ECLI:NL:RBAMS:2006:AY8457

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/524031-06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en de dood tot gevolg van een 88-jarige vrouw tijdens inbraak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 19 september 2006, is de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij de dood van een 88-jarige vrouw is ingetreden. De zaak begon met een tip van een medeverdachte over de vermogende oma van een vriend. De verdachte en twee anderen hebben op 28 december 2005 de woning van de vrouw betreden, waar een gewelddadige confrontatie plaatsvond. De vrouw overleed als gevolg van een hartstilstand tijdens de worsteling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de opzet op de dood van de vrouw niet hebben bewezen, maar dat hun gewelddadige inbraak wel degelijk heeft geleid tot haar overlijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van het geweld en dat hij verantwoordelijk is voor de gevolgen van zijn daden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen jaar, maar de rechtbank besloot tot een straf van acht jaar, rekening houdend met de ernst van het delict en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen rechtsnorm is geschonden tijdens het verhoor van de verdachte, ondanks de argumenten van zijn raadsvrouw over onregelmatigheden. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 57, 310, 311, 312 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/524031-06
Datum uitspraak: 19 september 2006
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, 5e meervoudige strafkamer B, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
verblijvende in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos,
[adres] te Heerhugowaard.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
5 september 2006.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 december 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met
voorbedacht[slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1917) van
het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg
- die [slachtoffer] omver geduwd/gelopen en/of
- die [slachtoffer] op de grond gedrukt gehouden en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer] gelegd
en/of (gedurende enige tijd) op die mond gehouden en/of
- de benen en/of de armen/polsen van die [slachtoffer] met tape
vastgebonden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (als gevolg van een
hartstilstand) is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd,
vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (in
vereniging) (van een geldbedrag van ongeveer 400 euro toebehorende aan die [slachtoffer]), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de
uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s)
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 28 december 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met
voorbedachte rade [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1917) van
het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg
- die [slachtoffer] omver geduwd/gelopen en/of
- die [slachtoffer] op de grond gedrukt gehouden en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer] gelegd en/of
(gedurende enige tijd) op die mond gehouden en/of
- de benen en/of de armen/polsen van die [slachtoffer] met tape
vastgebonden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (als gevolg van een
hartstilstand) is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd,
vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten poging tot
diefstal (in vereniging) (van geld en/of goederen toebehorende aan die [slachtoffer], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s)
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 28 december 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 400 euro), geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]
1917), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en), dat verdachte met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen,
- die [slachtoffer] omver heeft geduwd/gelopen en/of
- die [slachtoffer] op de grond gedrukt heeft gehouden en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of
(gedurende enige tijd) op die mond heeft gehouden en/of
- de benen en/of de armen/polsen van die [slachtoffer] met tape heeft
vastgebonden en/of
terwijl dat feit de dood (als gevolg van een hartstilstand) voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 28 december 2005 te Amsterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg
te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1917), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken
en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen,
- naar de woning van die [slachtoffer] (perceel [adres]) is toegegaan en/of
- bij die woning heeft aangebeld en/of
- zich heeft uitgegeven voor krantenjongen en/of
- die woning is binnengegaan en/of
- die [slachtoffer] omver heeft geduwd/gelopen en/of
- die [slachtoffer] op de grond gedrukt heeft gehouden en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of
(gedurende enige tijd) op die mond heeft gehouden en/of
- de benen en/of de armen/polsen van die [slachtoffer] met tape heeft
vastgebonden en/of
- die woning heeft doorzocht,
terwijl dat feit de dood (als gevolg van een hartstilstand) voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de maand december 2004 te Urk met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de maand december 2004 te Urk, in elk geval in Nederland,
opzettelijk een tas met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer2] in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking van/als chauffeur in dienst van/bij Connexxion
Taxi Services B.V., in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot
en met 31 december 2004 te Lelystad, in elk geval in Nederland, opzettelijk
- een tas met inhoud en/of
- een portemonnee
in elk geval (telkens) enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n)
aan (respectievelijk)
- [slachtoffer3] en/of
- [slachtoffer4]
in elk (telkens) geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e)
goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking van/als chauffeur in dienst van/bij Connexxion Taxi Services
B.V., in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had,
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair en 2 subsidiair is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(1 meer subsidiair:)
op 28 december 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan
[slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1917), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte met zijn mededader(s),
- die [slachtoffer] omver heeft geduwd/gelopen en
- die [slachtoffer] op de grond gedrukt heeft gehouden en
- een hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd en
gedurende enige tijd op die mond heeft gehouden en
- de benen van die [slachtoffer] met tape heeft vastgebonden
terwijl dat feit de dood -als gevolg van een hartstilstand- voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(3)
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2004 tot en met 31 december 2004 te Lelystad, in elk geval in Nederland, opzettelijk een tas met inhoud en een portemonnee die toebehoorden
aan respectievelijk
- [slachtoffer3] en
- [slachtoffer4]
en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking als chauffeur in dienst bij Connexxion Taxi Services
B.V. onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Bewijsoverweging.
