RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/4570
Uitspraakdatum: 18 januari 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
Stadion Amsterdam NV, gevestigd te Amsterdam-Zuidoost, eiseres,
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij beschikking van 31 maart 2005 heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de
a-straat 1 te Amsterdam per waardepeildatum 1 januari 2003 voor het tijdvak 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 vastgesteld op € a. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting 2005 bekend gemaakt.
1.2. Na bezwaar van eiseres, ingediend door haar gemachtigde mr. A (B belastingadviseurs te C), heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 22 augustus 2005 de waarde verminderd tot € b en de aanslagen dienovereenkomstig verlaagd.
1.3. Op 9 september 2005 heeft eiseres beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres en verweerder hebben beiden nadere stukken ingediend, welke in afschrift aan de andere partij zijn gezonden.
1.4. Het beroep is behandeld ter zitting van 11 september 2006 te Amsterdam, waar namens eiseres D is verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, E en F, taxateur. Namens verweerder zijn verschenen mr. G, mr. H, I en J, allen werkzaam bij de gemeente Amsterdam. Ter zitting zijn gelijktijdig de zaken 05/4568, 05/4569, 05/4571, 05/6453 en 05/6455 tot en met 05/6457 behandeld. Beide partijen hebben voor de zitting pleitnota's, voor wat betreft verweerder met bijlagen, aan de rechtbank toegezonden, welke in afschrift zijn verstrekt aan de wederpartij. Deze en de ter zitting door beide partijen overgelegde stukken worden tot de gedingstukken gerekend. Na schorsing van de zitting heeft eiseres nog een nader stuk met bijlagen ingediend, welk stuk ter reactie is doorgezonden naar verweerder. De reactie van verweerder is doorgezonden naar eiseres. Beide partijen hebben toestemming gegeven om een nadere zitting achterwege te laten, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Aan eiseres is in erfpacht uitgegeven:
- een appartementsrecht, dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van een multifunctioneel stadion, en
- een terrein,
gelegen aan de a-straat 1 te Amsterdam. Het object voor toepassing van de Wet woz bestaat uit het stadion, inclusief het entreegebouw, de omloop, het ArenAdek, het veld, de bruggen en fly-overs (het object). De zogenoemde skyboxen en foundersboxen maken geen deel uit van het object.
2.2. Eiseres verhuurt het object aan Stadion Amsterdam CV, die het object op haar beurt verhuurt aan de voetbalclub Ajax en derden ten behoeve van evenementen. De totale stichtingskosten voor de ArenA, waarvan het object een onderdeel is, bedroegen in 1996 circa ƒ c.
2.3. Verweerder heeft een taxatierapport van 26 november 2005 overgelegd, opgesteld door K, waarin de gecorrigeerde vervangingswaarde (gvw) van het object per 1 januari 2003 wordt bepaald op € d. De waarde in het economisch verkeer bepaalt voornoemde taxateur op dezelfde datum op € e. In het taxatierapport is vermeld:
“De technische afschrijving
De technische afschrijving vindt plaats in verband met de technische slijtage die is opgetreden sinds het bouwjaar 1996. Hierbij is rekening gehouden met de afschrijvingen zoals opgenomen in de bijlage. De afschrijvingsperioden zijn gesteld op respectievelijk de ruwbouw 50 jaar, de afbouw 25 jaar en de E- en W-installaties op 25 en 15 jaar. De totale technische afschrijving bedraagt circa € f.”
Blijkens een tot de gedingstukken behorende specificatie bij de taxatie gaat de taxateur voorts uit van:
- afschrijvingspercentages wegens technische veroudering van 2% per jaar, met uitzondering van een percentage van 4% per jaar voor het Arenadek en de wangen;
- afschrijvingspercentages wegens functionele veroudering gebaseerd op economische veroudering van 2% totaal, met uitzondering van een percentage van 20% voor het entreegebouw en 75% voor het veld;
- extra afschrijvingen Afbouw en Installaties van € g
De som van de geïndexeerde bouwsommen per onderdeel bedraagt € h.
2.4. Eiseres heeft een taxatierapport van 26 oktober 2005 overgelegd, opgesteld door L, waarin de taxateur verklaart dat hij het object (exclusief skyboxen) heeft gewaardeerd ter bepaling van de gvw en/of waarde in het economisch verkeer, per waardepeildatum 1 januari 2003, naar de situatie per 1 januari 2005, in totaal op € i. Blijkens een tot de gedingstukken behorende specificatie bij de taxatie gaat de taxateur uit van een geïndexeerde bouwsom van € j.
