ECLI:NL:RBAMS:2006:BA1448
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak en WOZ-waarde in geschil met betrekking tot woning in Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een onroerende zaak, gelegen aan de a-straat 1 te Z, in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, de gebruiker van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 285.500, die door verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, was vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een enkelvoudige procedure, waarbij het onderzoek ter zitting op 27 november 2006 heeft plaatsgevonden. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn echtgenote en een derde persoon, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door twee ambtenaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2003 door verweerder was vastgesteld op € 327.500, maar na de uitspraak op bezwaar was verlaagd naar € 285.500. Eiser stelde dat de woning een onpraktische indeling had en dat de vergelijkingsobjecten, die door verweerder waren gebruikt om de WOZ-waarde te onderbouwen, niet goed vergelijkbaar waren. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woning van eiser en de vergelijkingsobjecten, en dat de gekozen vergelijkingsobjecten een goede basis vormden voor de waardering.
De rechtbank concludeerde dat verweerder de waarde niet te hoog had vastgesteld en dat de door eiser aangevoerde omstandigheden, zoals overlast van busverkeer en bezoekers van nabijgelegen sportvelden, al in de waardebepaling waren meegenomen. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat deze factoren een grotere invloed hadden op de waarde dan al was verdisconteerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door de rechter, mr. J. Snitker, in aanwezigheid van de griffier, mr. drs. B.J.E. Lodder.