ECLI:NL:RBAMS:2006:AZ3784

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/477020-06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in grootschalige softdrugshandelszaak met gevangenisstraf en geldboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij grootschalige softdrugshandel. De verdachte fungeerde als telefonisch tussenpersoon tussen de in het buitenland verblijvende feitelijk leidinggevenden en een mededader. Hij was verantwoordelijk voor het regelen en uitvoeren van het drugstransport, waardoor hij de risico's van het daadwerkelijke vervoer kon ontlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 april 2006 opzettelijk veertien pallets met hashish binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en aanwezig heeft gehad. De rechtbank achtte de telastelegging wettig en overtuigend bewezen, en oordeelde dat de feiten strafbaar zijn volgens de wet. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en een geldboete van € 25.000,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de handel in softdrugs schadelijk is voor de volksgezondheid en dat de financiële belangen bij deze handel vaak leiden tot andere strafbare feiten. Ondanks dat de verdachte niet eerder in Nederland was veroordeeld, vond de rechtbank het noodzakelijk om een stevige straf op te leggen om de grootschalige handel in softdrugs tegen te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/477020-06
Datum uitspraak: 5 december 2006
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Almere Binnen” te Almere.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 november 2006 en 21 november 2006.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting nader is omschreven. Van de dagvaarding en de vordering nadere omschrijving zijn kopieën als bijlage 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De nader omschreven telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 april 2006 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk in een Franse vrachtwagen merk Volvo, gekentekend [nummer] binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, veertien pallets met pakken met een hoeveelheid van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish);
Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 2 april 2006 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad veertien pallets met pakken met een hoeveelheid van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish).
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1,2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest en een geldboete ter hoogte van € 25.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 260 dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Met het oog op financieel gewin heeft verdachte met anderen opzettelijk duizenden kilo’s hash in een vrachtwagen binnen het grondgebied van Nederland gebracht en aldaar aanwezig gehad. Verdachte fungeerde binnen het samenwerkingsverband als telefonisch tussenpersoon tussen de in het buitenland verblijvende feitelijk leidinggevenden en een mededader die op zijn beurt was belast met het toezicht op het transport en feitelijk zorg diende te dragen voor het op de plaats van bestemming afleveren daarvan. Aldus vormde verdachte een belangrijke schakel binnen het samenwerkingsverband, waarbij hij op afstand verantwoordelijk was voor het regelen en doen uitvoeren van het transport door zijn mededaders, waardoor hij de risico's van het daadwerkelijke vervoer kon ontlopen.
Over de precieze hoeveelheden hash kan worden gedebatteerd, zoals ook ter zitting is geschied, maar duidelijk is dat het gaat om hoeveelheden in de orde van grootte als in de telastelegging opgenomen. De rechtbank houdt daarmee bij de straftoemeting rekening.
Hash is een middel waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid. Een kilo hash heeft een straatwaarde van ongeveer € 3.000,00. Verdachte heeft aldus een bijdrage geleverd aan de – uiterst lucratieve – handel in en de verspreiding van softdrugs. Vaak gaat deze handel gepaard met (vermogens)criminaliteit, waaronder witwassen. Voorts benadrukt de rechtbank in dit verband dat de financiële belangen bij deze vorm van handel in softdrugs zo groot zijn, dat ter bescherming van die belangen het plegen van andere strafbare feiten veelal niet wordt geschuwd. Ook in deze zaak lijkt hiervan blijkens het dossier sprake te zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze grootschalige handel in softdrugs en de maatschappelijk ongewenste neveneffecten daarvan met kracht bestreden dienen te worden.
De rechtbank houdt er anderzijds rekening mee dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitieel Documentatieregister van 23 augustus 2006 niet eerder in Nederland is veroordeeld voor het plegen van enig strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen-geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 1.00 STK Zaktelefoon Kl:grijs
Nokia 2600 2804771
2 1.00 STK Zaktelefoon Kl:grijs
Nokia 2600 2804772
[nummer]
Dit vonnis is gewezen door
mr. U.W. baron Bentinck, voorzitter,
mrs. G.A. Bouter-Rijksen en A. Tegelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.M.N. van den Hazel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2006.