ECLI:NL:RBAMS:2006:AZ5836
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verstekvonnis in faillissementszaak met betrekking tot onverschuldigde betaling en toepasselijk bewijsrecht
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam diende, heeft de curator in het faillissement van A, de heer Antonie van Hees, een vordering ingesteld tegen de vennootschap MOC AG, gevestigd in Zwitserland. De curator vorderde onder andere betaling van een bedrag van € 24.310.000,-- en € 830.384,20, alsmede de kosten van de procedure. MOC AG is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van € 830.384,20 toegewezen, maar heeft ernstige twijfels geuit over de gegrondheid van de vordering tot betaling van € 24.310.000,--.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op de onderhavige procedure in beginsel Nederlands procesrecht van toepassing is, maar dat voor het bewijsrecht aansluiting moet worden gezocht bij het recht dat de onverschuldigde betaling beheerst. Aangezien er geen rechtsverhouding kon worden aangetoond tussen A en MOC AG, werd het Zwitserse recht van toepassing verklaard, meer specifiek het bewijsrecht van het kanton Zug. De rechtbank concludeerde dat de kwitanties die door de curator waren overgelegd, niet de dwingende bewijskracht hadden die onder Nederlands recht zou gelden, omdat het Zwitserse bewijsrecht van toepassing was.
De rechtbank heeft de curator in de gelegenheid gesteld om zijn vordering nader toe te lichten, en de zaak is aangehouden voor een akte op 24 januari 2007. Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus en openbaar uitgesproken op 27 december 2006.