vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 334467 / HA ZA 06-276
Vonnis van 15 november 2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NCM EUROCOLLECT B.V.,
gevestigd te Gouda,
eiseres,
procureur mr. B.J.H. Crans,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMBS SCHOONMAAKDIENSTEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. L.J.G. Voorn.
Partijen zullen hierna Atradius en AMBS genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 april 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2006 en de daarin genoemde proceshandelingen
- de akte van Atradius van 19 juli 2006
- de antwoord-akte van AMBS van 16 augustus 2006
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Op 26 januari 2005 is tussen Atradius en AMBS een incasso-overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst).
In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
U, als Cliënt geeft Atradius Collections, geregistreerd onder NCM Eurocollect BV en Atradius Collections BV opdracht om incasso-opdrachten uit te voeren conform de tariefstelling van Januari 2005 en de Algemene Voorwaarden van Atradius Collections.
Door ondertekening van de incasso-overeenkomst verklaart Cliënt kennis te hebben genomen van de Algemene Voorwaarden en de tarieven van Atradius Collections en deze te aanvaarden.
Diezelfde dag heeft AMBS een incasso-opdracht aan Atradius gegeven met betrekking tot een viertal vorderingen van AMBS op haar debiteur DGS Schoonmaakbedrijf B.V. (hierna: DGS). De vorderingen bedragen in totaal EUR 96.570,20.
Atradius heeft vervolgens een aanvang gemaakt met de incasso-werkzaamheden met betrekking tot DGS, waaronder het schrijven van een aanmaningsbrief op 31 januari 2005.
Op 3 februari 2005 heeft AMBS aan Atradius de opdracht met betrekking tot DGS ingetrokken.
DGS heeft (een deel van) de vordering aan AMBS voldaan.
Op 18 februari 2005 heeft Atradius aan AMBS een factuur gestuurd aangaande DGS. De door Atradius in rekening gebrachte provisie bedraagt EUR 6.462,31. In de factuur wordt een uiterste betalingstermijn van 14 dagen genoemd.
De algemene voorwaarden van Atradius (hierna: de algemene voorwaarden) bevatten onder meer de volgende bepalingen:
“(.....)
5.2 Indien de Overeenkomst is aangegaan voor één of meer afzonderlijke
Vorderingen, kan de Overeenkomst door de Cliënt of Atradius Collections op elk tijdstip worden beëindigd door schriftelijke kennisgeving aan de andere Partij. De Cliënt blijft echter aansprakelijk voor de betaling van provisies, kosten en andere vergoedingen, als genoemd in de Overeenkomst of de Algemene Voorwaarden.
(.....)
10.2 In het geval dat een provisie of andere vergoeding moet worden berekend als een percentage van de Vordering of geïncasseerde bedragen, zijn deze provisies en andere vergoedingen tegen het toepasselijke Tarief verschuldigd:
(a) over alle bedragen (ongeacht of het betreft de hoofdsom, rente of kosten) die door de Cliënt, haar agenten of bankiers, Atradius Collections of een derde ter zake van de Vordering op de debiteuren zijn ontvangen, met ingang van de dag waarop de inning van de Vordering aan Atradius Collections is opgedragen tot de negentigste dag na de dag waarop de diensten met betrekking tot de Vordering zijn beëindigd;
(.....)
(d) indien de Cliënt de opdracht aan Atradius Collections met betrekking tot Vordering intrekt vóór de beëindiging van de Overeenkomst: over het bedrag van de uitstaande Vordering, vermeerderd met de bedragen die door of namens de debiteur overkomstig het hiervoor in paragraaf (a) bepaalde zijn betaald.
(.....)
12.1 Bedragen die de Cliënt aan Atradius Collections verschuldigd is krachtens de Overeenkomst, moeten worden betaald op de vervaldag genoemd in de Overeenkomst of, indien een vervaldag niet wordt vermeld, binnen veertien (14) dagen na de datum van de factuur van Atradius Collections.
(.....)
14.1 Indien een aan Atradius Collections verschuldigd bedrag niet is betaald op de vervaldag, is de Cliënt in verzuim en verplicht terstond aan Atradius Collections vertragingsrente over het achterstallige bedrag te betalen vanaf de vervaldag tot de dag van volledige betaling. Deze rente wordt vastgesteld op 1% per maand of een gedeelte daarvan (.....)”
De vordering
Atradius vordert, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van AMBS:
- tot betaling aan Atradius van de hoofdsom van EUR 6.462,31, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand, subsidiair de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de factuur tot aan de dag der algehele voldoening;
- tot betaling aan Atradius van de buitengerechtelijke incassokosten, ad EUR 780,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding;
- in de kosten van het geding.
Atradius legt aan haar vordering nakoming van de overeenkomst ten grondslag. Uit de artikelen 5.2 en 10.2 onder (a) en (d) van de algemene voorwaarden volgt dat, nu AMBS de opdracht aan Atradius heeft ingetrokken voordat Atradius de vorderingen op DGS heeft kunnen innen, AMBS is gehouden om de provisie over de uitstaande vorderingen en eventueel reeds betaalde bedragen te betalen. De verschuldigde provisie bedraagt in totaal EUR 6.462,31.
Op grond van artikel 14 van de overeenkomst is, vanaf de vervaldag van de factuur, over de verschuldigde provisie 1% rente per maand verschuldigd.
Het verweer
AMBS heeft primair de vernietiging van de algemene voorwaarden ingeroepen en heeft daartoe gesteld dat deze nooit door Atradius aan haar ter hand zijn gesteld.
