ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ8045

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-5587 BESLU
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th. P.J. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over plaatsing van leerlingen op basisscholen en discriminatie op basis van geboortedatum

In deze zaak heeft verzoeker een aanvraag ingediend bij verweerder voor de plaatsing van zijn kind op de basisschool De Kinkerhoek, met als tweede voorkeur de basisschool Annie M.G. Schmidt. Verweerder heeft het kind echter geplaatst op de tweede voorkeur, gebaseerd op de Regeling Plaatsingsbeleid, die voorrang geeft aan kinderen die eerder in de maand vier jaar worden. Verzoeker betwist deze beslissing en stelt dat het onderscheid op basis van geboortedatum in strijd is met de Grondwet en het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het door verweerder gehanteerde criterium van geboortedatum inderdaad discriminerend kan zijn. De rechter heeft overwogen dat er geen redelijke en objectieve rechtvaardiging voor dit onderscheid kan worden aangetoond. De rechtbank heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, het besluit van verweerder geschorst en bepaald dat verzoeker in de positie moet worden gesteld alsof hij was toegelaten tot de basisschool De Kinkerhoek. Tevens is bepaald dat de gemeente Amsterdam het griffierecht van € 141,- aan verzoeker moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 31 januari 2007.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
Voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
In het geding met reg.nr. AWB 06/5587 BESLU
van:
[verzoeker], wonende te Amsterdam,
verzoeker,
wettelijk vertegenwoordigd door [vader van verzoeker], vader van verzoeker,
tegen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-West van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. G.M. van Voorst.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 21 november 2006 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met een namens verzoeker op
18 november 2006 gemaakt bezwaar tegen verweerders besluit van 7 november 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 25 januari 2007.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang. Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
Bij aanvraag van 24 februari 2006 heeft verzoeker verweerder verzocht om hem op de brede basisschool “De Kinkerhoek” te plaatsen dan wel, als tweede keus, op de openbare basisschool “Annie M.G. Schmidt”.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan verzoeker medegedeeld dat hij op de Annie M.G. Schmidt school is geplaatst.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorlopige voorzieningenrechter (hierna: de rechter) om een voorlopige voorziening verzocht. Verzoeker heeft daartoe aangevoerd dat tussen beide scholen een aanmerkelijk verschil is in grondslag en onderwijsbenadering en dat de plaatsing op de Annie M.G. Schmidt school, zolang er binnen het stadsdeel geen gelijkwaardig alternatief is, geen reële optie is. Verweerder heeft verzoeker op de school van zijn tweede voorkeur geplaatst op grond van het feit dat hij aan het eind van de maand is geboren. Dit kan en mag echter geen plaatsingscriterium zijn. Verzoeker verzoekt de rechter dan ook om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij op basisschool De Kinkerhoek zal worden toegelaten.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker is toegelaten tot de basisschool van zijn tweede voorkeur en dat het recht op onderwijs geen recht op toelating tot een bepaalde school impliceert. Verweerder hanteert voor de plaatsing van leerlingen op openbare basisscholen binnen het stadsdeel de Regeling Plaatsingsbeleid openbaar basisonderwijs Oud-West (hierna: de regeling). Deze regeling voldoet aan de eisen van gelijkheid, non-discriminatie, objectiviteit, doorzichtigheid en consistentie, aldus verweerder.
Naar aanleiding van het gedane verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, overweegt de rechter als volgt.
Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO) beslist verweerder, als het bevoegd gezag, over de toelating van leerlingen op openbare basisscholen binnen het stadsdeel.
In artikel 6 van de regeling is het volgende bepaald:
1 Ten behoeve van de plaatsing worden per school de aangemelde kinderen ingedeeld naar de maand waarin zij vier jaar worden. Binnen deze maand wordt een indeling gemaakt naar geboortedatum.
2 Voor aangemelde leerlingen in de leeftijd van vier tot en met twaalf jaar, wordt per school bepaald of het kind kan worden toegelaten.
3. Broertjes en zusjes van naar schoolgaande leerlingen op het moment dat het kind vier jaar wordt, worden toegelaten op deze school. Dit geldt ook voor broertjes en zusjes van kinderen die onderwijs volgden op een andere school en worden toegelaten op de nieuwe school.
4. Kinderen rechtstreeks afkomstig van een inpandige peuterspeelzaal of voorschool verbonden aan de school, ongeacht hun woonadres, worden toegelaten.
5. Bij een groter aantal aanmeldingen dan beschikbare plaatsen op één of meerdere scholen op jaarbasis, wordt maandelijks een vast percentage van het aantal nieuwe leerlingen toegelaten. Dit percentage bedraagt 8,3333% (1/12e deel).
6. Bij een groter aantal aanmeldingen dan beschikbare plaatsen binnen één maand op een school, gelden de volgende regels, met inachtneming van deze volgorde:
A. Kinderen woonachtig (hoofdadres) in het voedingsgebied hebben voorrang.
B. Kinderen woonachtig (hoofdadres) buiten het voedingsgebied, kunnen uitsluitend worden toegelaten tot een openbare basisschool in Oud-West indien er na de procedure beschreven in lid 1 tot en met 6a nog beschikbare plaatsen zijn op de school.
7. Bij een groter aantal aanmeldingen dan beschikbare plaatsen binnen een bepaalde voorrangscategorie (zoals beschreven in artikel 6.6) in één maand wordt de datum waarop een kind vier jaar wordt het criterium. Dit betekent dat een kind dat in een bepaalde maand eerder vier jaar wordt dan een ander kind, voorrang krijgt.