In geschil is de woz-waarde van het object per waardepeildatum 1 januari 2003, en in het bijzonder:
a. de correctie wegens technische veroudering van het entreegebouw, de dienstruimten, de stalen kap, de rijwielbergingen en het veld,
b. de correctie wegens functionele veroudering gebaseerd op economische veroudering,
c. de correctie wegens functionele veroudering gebaseerd op verouderde bouwwijze van het entreegebouw, het Arenadek en de stalen kap,
d. de correctie wegens functionele veroudering gebaseerd op ondoelmatigheid ofwel belemmering van de gebruiksmogelijkheden, zoals de beperkende voorwaarden van de milieuvergunning,
e. de waarde van het object in het economisch verkeer.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding en het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal.
4.2. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij het in zijn pleitnota opgenomen primaire standpunt, dat de waarde in het economisch verkeer van het object per waardepeildatum € k bedraagt, intrekt.
4.3. Ter zitting hebben partijen verder ter zake van de omvang van het geschil – kort samengevat – verklaard dat tussen hen niet meer in geschil is:
- dat voor de objectafbakening kan worden aangesloten bij de door verweerder gehanteerde omschrijving van het object, zoals beschreven in de bij het taxatierapport gevoegde specificatie onder 1 (funderingen) tot en met 24 (extra uitbreidingen),
- dat de bouwsommen per onderdeel dienen te worden bepaald op het gemiddelde van de door eiseres en verweerder in de onder 2.3. en 2.4. genoemde specificaties vermelde bouwsommen,
- dat het percentage voor correctie wegens functionele veroudering het product is van de percentages waarmee dient te worden verminderd op basis van economische veroudering, verouderde bouwwijze, belemmering van de gebruiksmogelijkheden en excessieve gebruikskosten,
- dat de afschrijvingspercentages wegens excessieve gebruikskosten dienen te worden bepaald op het gemiddelde van de door partijen per onderdeel verdedigde percentages,
- dat de grondwaarde dient te worden bepaald op de door verweerder bepaalde waarde van € t,
- dat gegrondverklaring van het beroep enkel vanwege de bij wijze van compromis bereikte overeenstemming over de bouwsom en de excessieve gebruikskosten niet dient te leiden tot een proceskostenveroordeling van verweerder.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. In beginsel wordt de aan een onroerende zaak toe te kennen woz-waarde bepaald op de waarde als omschreven in artikel 17, tweede lid, van de Wet woz, wat overeenkomt met de waarde in het economisch verkeer (wev). Artikel 17, derde lid, van de Wet woz bevat een afwijking van dit uitgangspunt door voor te schrijven dat, behoudens in enkele gevallen die zich hier niet voordoen, de waarde wordt bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het tweede lid. Indien de vervangingswaarde hoger is dan de wev, dient derhalve de waarde te worden bepaald op de vervangingswaarde.
5.2. In artikel 4, tweede tot en met vierde lid, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken (de instructie) zijn voorschriften voor het berekenen van de vervangingswaarde opgenomen. Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel wordt de waarde van de opstal gesteld op de kosten die herbouw van een vervangend identiek object zouden vergen, gecorrigeerd met een factor wegens technische veroudering gebaseerd op de verstreken en de resterende gebruiksduur en met inachtneming van de restwaarde, en gecorrigeerd met een factor wegens functionele veroudering, gebaseerd op economische veroudering, verouderde bouwwijze, ondoelmatigheid en excessieve gebruikskosten. In het vierde lid van artikel 4 van de instructie is bepaald dat bij het berekenen van de vervangingswaarde voor bedrijfsmatig gebruikte onroerende zaken een zodanige factor voor functionele veroudering wordt toegepast dat de waarde overeenkomt met de bedrijfswaarde van die onroerende zaak, rekening houdend met de economische situatie in de desbetreffende branche of bedrijfstak.