Subsidiair beroept AMBS zich op de vernietigbaarheid van artikel 10.2(d) van de algemene voorwaarden, omdat dit artikel moet worden aangemerkt als een onredelijk bezwarend beding.
Meer subsidiair doet AMBS een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Artikel 10.2(d) van de algemene voorwaarden is niet van toepassing, omdat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het kan niet zo zijn dat Atradius voor het versturen van een enkele aanmaningsbrief de volledige provisie ontvangt, terwijl de brief niet tot onmiddellijke en volledige betaling heeft geleid.
AMBS betwist ten slotte de aanspraak van Atradius op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. In de eerste plaats zijn de aanmaningsbrieven en schikkingsvoorstellen van Atradius zelf afkomstig. Bovendien gaat het om normale werkzaamheden ter voorbereiding van de gerechtelijke procedure.
De rechtbank stelt voorop dat, nu in de overeenkomst expliciet naar de algemene voorwaarden wordt verwezen, deze van toepassing zijn op de overeenkomst.
Allereerst dient de rechtbank het beroep van AMBS op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden te beoordelen. AMBS grondt dit beroep primair op het niet ter hand stellen van de algemene voorwaarden door Atradius.
AMBS beroept zich op de rechtsgevolgen van deze stelling, zodat in beginsel ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de bewijslast daarvan op haar rust. Het gaat in deze zaak echter om artikel 6:233 aanhef en sub b juncto artikel 6:324 lid 1 aanhef en sub a Burgerlijk Wetboek (BW), welk samenstel van bepalingen beoogt de wederpartij van de gebruiker van algemene voorwaarden te beschermen. Indien die wederpartij met een negatief bewijs zou worden belast zou daarmee aan de beschermingsgedachte afbreuk worden gedaan. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen dan ook mee dat in afwijking van de hoofdregel de bewijslast komt te liggen bij Atradius als de gebruiker van de algemene voorwaarden.
Atradius heeft een kopie van een computerschermprint overgelegd waarop is vermeld dat Atradius op 17 januari 2005, dus nog vóór het aangaan van de overeenkomst, een brochure aan AMBS heeft verzonden. Deze brochure houdt volgens Atradius onder meer in de algemene voorwaarden. Voorts heeft Atradius er op gewezen dat AMBS, door de overeenkomst te ondertekenen, heeft verklaard kennis te hebben genomen van de algemene voorwaarden. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank voorshands, behoudens tegenbewijs, bewezen acht dat Atradius de algemene voorwaarden vóór het aangaan van de overeenkomst aan AMBS ter hand heeft gesteld. Nu AMBS dit heeft bestreden en daartoe bewijs heeft aangeboden, zal zij tot het tegenbewijs worden toegelaten.
Dan komt de rechtbank toe aan het beroep van AMBS op de vernietigbaarheid van artikel 10.2(d) van de algemene voorwaarden. Volgens AMBS is dit artikel onredelijk bezwarend als bedoeld in artikel 6:233 sub a BW. Hiertoe heeft AMBS echter geen concrete feiten en omstandigheden gesteld, maar slechts volstaan met de stelling dat onredelijk is dat AMBS de volledige provisie is verschuldigd, terwijl de vordering niet (volledig) is geïncasseerd.
Atradius heeft dit standpunt gemotiveerd betwist. Een dergelijk beding, aldus Atradius, is noodzakelijk om te voorkomen dat cliënten van Atradius wel gebruik maken van de naam en de reputatie van Atradius, maar vervolgens, na intrekking van de incasso-opdracht, geen provisie verschuldigd zijn.
Mede gezien deze gemotiveerde stelling van Atradius, die op zichzelf niet wordt betwist door AMBS, is de stelling van AMBS dat artikel 10.2(d) van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank verwerpt dit verweer dan ook.
Meer subsidiair beroept AMBS zich op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. AMBS stelt dat toepassing van artikel 10.2(d) van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Zij licht die stelling naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende toe. Vast staat dat Atradius haar werkzaamheden met betrekking tot DGS daadwerkelijk heeft aangevangen en dat DGS in ieder geval een deel van de vordering heeft betaald. Noch gesteld, noch gebleken is dat het intrekken van de incasso-opdracht op enigerlei wijze aan Atradius is te wijten. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat toepassing van artikel 10.2(d) van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Mocht AMBS niet slagen in de hierna te formuleren bewijsopdracht, dan ligt de hoofdvordering voor toewijzing gereed. De contractuele rente van 1% per maand is in dat geval, als niet bestreden, eveneens toewijsbaar. De rente vangt aan vanaf de vervaldatum van de factuur, dat wil zeggen met ingang van 5 maart 2005.
Atradius stelt ten slotte buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en vordert ter zake daarvan een bedrag. Atradius specificeert die kosten echter niet afdoende. De rechtbank kan uit de specificatie daarom niet afleiden dat het gaat om meer dan een (herhaalde) sommatie, het enkel doen van een niet aanvaard schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Nu een geding is gevolgd, moeten de gevorderde kosten worden aangemerkt als kosten waarvoor het bepaalde in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering al een vergoeding pleegt in te sluiten. De rechtbank zal de betreffende vordering dan ook afwijzen.
De beslissing
De rechtbank
laat AMBS toe tot het tegenbewijs van de stelling dat Atradius de algemene voorwaarden vóór het sluiten van de overeenkomst aan AMBS ter hand heeft gesteld;
verwijst de zaak naar de rol van 13 december 2006 opdat AMBS alsdan kan doen mededelen of zij van de gelegenheid tot bewijslevering door getuigen en zo ja, door hoeveel, gebruik maakt, en met een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de eerstvolgende drie maanden, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald dan wel wordt voortgeprocedeerd;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2006.?