ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ8784

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497.665-2006
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Duitsland op basis van Europees Aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2007 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland, op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, dateert van 7 december 2006 en betreft een verzoek tot aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die gedetineerd is in het Huis van Bewaring ‘Zwaag’. Het EAB is uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft te Dortmund op 4 december 2006 en is gebaseerd op een arrestatiebevel van het Amtsgericht Dortmund, gedateerd 8 mei 2006.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd, onder nummer e van bijlage 1 bij de Overleveringswet valt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de uitvaardigende lidstaat, Duitsland, in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, dat ook naar Nederlands recht strafbaar is. De verdediging heeft betoogd dat er mogelijk een geldboete met vervangende hechtenis kan worden opgelegd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de WOTS-garantie ook betrekking heeft op deze maatregel.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn overlevering alleen kan worden toegestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de garantie geeft dat hij in Nederland zijn straf kan ondergaan. De Staatsanwaltschaft Dortmund heeft deze garantie op 16 januari 2007 gegeven. De rechtbank concludeert dat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan en staat de overlevering toe. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.665-2006
RK nummer: 06/6653
Datum uitspraak: 6 februari 2007
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 december 2006 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op
4 december 2006 door Staatsanwaltschaft te Dortmund, Duitsland. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
[adres],
gedetineerd in het Huis van Bewaring ‘Zwaag’ te Zwaag,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 januari 2007. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam gehoord.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt het Arrestatiebevel, uitgevaardigd door het Amtsgericht Dortmund
(dossiernummer 78Gs 764/06) en gedateerd 8 mei 2006 ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Uitgaande van het recht van de uitvaardigende lidstaat - zoals daarvan blijkt uit de bij het EAB gevoegde wettelijke bepalingen - heeft zij in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen.
Het feit valt onder nummer e op bijlage 1 bij de OLW, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Op dit feit is bovendien naar het recht van de Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Onschuldverweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan dit feit, is niet gebleken.
6. Terugkeergarantie
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de OLW bedoelde garantie geeft.
De Staatsanwaltschaft Dortmund in Duitsland heeft op 16 januari 2007 de volgende garantie gegeven:
Hiermit wird die Garantieerklärung gegeben, dass [opgeëiste persoon] nach Verhängung einer rechtskräftigen nicht zur Bewährung ausgesetzten Freiheitsstrafe in dem Verfahren
150 Js 160/06, in dem die Auslieferung erbeten wird, zur Vollstreckung der Freiheitsstrafe in die Niederlande zurücküberstellt werden wird. Ausserdem wird das Einverständnis zu einem Umwandlungsverfahren in den Niederlanden erklärt.
Uit artikel 3, eerste lid, aanhef onder e van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74, hierna VOGP) volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Aan deze voorwaarde is voldaan. Het onder 4.1 bedoelde feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het VOGP zal kunnen worden omgezet.
De raadsman heeft gesteld dat het niet is uitgesloten dat de uitvaardigende lidstaat, Duitsland,
(naast een eventuele onvoorwaardelijke vrijheidsstraf) een geldboete met vervangende hechtenis oplegt. Dit in ogenschouw genomen, werpt de raadsman de vraag op of de strekking en doel van artikel 6, eerste lid, van de OLW en de daarin bedoelde WOTS-garantie ook betrekking heeft op een in Duitsland eventueel opgelegde geldboete met vervangende hechtenis. Volgens de raadsman klemt dit te meer nu in de brief van de Staatsanwaltschaft Dortmund d.d. 16 januari 2007 is gesteld: “zur Vollstreckung der Freiheitsstrafe.”
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 11 VOGP de WOTS-garantie
zich mede strekt tot de vrijheidsbenemende maatregel zoals de vervangende hechtenis van een geldboete en dat hiermee de terugkeergarantie volledig is gegarandeerd.
7. Slotsom
Nu ten aanzien van feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
8. Toepasselijke wetsartikelen
de artikelen 2, 5, 6, 7 van de OLW.
9. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeeiste persoon] aan Staatsanwaltschaft Dortmund ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Hofstra, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2007.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.