ECLI:NL:RBAMS:2007:3524

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2007
Publicatiedatum
25 april 2013
Zaaknummer
13-528133-07
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met geweld en bedreiging

De rechtbank Amsterdam heeft op 4 oktober 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 29 maart 2007, toen de verdachte samen met een of meer mededaders een woning binnendrongen en een kluis met waardevolle spullen, waaronder sieraden en geld, hebben gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het geweld bestond uit het openbreken van de deur en het bedreigen van het slachtoffer met een vuurwapen. De rechtbank heeft de overtuiging dat de diefstal gepaard ging met geweld, gebaseerd op de aangifte van het slachtoffer en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende maandenlang in de woning te zijn geweest, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachte op gewelddadige wijze de woning binnendrongen en het slachtoffer met een vuurwapen bedreigden, wat een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer betekende. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal, toegewezen tot een bedrag van € 6.943,76. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/528133-07
Datum uitspraak: 4 oktober 2007
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2007.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij
op of omstreeks 29 maart 2007 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis (met daarin onder andere sieraden en/of paspoorten en/of een geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te
maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de deur van de woning van die [A] heeft/hebben opengebroken en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de keel en/of hals van die [A] heeft/hebben gehouden en/of die [A] een ijzeren staaf heeft/hebben voorgehouden en/of daarbij
tegen die [A] heeft/hebben gezegd dat ze de kluis moest open maken;

2.Voorvragen

3.Waardering van het bewijs

3.1
De rechtbank heeft acht geslagen op de door de verdediging aangevoerde argumenten op grond waarvan het overtuigende bewijs niet zou kunnen worden geleverd. Gelet op de aangifte en de door aangeefster bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring, in samenhang met de getuigenverklaring van de man die kort na het voorval met aangeefster heeft gesproken, heeft de rechtbank de overtuiging dat de diefstal gepaard is gegaan met geweld. Aan deze overtuiging heeft tevens de proceshouding van verdachte bijgedragen, te weten het maandenlang blijven ontkennen in de woning te zijn geweest.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 maart 2007 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis met daarin onder andere sieraden en paspoorten en een geldbedrag, toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en zijn mededader de deur van de woning van die [A] hebben opengebroken en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de keel van die [A] hebben gehouden en die [A] een ijzeren staaf hebben voorgehouden en daarbij tegen die [A] hebben gezegd dat ze de kluis moest open maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 9.250,- wordt toegewezen en voor het overige deel niet-ontvankelijk wordt verklaard. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen onder 1 en 2 terug worden gegeven aan verdachte en het goed onder 3 wordt onttrokken aan het verkeer.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn op gewelddadige en bedreigende wijze een woning binnengedrongen en hebben, onder dreiging van een vuurwapen, een kluis met inhoud buitgemaakt. Door hun brute handelswijze, bestaande uit het openbreken van de toegangsdeur van een woning, het losbreken van de kluis en het bedreigen van het slachtoffer met onder andere een vuurwapen, hebben verdachte en zijn medeverdachte zowel materiële als immateriële schade veroorzaakt. Juist in de eigen woning dient men zich veilig en beschermd te voelen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank overweegt dat het geweld voornamelijk gericht was op goederen en dat het geweld jegens een persoon voornamelijk bestond uit bedreiging met een vuurwapen. Tevens heeft de rechtbank in acht genomen dat het slachtoffer geen fysiek letsel heeft overgehouden aan het toegepaste geweld. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken ten gunste van de verdachte van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Onttrekking aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
3 1.00 STK Tas Kl: wit
racket
inhoud breekijzer schroevendraaier, flipper etc
dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezengeachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [A], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 6.943,76 (negenenzestighonderd en drieënveertig euro en zesenzeventig eurocent). Dit bedrag bestaat uit de kosten voor aflossing aan de Stadsbank van Lening, de waarde van de kleine kluis, het in de kluis aanwezige geldbedrag, de schade aan de voordeur en naar redelijkheid en billijkheid € 1.500,- aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat totaalbedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel, te weten de post ‘Gouden sieraden’ van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De rechtbank acht de post onvoldoende gemotiveerd en acht zich onvoldoende voorgelicht om over deze aangevoerde schadepost te kunnen oordelen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [A] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
3 1.00 STK Tas Kl: wit
racket
inhoud breekijzer schroevendraaier, flipper etc
Wijst de vordering van de benadeelde partij [A], wonende op het adres [adres] te [plaats] toe tot een bedrag van € 6.943,76 (negenenzestighonderd en drieënveertig euro en zesenzeventig eurocent).
Veroordeelt verdachte aan [A] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [A], te betalen de som van € 6.943,76 (negenenzestighonderd en drieënveertig euro en zesenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 64 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Zaktelefoon Kl: zwart
SIEMENS CF62 [nummer]
incl. sim en lader
2 1.00 STK Contract
-
huurcontract [autoverhuurbedrijf]
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en A.J.H.D. van Nass – van Vollenhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. van Poecke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2007.