5.3. De bewijslast inzake de juistheid van de aan het object toegekende waarde ligt bij verweerder. In dit geval is sprake van een object dat uit verschillende, apart beschreven, onderdelen bestaat. Verweerder heeft aan de afzonderlijke elementen waarden toegekend, welke tezamen de door verweerder vastgestelde woz-waarde vormen. De rechtbank zal aan de hand van deze afzonderlijke elementen de geschilpunten tussen partijen behandelen in de hierboven onder 3 weergegeven volgorde, één en ander met inachtneming van de over de hoogte van de bouwsom en de correctie wegens excessieve gebruikskosten bereikte compromissen.
5.4. Bij de vaststelling van de woz-waarde van het object heeft verweerder blijkens de opstelling bij het taxatierapport rekening gehouden met technische en functionele veroudering. Voorts hebben partijen in beroep de hiervoor onder 4.3. genoemde compromissen gesloten. De rechtbank acht aannemelijk dat de aldus door verweerder in beroep gestelde woz-waarde niet te hoog is. Aan dit oordeel liggen de navolgende overwegingen ten grondslag.
Correctie wegens technische veroudering van het entreegebouw, de dienstruimten, de stalen kap, de rijwielbergingen en het veld
5.5. Voor het entreegebouw, de dienstruimten, de stalen kap en de rijwielbergingen verdedigt verweerder een levensduur wegens technische veroudering van 50 jaar en een bijbehorend afschrijvingspercentage van 2% per jaar. Eiseres gaat voor deze onderdelen uit van een gemiddelde levensduur van 25 tot 35 jaar en een afschrijvingspercentage van 3% tot 4% per jaar. Hoewel eiseres niet bestrijdt dat het gebouw, de dienstruimten en de stalen kap mogelijk een levensduur van 50 jaar hebben, wordt volgens eiseres door verweerder onvoldoende rekening gehouden met de daarin en daarop aangebrachte installaties en de doorzichtige platen. Deze hebben volgens eiseres een veel minder lange levensduur, namelijk van ongeveer 20 jaar. De door eiseres verdedigde minder lange levensduur van de rijwielbergingen houdt verband met het materiaal waarvan deze zijn gebouwd. Objectieve gegevens, zoals inzicht in de door eiseres in haar jaarstukken toegepaste afschrijvingspercentages, ontbreken.
5.6. Door verweerder zijn extra - technische - afschrijvingen voor afbouw en installaties in aanmerking genomen van € g. Het bedrag dat samenhangt met door eiseres verdedigde percentages voor technische afschrijving van de door haar genoemde onderdelen is - de compromissen ten aanzien van de objectafbakening en bouwsom in aanmerking genomen - lager dan het door verweerder in aanmerking genomen bedrag voor de extra afschrijvingen, zodat de feitelijke grondslag van de stelling van eiseres dat onvoldoende rekening is gehouden met de technische afschrijving van de samengestelde delen van het object ontbreekt. Gelet op het onder 2.3. genoemde taxatierapport is dan ook aannemelijk geworden dat de technische levensduur van het gebouw, de dienstruimten, de stalen kap en de rijwielbergingen 50 jaar bedraagt en dat in de taxatie van verweerder afdoende rekening is gehouden met een verschil in levensduur tussen het gebouw, de dienstruimten, de stalen kap enerzijds en de daarin en daarop aangebrachte installaties en doorzichtige platen anderzijds.
5.7. Verweerder gaat voor het veld uit van een levensduur van 50 jaar en een bijbehorend afschrijvingspercentage van 2% per jaar. Anders dan verweerder staat eiseres volledige afschrijving van het veld voor. Als reden voor de volledige afschrijving voert eiseres aan dat de grasmat circa vier maal per jaar moet worden vervangen, wat een kostenpost met zich brengt van ongeveer ( 4 x € m =) € n per jaar. Uit het gestelde ter zitting leidt de rechtbank af dat vervanging van de grasmat niet betekent dat ook de gehele basis en ondergrond moet worden vervangen, tengevolge waarvan de gehele initiële investering van circa € o als afgeschreven zou moeten worden beschouwd. De jaarlijkse kosten betreffen uitsluitend de grasmat. Onder deze omstandigheden is niet zozeer sprake van technische veroudering als wel van functionele veroudering van het veld. Gelet op het taxatierapport van verweerder acht de rechtbank aannemelijk dat met technische veroudering van het veld voldoende rekening is gehouden.
