ECLI:NL:RBAMS:2006:AY9348
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.H. Marcus
- M. van Hees
- Y.A.A.G. de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid
Op 26 september 2006 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de advocaat van een verdachte die wordt beschuldigd van witwassen, valsheid in geschrifte en afpersing. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de veronderstelling dat de rechtbank partijdig was in haar beslissingen, die op 2 augustus 2006 waren genomen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de rechtbank niet zo onbegrijpelijk waren dat ze alleen konden worden verklaard door vooringenomenheid. De rechters gaven aan geen behoefte te hebben om persoonlijk te worden gehoord over het verzoek en verwezen naar het proces-verbaal van de zitting van 2 augustus 2006, waarin de motivering van hun beslissingen was vastgelegd.
De wrakingskamer behandelde het verzoek op 12 september 2006, waarbij zowel de raadsman van de verzoeker als de officier van justitie werden gehoord. De raadsman voerde aan dat de rechtbank in eerdere beslissingen een schijn van vooringenomenheid had gewekt, vooral met betrekking tot het Kolbakdossier en de geldstromen die relevant waren voor de zaak. De rechtbank had echter overwogen dat de verzoeken van de raadsman onvoldoende waren onderbouwd en dat de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk concludeerde de wrakingskamer dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel konden leiden, en wees het verzoek af. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechters hun oordeel baseerden op de inhoud van het dossier en de verklaringen van de betrokken partijen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.