Parketnummer: 13/447428-06
Datum uitspraak: 20 september 2006
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 september 2006.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2, primair, is telastegelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1, eerste alternatief/cumulatief telastegelegde:
op 23 mei 2006 te Amsterdam gedurende voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (te weten: [adres]) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een simkaart en een bos sleutels, toebehorende aan [slachtoffer1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader die [slachtoffer1] meermalen tegen het gezicht hebben geslagen en die [slachtoffer1] op het bed hebben geduwd en beide armen van die [slachtoffer1] op haar rug hebben getrokken en een knie in de rug van die [slachtoffer1] hebben gedrukt en de broek van die [slachtoffer1] naar beneden hebben getrokken en daarbij hebben geschreeuwd: “we gaan je zwaar neuken, dan verrekenen we het zo” en “je gaat hem nu bellen, ouwe, anders ga je zien wat er gaat gebeuren”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
ten aanzien van het onder 2, subsidiair telastegelegde:
op 23 mei 2006 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer1] heeft bedreigd met verkrachting, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend die [slachtoffer1] op het bed geduwd en de armen op de rug van die [slachtoffer1] getrokken en de broek van die [slachtoffer1] naar beneden getrokken en daarbij geschreeuwd: “we gaan je zwaar neuken, dan verrekenen we het zo”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, eerste alternatief/cumulatief, en 2, subsidiair bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een behandeling door De Waag. Tevens vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] tot een bedrag van EUR 1100,-- aan materiele schade en een bedrag van EUR 2000,-- aan immateriële schade en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in een voor de nachtrust bestemde tijd. Door dit feit is niet alleen materiële schade toegebracht aan het slachtoffer, maar is vooral een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en privacy van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft - zoals zij ter terechtzitting heeft aangegeven - nog steeds gevoelens van angst en onveiligheid in haar eigen woning.
Voorts neemt de rechtbank in het bijzonder ten nadele van verdachte in aanmerking dat hij zich, samen met zijn mededader, op agressieve en intimiderende wijze heeft opgesteld tegenover het slachtoffer, waardoor zij emotionele schade heeft ondervonden. Met name de bedreiging met verkrachting heeft het slachtoffer psychische schade toegebracht. De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat ook deze ervaring voor het slachtoffer een zeer ingrijpende gebeurtenis is geweest waarvan zij, zoals zij ter zitting heeft verteld, tot op heden last heeft in de vorm van nachtmerries en angstgevoelens.
Gelet op de gedragingen van verdachte en zijn mededader, welke de rechtbank als volstrekt oninvoelbaar en onacceptabel kwalificeert, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden onvoorwaardelijk passend en geboden. In dat opzicht acht de rechtbank een straf in de vorm van Elektronisch Toezicht dan ook niet op zijn plaats.
Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het voorlichtingsrapport d.d. 1 september 2006, opgemaakt door R.P. Nieuwenhuize, rapporteur Justitiële Verslavingszorg, waarin onder meer wordt geadviseerd een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact met de Justitiële Verslavingszorg. De rechtbank zal dat advies overnemen. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is - gelet op het voorgaande - van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1, eerste alternatief/cumulatief en 2, subsidiair bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze immateriële schade op een bedrag van € 1000,-- (zegge: duizend euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2, primair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, eerste alternatief/cumulatief en 2, subsidiair, telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2, subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van bedreiging met verkrachting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich (onverwijld) stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland (en/of Justitiële Verslavingszorg) en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling(en) te geven aanwijzingen, zolang deze instelling(en) dat nodig vindt/vinden, ook als dat inhoudt een leefstijltraining bij de Jellinek en een behandeling bij de Waag.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1], wonende op het [adres] toe tot een bedrag van € 1000,-- (zegge: duizend euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen de som van € 1000,-- (zegge: duizend euro) - behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald - bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. M.F.J.M. de Werd en J. Piena, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2006.