Correctie wegens functionele veroudering gebaseerd op economische veroudering
5.8. Eiseres stelt dat de economische omstandigheden, waaronder de marginale mogelijkheden voor bedrijfsexploitatie van dit stadion en stadions in het algemeen en het feit dat de gemeente Amsterdam per 1 januari 2003 niet meer bereid zou zijn tot een gelijk bedrag aan investeringen als in 1996, een correctie wegens functionele veroudering rechtvaardigen van 25% op alle onderdelen. De rechtbank beschouwt deze stellingen mede als een beroep op artikel 4, vierde lid, van de instructie. Verweerder heeft op dit punt, met uitzondering van de post entreegebouw en veld, een correctie van 2% in aanmerking genomen. Volgens verweerder is voor de door eiseres gestelde correctie geen reden, nu de economische omstandigheden niet zijn gewijzigd. In Engeland is immers sprake van de bouw van een stadion van met het object vergelijkbare omvang, waarmee naar schatting € 265 miljoen is gemoeid, aldus verweerder. Eiseres betwist dit niet. Verweerder weerspreekt voorts dat de gemeente Amsterdam niet bereid zou zijn tot vergelijkbare investering in een soortgelijk multifunctioneel stadion, nu de gemeente juist baat heeft bij een dergelijk stadion en de gebiedsontwikkeling er omheen. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat zowel de gemeente Amsterdam als commerciële partijen aan de initiële kosten van de ArenA en de verdere gebiedsontwikkeling hebben bijgedragen. Onder de hiervoor weergegeven omstandigheden, en met name de omstandigheid dat in Engeland een stadion wordt gebouwd met welke bouw een bedrag is gemoeid dat meer dan het dubbele bedraagt van het bedrag dat voor de Arena inclusief het object, is uitgegeven, acht de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd weersproken aannemelijk dat het economisch klimaat voor de bouw van met het object vergelijkbare stadions niet zodanig is gewijzigd dat eiseres op de waardepeildatum niet meer een investering van een dergelijke omvang als in 1996 zou plegen. Aldus ziet de rechtbank geen grond voor toepassing van het door eiseres voorgestelde afschrijvingspercentage van 25% wegens functionele veroudering.
5.9. Ter verduidelijking merkt de rechtbank ten aanzien van de stelling van eiseres, dat voor de vaststelling van de bedrijfswaarde een vergelijking zou moeten worden gemaakt met de verkoopprijs voor het Gelredome op, dat de bedrijfswaarde voor eiseres als huidige eigenares niet gelijk hoeft te zijn aan de bedrijfswaarde voor een toekomstige koper van het stadion. De vergelijking van de ArenA met het Gelredome, dat door de oorspronkelijke eigenaar is verkocht, gaat dan ook mank. Omtrent de bedrijfswaarde ontbreekt verder een nadere onderbouwing, zodat de stellingen van eiseres ter zake feitelijke grondslag missen.
Correctie wegens functionele veroudering gebaseerd op verouderde bouwwijze van het entreegebouw, het Arenadek en de stalen kap
5.10. Eiseres stelt dat door de bouwwijze van het object, op het transferium en over de weg, meerkosten zijn gemaakt, die niet op zouden zijn opgekomen bij bouw op het maaiveld. Eiseres bepleit in dit verband correcties ten aanzien van het entreegebouw en het Arenadek. Verweerder betwist dat dit een omstandigheid is waar rekening mee moet worden gehouden, en stelt bovendien dat deze bouwwijze niet tot meer- maar tot minder kosten heeft geleid, nu bij de constructie door bouw op het transferium minder hoefde te worden geheid. Desondanks heeft verweerder met functionele veroudering wegens gewijzigde bouwwijze van het entreegebouw blijkens een correctie van 20% rekening gehouden. Een nadere motivering door eiseres van de gemotiveerd weersproken stelling ter zake van de meerkosten ontbreekt. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat de door verweerder in aanmerking genomen correctie wegens functionele veroudering gebaseerd op verouderde bouwwijze niet te laag is vastgesteld.
5.11. Tegenover de gemotiveerde stelling van verweerder dat vanwege het multifunctionele karakter wederom gekozen zou worden voor een vergelijkbaar afsluitbaar dak, ziet de rechtbank in de enkele stelling dat de stalen kap nu in het geheel niet meer dan wel in een andere vorm zou worden gebouwd, onvoldoende onderbouwing van de door eiseres voorgestelde correctie. In dit verband hecht de rechtbank belang aan de niet in geschil zijnde feiten dat na 1996 ook op andere stadions vergelijkbare kappen zijn aangebracht en dat de kap van het stadion daadwerkelijk bij evenementen en zelfs een enkele keer tijdens een voetbalwedstrijd wordt gesloten. Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk dat de bouwwijze van het dak belemmerend werkt op de exploitatie, waardoor disfunctionaliteit optreedt. Met functionele afschrijving vanwege de veranderde bouwwijze is dan ook terecht geen rekening gehouden.
