ECLI:NL:RBAMS:2006:BD3841

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497.588 -2006
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse verdachte in verband met cumulative sentence

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 december 2006 uitspraak gedaan in een overleveringsprocedure met betrekking tot een Poolse verdachte, geboren in 1976, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De overlevering wordt verzocht op basis van een enforceable judgement van 13 juli 2006, waarin de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren en 6 maanden. De rechtbank heeft vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de aard van de veroordeling, die een cumulative sentence betreft, een rechtsfiguur die niet voorkomt in het Nederlandse strafrecht. De rechtbank is bezorgd over de procedurele waarborgen en de mogelijkheid voor de verdachte om zijn verdedigingsrechten uit te oefenen tijdens de eerdere zittingen in Polen.

De rechtbank heeft de vragen die zij heeft over de procedure en de behandeling van de feiten opgeworpen, waaronder de vraag of de verdachte aanwezig was op de zittingen en of hij in staat was zijn verdediging te voeren. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de termijn voor de beslissing te verlengen, zodat de officier van justitie de nodige informatie kan opvragen bij de Poolse autoriteiten. Dit is noodzakelijk om te waarborgen dat de rechten van de verdachte niet worden geschonden en dat er voldoende duidelijkheid is over de feiten en de procedure in Polen. De rechtbank heeft ook de oproeping van de verdachte en een tolk voor de volgende zitting bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.588 -2006
RK nummer: 06/4311
Datum uitspraak: 15 december 2006
INTERLOCUTOIRE UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 oktober 2006 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 18 oktober 2006 door de justitiële autoriteit, de Provincial Court Judge bij The Lublin Provincial Court, te Lublin, Polen. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in huis van bewaring "Zwaag" te Zwaag,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 december 2006. Daarbij zijn de offi¬cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. W.R. Jonk, advocaat te Amsterdam gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een vonnis, het enforceable judgement of the Lublin District Court, Polen, van 13 juli 2006, met nummer IX K 989/05, ten grondslag.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende staat van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn, dat hij niet de Nederlandse, maar de Poolse nationaliteit heeft.
4. Beraadslaging
De rechtbank heeft naar aanleiding van de behandeling beraadslaagd.
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende:
Blijkens het EAB wordt de overlevering verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een enforceable judgement van 13 juli 2006, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden. Naar aanleiding van de antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit op door de officier van justitie gestelde vragen is het de rechtbank duidelijk geworden dat de enforceable judgement van 13 juli 2006 een zogenoemd cumulative sentence betreft, een rechtsfiguur die in het Nederlandse strafrecht niet voorkomt.
Mede gezien de onbekendheid van de rechtbank met de Poolse procedure met betrekking tot de cumulative sentence bestaat bij haar onzekerheid of zij thans een voldoende duidelijk beeld heeft van de feitelijke gang van zaken rond de veroordeling van de opgeëiste persoon tot bovengenoemde vrijheidsstraf. De rechtbank acht het noodzakelijk dat met name meer duidelijkheid wordt verkregen over de vraag op welke zittingen de inhoudelijke behandeling van de feiten heeft plaatsgevonden en in hoeverre de opgeëiste persoon daarbij in de gelegenheid is gesteld zijn verdedigingsrechten uit te oefenen dan wel op welke wijze hij voor deze zittingen is gedagvaard of opgeroepen.
De rechtbank acht het derhalve aanwezen dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen zal beantwoorden.
1. Wat is een cumulative sentence?
2. Vindt bij een dergelijke procedure een (nieuwe) inhoudelijke behandeling van de feiten plaats waar de verdachte zijn verdedigingsrechten kan uitoefenen, dan wel betreft het hier enkel het vaststellen van één gezamenlijke straf op basis van onderliggende veroordelingen?
3. Zijn de negen in het EAB vermelde feiten (feiten I tot en met IX) waarvoor de overlevering wordt verzocht op de zitting van 13 juli 2006 inhoudelijk behandeld en, zo ja, is de opgeëiste persoon in staat gesteld om zijn verdediging te voeren?
4. Indien de inhoudelijke behandeling van de in het EAB genoemde feiten heeft plaatsgevonden op de zittingen van 7 november 2003 en 22 oktober 2004, kan de uitvaardigende justitiële autoriteit dan voor elk van de negen feiten afzonderlijk aangeven op welke zitting deze zijn behandeld?
5. Was de opgeëiste persoon zelf op de zitting van 7 november 2003 aanwezig en zo nee, is hij voor deze zitting in persoon gedagvaard of anderszins in persoon in kennis gesteld van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting?
6. Kan de uitvaardigende justitiële autoriteit bevestigen dat de opgeëiste persoon zelf op de zitting van 22 oktober 2004 aanwezig is geweest en daar in de gelegenheid is gesteld om zijn verdedigingsrechten uit te oefenen?
7. Zijn er op de zitting van 13 juli 2006, die geleid heeft tot de cumulative sentence, nog andere feiten behandeld dan die welke in het EAB staan vermeld?
5. Beslissing
De rechtbank heropent het onderzoek en schorst dit vervolgens tot vrijdag 29 december 2006 te 10.00 uur teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bovengenoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen.
De rechtbank verlengt de termijn als bedoeld in artikel 22, lid 1 van de OLW op grond van artikel 22, lid 3 OLW met dertig dagen in verband met de bijzondere omstandigheid dat door de druk bezette agenda van de Internationale Rechtshulpkamer en de tijd die gemoeid is met het stellen van vragen aan de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit het niet mogelijk is binnen een termijn van zestig dagen uitspraak te doen.
De rechtbank beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen bovengenoemde zittingsdatum met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
De voorzitter beveelt de oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen de bepaalde dag en het bepaalde tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. C. Klomp en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2006.