De Kinkerhoek heeft op jaarbasis niet voldoende capaciteit om te voldoen aan de opnamevraag. Derhalve is toepassing gegeven aan het vijfde lid van artikel 6 van de regeling. Voor de maand februari 2007 waren vier plaatsen beschikbaar, en waren er zes aanmeldingen. Twee plaatsen zijn toegewezen onder toepassing van het derde lid van artikel 6 van de Regeling. De twee overige plaatsen zijn onder toepassing van het zevende lid van artikel 6 toegewezen aan anderen dan verzoeker.
Verzoeker heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat, ingevolge het in het zevende lid van artikel 6 neergelegde criterium, kinderen die aan het eind van de maand zijn geboren minder kans maken om tot de basisschool van hun eerste keus te worden toegelaten en dat de hantering van dit criterium in strijd is met de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).
De rechter is van oordeel dat de regeling er inderdaad toe leidt dat hoe later een kind in de maand is geboren, hoe minder kans het maakt te worden toegelaten op de school van eerste keuze. Aldus wordt een onderscheid naar geboortedatum gemaakt, dat tot nadelige gevolgen kan leiden.
Op dit onderscheid is de AWGB niet van toepassing. Uit artikel 1 van de AWGB blijkt dat deze wet betrekking heeft op onderscheid tussen personen op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, en burgerlijke staat. Onderscheid naar geboortedatum wordt niet genoemd.
In het kader van zijn verplichting tot aanvulling van de rechtsgronden vat de rechter deze grief van verzoeker echter op als een beroep op artikel 1 van de Grondwet (Gw) en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Ingevolge deze artikelen is discriminatie, op welke grond dan ook, verboden.
De rechter overweegt dat het door verweerder gehanteerde criterium een onderscheid naar geboortedatum oplevert dat strijdig kan zijn met voornoemde artikelen. Dit brengt mee dat moet worden beoordeeld of voor dit onderscheid een redelijke en objectieve rechtvaardiging kan worden aangewezen. Nu het hier niet gaat om een bij voorbaat verdacht onderscheid, zoals bijvoorbeeld ras of geslacht genoemd in voornoemde artikelen, dient te worden nagegaan of voor het gemaakte onderscheid een legitiem doel bestaat en of het onderscheid voor het bereiken van dit doel passend en geboden is (Zie ook Centrale Raad van Beroep
17 februari 2005, LJN: AS8564).
De rechter stelt in dit kader vast dat de betreffende bepaling een legitiem doel dient, te weten het toelaten van leerlingen tot een bepaalde openbare school gerelateerd aan de opnamecapaciteit van die school, uit een oogpunt van doelmatige onderwijsvoorziening.
Vervolgens rijst de vraag of het door verweerder gemaakte onderscheid voor het bereiken van dit doel passend en geboden is. In dat verband heeft verweerder aangevoerd dat de gehanteerde plaatsingssystematiek (de beschikbare plaatsen op maandbasis verdelen) ervoor zorg draagt dat het leerlingenbestand voor wat betreft leeftijden een evenwichtige opbouw kent, en dat die systematiek verder is doorgevoerd naar de verdeling van beschikbare plaatsen in een maand. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat aan andere verdelingsmethoden, zoals bijvoorbeeld loten, ook nadelen kleven.
In hetgeen verweerder heeft aangevoerd ziet de rechter geen feiten of omstandigheden die het door verweerder gemaakte onderscheid naar geboortedatum binnen een maand passend of noodzakelijk maken. Naar het oordeel van de rechter is er geen sprake van een consequente doorvoering van de verdelingssystematiek die garandeert dat een evenwichtige leeftijdsopbouw van leerlingen wordt verkregen. Door de wijze van verdeling van beschikbare plaatsen binnen een maand ontstaat het risico dat vooral leerlingen die relatief vroeg in de maand zijn geboren zullen worden geplaatst. Dat aan andere verdelingsmethoden (zoals bijvoorbeeld loting) ook nadelen kleven is door verweerder niet inhoudelijk verder onderbouwd, laat staan dat zou zijn gebleken dat die nadelen zwaarder dienen te wegen dan het belang van een verdeling die gelijke kansen waarborgt.
Gelet op het vorenstaande is de rechter van oordeel dat verweerder artikel 6, zevende lid, van de regeling wegens strijd met artikel 1 van de Gw en artikel 26 van het IVBPR buiten toepassing had moeten laten, waaruit voortvloeit dat het bestreden besluit naar verwachting geen stand zal kunnen houden.
Aangezien verzoeker op 24 februari 2007 vier jaar wordt en dus vanaf die datum naar school zal gaan heeft hij er groot belang bij dat voor die datum duidelijkheid is geschapen omtrent zijn positie. Derhalve ziet de rechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen op de wijze als hierna vermeld.
Nu de voorlopige voorziening wordt toegewezen, acht de rechter op de voet van artikel 8:82, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) termen aanwezig om te bepalen dat het door verzoeker betaalde griffierecht van € 141,- aan hem dient te worden vergoed.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 7 november 2006;
- bepaalt dat verweerder verzoeker in de positie stelt als ware hem toelating verleend tot basisschool De Kinkerhoek;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan op 31 januari 2007 door mr. Th. P.J. de Graaf, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. de Vries, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
de griffier, de voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
DOC: A