Correctie wegens functionele veroudering gebaseerd op ondoelmatigheid (belemmering van de gebruiksmogelijkheden)
5.12. In verband met de afgegeven milieuvergunning is het aantal evenementen jaarlijks beperkt tot 18 per jaar, wat volgens eiseres de exploitatie belemmert. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat er 50 evenementen per jaar plaatsvinden. Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank af dat, zo er al beperkingen uitgaan van de afgegeven milieuvergunning, dit geen effect heeft op het feitelijk gebruik en de exploitatie van het object, zodat geen grond bestaat voor de door eiseres verdedigde correctie van 10% op alle onderdelen.
Objectafbakening: skyboxen
5.14. Tussen partijen is niet in geschil dat in verband met de 920 stoelen in de skyboxen een aftrek op de gvw moet worden toegepast. Verweerder stelt deze aftrek blijkens de specificatie bij het onder 2.3. genoemde taxatierapport op € p; eiseres blijkens de specificatie bij het onder 2.4. genoemde taxatierapport op € q (na afschrijving wegens technische en functionele veroudering). De rechtbank zal uitgaan van de door verweerder gestelde aftrek.
Gecorrigeerde vervangingswaarde
5.15. Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank de gvw in goede justitie vast op € r, met de volgende specificatie:
Bouwsom € TA FA (ec./bouww./exc.kn.) Eindwaarde €
1. funderingen aa 14% 2% ba
2. poten constructie ab 14% 2% bb
3. hoofdentree ac 14% 2% + 0 + 7,5% bc
4. entreegebouw ad 14% 20% + 20% + 2,5% bd
5. achtergebouw ae 14% 2% be
6. zijtrappenhuis af 14% 2% bf
7. bruggen/omlopen ag 14% 2% + 75% + 7,5% bg
8. tribune nivo 2 ah 14% 2% bh
9. veld ai 14% 75% + 75% + 62,5% bi
10. tribune nivo 3 aj 14% 2% bj
11. dienstruimten ak 14% 2% bk
12. tribune nivo 4 al 14% 2% bl
13. hemeltje am 14% 2% bm
14. tribune nivo 5 an 14% 2% bn
15. tribune nivo 6/7 ao 14% 2% bo
16. omloop nivo 7 ap 14% 2% bp
17. stalen kap aq 14% 2% + 0 + 7,5% bq
18. rijwielbergingen ar 14% 2% br
19. beton fly-over as 14% 2% + 75% + 7,5% bs
20. brug achterzijde at 14% 2% + 75% + 7,5% bt
21. supportersbrug au 14% 2% + 75% + 7,5% bu
22. Arenadek av 20% 2% + 0 + 5% bv
23. wangen aw 20% 2% bw
24. extra uitbreidingen ax 20% 2% bx
Extra afschrijvingen -/-g
Stoelen skyboxen -/-by
Grondwaarde bz
5.16. Partijen verschillen ten slotte van mening over de wev. Volgens verweerder dient de wev te worden gesteld op € e. Volgens eiseres bedraagt de wev € s. Nu de wev in beide gevallen lager is dan de onder 5.15. vastgestelde gvw, zijn deze voor de bepaling van de woz-waarde niet van belang en kunnen deze buiten beschouwing blijven.
5.17. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Nu eiseres gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, maar dit uitsluitend het gevolg is van de bereikte compromissen, ziet de rechtbank, gelet op de overeenstemming daarover tussen partijen, geen aanleiding verweerder te veroordelen in de kos-ten die eiseres in verband met de behande-ling van het beroep redelij-kerwijs heeft moeten maken.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de vastgestelde waarde tot € r en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- vermindert de aanslag onroerende-zaakbelasting tot een aanslag berekend naar een waarde van € r en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast dat de gemeente Amsterdam het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 18 januari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. Roelvink - Verhoeff, voorzitter, en mrs. E. Jochem en A.P.M. van Rijn, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Koenis, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.