief is, zodat zij niet in de weg staat aan de bevoegdheid van de rechtbank. Voorts zou toepassing van de arbitrageclausule tot onaanvaardbare gevolgen leiden voor A c.s. in verband met verknochtheid van de onderhavige procedure met de procedure tegen C c.s. en de vordering tegen Slokker Bouwgroep, zodat de rechtbank rechtsmacht toekomt op grond van artikel 7 lid 2 jo. lid 1 van het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Ten slotte zou toepassing van de arbitrageclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, aldus A c.s., en toepassing daarvan dient achterwege te blijven op grond van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Ten aanzien van Slokker Bouwgroep
2.7 De rechtbank is met A c.s. van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is dat tussen A c.s. en Slokker Bouwgroep algemene voorwaarden zouden gelden die een arbitraal beding bevatten. De rechtbank kan voorts niet inzien dat een eventueel tussen Slokker Vastgoed en Slokker Bouwgroep geldend arbitraal beding tevens heeft te gelden in de relatie tussen Slokker Bouwgroep en A c.s., zodat de rechtbank het verweer van Slokker c.s. op dit punt zal passeren en zich bevoegd acht van de vordering jegens Slokker Bouwgroep kennis te nemen.
Ten aanzien van Slokker Vastgoed
2.8 Door A c.s. wordt niet betwist dat tussen hen en Slokker Vastgoed algemene voorwaarden gelden die een arbitraal beding bevatten. De rechtbank volgt A c.s. echter niet in hun oordeel dat deze arbitrageclausule niet exclusief zou zijn en niet in de weg zou staan aan bevoegdheid van de rechtbank. Weliswaar volgt uit de bewoordingen van de arbitrageclausule dat geschillen naar aanleiding van de garantie- en waarborgregeling van de Stichting Garantie Instituut Woningbouw zijn uitgesloten van arbitrage, maar niet is komen vast te staan dat de onderhavige kwestie betrekking heeft op een dergelijk geschil.
2.9 Het voorgaande leidt er in beginsel toe dat de arbitrageclausule in de verhouding tussen A c.s. en Slokker Vastgoed heeft te gelden. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien toepassing van de arbitrageclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. A c.s. hebben hiertoe aangevoerd dat zij bemoeilijkt worden in de vrijwaringsprocedure, de procedure tegen C c.s. en de vrijwaringsprocedure tussen VVE Beau Regard en A c.s., indien de vrijwaringsvordering gedeeltelijk door arbiters (jegens Slokker Vastgoed) en gedeeltelijk door de rechtbank (jegens Slokker Bouwgroep) zou worden behandeld. De rechtbank is van oordeel dat, zoals A c.s. hebben betoogd, er een dusdanige verknochtheid bestaat tussen de vorderingen van A c.s. jegens Slokker Vastgoed en jegens Slokker Bouwgroep, en de reeds aanhangige hoofdzaak tussen A c.s. en C c.s., en de andere vrijwaring tussen VVE Beau Regard en A c.s., dat het om proceseconomische redenen zeer onwenselijk is deze zaken te splitsen. Temeer nu Slokker Vastgoed niet heeft gesteld dat het zwaartepunt van de vordering van A c.s. op haar betrekking zou hebben en om die reden de arbitrageclausule heeft te gelden. Van A c.s. als consumenten kan onder deze omstandigheden in redelijkheid niet gevergd worden over dezelfde vorderingen bij twee verschillende instanties te procederen. Het beroep van A c.s. op artikel 6:248 lid 2 BW slaagt dan ook en de rechtbank stelt het arbitraal beding terzijde. De rechtbank verklaart zich bevoegd van de vordering jegens Slokker Vastgoed kennis te nemen.
2.10 Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Slokker c.s. worden veroordeeld in de op het incident gevallen kosten.
3. De beslissing
De rechtbank
- verklaart zich bevoegd van de vorderingen van A c.s. kennis te nemen;
- veroordeelt Slokker c.s. in de kosten gevallen op het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van A c.s. begroot op een bedrag ad € 452,--;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de zaak op de rolzitting van woensdag 21 maart 2007 weer zal worden uitgeroepen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Slokker c.s.;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort en in het openbaar uitgesproken op?
7 februari 2007