ECLI:NL:RBAMS:2006:BD3845
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Heropening van het onderzoek in afwachting van de beslissing op het asielverzoek van de opgeëiste persoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 november 2006 een interlocutoire uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Oberstaatsanwalt bij de Staatsanwaltschaft Wuppertal, Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in Pakistan en thans gedetineerd in Nederland, had op 30 augustus 2006 op Schiphol een aanhouding ondergaan. De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er onrechtmatig was gehandeld bij de aanhouding. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat het feitelijke grondslag ontbrak.
De rechtbank behandelde de vordering op een openbare zitting op 3 november 2006, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.L. Kranendonk, aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat de opgeëiste persoon op 5 september 2006 een asielverzoek had ingediend, waarover de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie nog niet had beslist. De rechtbank concludeerde dat, indien er nu al op het overleveringsverzoek zou worden beslist, dit mogelijk zou leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Daarom besloot de rechtbank het onderzoek te heropenen en dit te schorsen tot 1 december 2006, om de beslissing van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie af te wachten. De rechtbank gaf opdracht tot de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Duitse taal voor de zitting op de genoemde datum.