ECLI:NL:RBAMS:2006:BD3845

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497.507-2006
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in afwachting van de beslissing op het asielverzoek van de opgeëiste persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 november 2006 een interlocutoire uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Oberstaatsanwalt bij de Staatsanwaltschaft Wuppertal, Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in Pakistan en thans gedetineerd in Nederland, had op 30 augustus 2006 op Schiphol een aanhouding ondergaan. De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er onrechtmatig was gehandeld bij de aanhouding. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat het feitelijke grondslag ontbrak.

De rechtbank behandelde de vordering op een openbare zitting op 3 november 2006, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.L. Kranendonk, aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat de opgeëiste persoon op 5 september 2006 een asielverzoek had ingediend, waarover de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie nog niet had beslist. De rechtbank concludeerde dat, indien er nu al op het overleveringsverzoek zou worden beslist, dit mogelijk zou leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Daarom besloot de rechtbank het onderzoek te heropenen en dit te schorsen tot 1 december 2006, om de beslissing van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie af te wachten. De rechtbank gaf opdracht tot de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Duitse taal voor de zitting op de genoemde datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.507-2006
RK nummer: 06/3620
Datum uitspraak: 17 november 2006
INTERLOCUTOIRE UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 september 2006 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 31 augustus 2006 door de justitiële autoriteit, de Oberstaatsanwalt bij de Staatsanwaltschaft Wuppertal, Bondsrepubliek Duitsland. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Pakistan) op [geboortedatum] 1953,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in het huis van bewaring "Zuyder Bos" te Heerhugowaard,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 november 2006. Daarbij zijn de offi¬cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.L. Kranendonk, advocaat te Beverwijk, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Duitse taal.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de officier van justitie in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden, nu bij de aanhouding van de opgeëiste persoon op Schiphol op 30 augustus 2006, onrechtmatig is gehandeld.
Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen nu het feitelijke grondslag mist.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een vonnis van 21 mei 1996 van het Landgericht Wuppertal, Bondsrepubliek Duitsland, (nummer 25 Ks 26 Js 1288/95-15/96 V) ten grondslag.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende staat van een vrijheidsstraf voor de duur van negen jaren. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
Uit een brief d.d. 15 september 2006 van de Leitende Oberstaatsanwalt te Wuppertal, Bondsrepubliek Duitsland, blijkt dat nadat de opgeëiste persoon tweederde van de bij voornoemd vonnis opgelegde straf uitgezeten had, op 22 november 2001 de resterende gevangenisstraf van 1096 dagen omgezet zijn in een voorwaardelijke straf. Bij besluit van 7 april 2005 - in kracht van gewijsde sinds 14 juni 2005 - heeft het Landgericht Wuppertal de toegestane omzetting van de straf in een voorwaardelijke straf op grond van hernieuwde strafbare feiten herroepen.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn, dat hij niet de Nederlandse nationaliteit heeft, maar stateloos is.
4. Strafbaarheid
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Uitgaande van het recht van de uitvaardigende lidstaat - zoals daarvan blijkt uit de bij het EAB gevoegde wettelijke bepalingen - heeft zij in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen. Het feit valt onder nummer 14 op bijlage 1 bij de OLW, te weten:
Moord en doodslag, zware mishandeling.
Op dit feit is bovendien naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Beraadslaging
De rechtbank heeft naar aanleiding van de behandeling beraadslaagd.
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende:
De opgeëiste persoon heeft in Nederland op 5 september 2006 een aanvraag voor een verblijfsvergunning "asiel" gedaan, waaraan hij ten grondslag heeft gelegd dat hij in de Bondsrepubliek Duitsland voor zijn leven moet vrezen. De Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie heeft op dit verzoek nog niet beslist.
Naar het oordeel van de rechtbank zou indien reeds nu - vooruitlopend op de beslissing van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie op het asielverzoek - op het overleveringsverzoek wordt beslist mogelijk een schending van artikel 3 EVRM kunnen ontstaan. De rechtbank zal het onderzoek derhalve heropenen teneinde de beslissing van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie op het door de opgeëiste persoon ingediende asielverzoek af te wachten.
6. Beslissing
De rechtbank heropent het onderzoek en schorst dit vervolgens tot vrijdag 1 december 2006 te 15.30 uur teneinde de beslissing van de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie op het door de opgeëiste persoon ingediende asielverzoek af te wachten.
De rechtbank beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen bovengenoemde zittingsdatum met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
De rechtbank beveelt de oproeping van een tolk voor de Duitse taal tegen de bepaalde dag en het bepaalde tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2006.