De rechtbank is van oordeel dat het verweten gronddelict een voltooide diefstal betreft en overweegt daartoe het volgende:
[verdachte] heeft bij hoog en bij laag betwist dat er door hem of door een van zijn mededaders geld uit de woning zou zijn weggenomen.
Volgens de familieleden van het slachtoffer echter, had het slachtoffer kort voor de overval weliswaar niet veel, maar op zijn minst genomen twee tot driehonderd Euro in huis.
Geld dat het slachtoffer bewaarde in een geldkistje in de kast op de gang van de desbetreffende woning. Na de overval heeft een familielid nog 20 Euro in de woning aangetroffen en nader onderzoek door de politie heeft uitgewezen dat er verder geen geld meer in de woning aanwezig was.
Gegeven verder de –in onderling verband en samenhang beziene- omstandigheden dat:
- [verdachte] verklaard heeft het latere slachtoffer bij het aanbellen aan de voordeur gezegd te hebben dat er krantenjongens aan de deur stonden, waarop het latere slachtoffer een korte minuut wegbleef alvorens de deur te openen;
- het enkele dagen voor de jaarwisseling was en krantenbezorgers rond die dagen plegen aan te bellen voor het in ontvangst nemen van een tip;
- de politie ter plaatse onder het lichaam van het slachtoffer een geopende lege portemonnaie en verder in de gang van de woning een los euro muntstuk aantrof;
- tijdens een busrit door een agent in burger is opgevangen een gesprek tussen een vriend van een van de verdachten en een inzittende van die bus –kennelijk betrekking hebbend op onderhavig delict- en onder meer inhoudende “dat die sukkels maar 410 Euro hebben meegenomen”;
- deze vriend van een van de medeverdachten – [getuige1]- als getuige door de politie gehoord, verklaard heeft dat geldbedrag uit de “vriendenkring” te hebben vernomen,
houdt de rechtbank het erop dat er uit de woning enig geldbedrag door [verdachte] en/of zijn mededaders is weggenomen.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte terzake van de door hem onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld de dood tot gevolg hebbend. Nadat verdachte enkele maanden tevoren was getipt dat er bij een alleenstaande, hoogbejaarde vrouw, woonachtig aan de [adres], onder meer een grote som geld te halen zou zijn, besluit hij samen met zijn mededaders op 28 december 2005 op dat adres een inbraak te gaan plegen. De verdachte en zijn mededaders hebben op deze datum de plaats van het delict twee keer afgelegd, waarbij eenmaal bleek dat het latere slachtoffer thuis was. Voorzien van een breekijzer en tape en shawls en handschoenen dragende, gaan zij op 28 december 2005 voor een derde maal naar de betreffende woning. Zij bemerken dat de bewoonster thuis is, weten haar met een smoes de voordeur te laten open doen en overlopen vervolgens de bewoonster.
De bewoonster, die begint te schreeuwen, wordt de gang ingeduwd en een van de mededaders houdt een hand op de mond van de bewoonster, kennelijk om haar het schreeuwen te beletten. Aan verdachte [verdachte] wordt gevraagd de bewoonster met de tape te binden. Naar eigen zeggen lukt dat niet, omdat de bewoonster te veel spartelt, waarop verdachte [verdachte] de tape aan een mededader geeft en daarbij zegt dat deze het maar moet doen. Verdachte [verdachte] gaat hierop de woonkamer in om deze te doorzoeken. Een van de mededaders sluit de electra in de woning af. [verdachte] hoort deze mededader vervolgens zeggen dat het niet goed gaat met de bewoonster en dat zij de woning moeten verlaten. Verdachte is naar eigen zeggen circa tien minuten in de woning aanwezig geweest. Voordat verdachte en zijn mededaders de woning verlaten, is het telefoonsnoer stukgetrokken en is de buitendeur met een sleutel van buitenaf afgesloten. Verdachte heeft verklaard in de veronderstelling te hebben verkeerd dat de bewoonster nog leefde toen de woning werd verlaten.
Aan verdachte wordt zwaar aangerekend dat hij zich door de aanwezigheid van de bewoonster niet heeft laten weerhouden de woning te betreden. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd van het in de woning uitgeoefende geweld en zich bij het verlaten van de woning niets gelegen laten liggen aan de situatie van het toen waarschijnlijk al of kort daarop overleden slachtoffer.
Dat verdachte en zijn mededaders de opzet hadden op de dood van de bewoonster van de [adres] acht de rechtbank niet bewezen. Het is evenwel een feit van algemene bekendheid dat het vooromschreven handelen van verdachte en zijn mededaders, kort gezegd een brute met geweld gepaard gaande overval in een eigen woning, zeker bij iemand van 88 jarige leeftijd zulke heftige emoties teweeg kunnen brengen dat die de dood tot gevolg kunnen hebben, een en ander ook zoals door de patholoog anatoom in deze zaak is aangegeven.
Verdachte en zijn mededaders worden derhalve verantwoordelijk gehouden voor de tijdens of kort na de overval ingetreden dood van het slachtoffer. De ernst van het feit wordt mede bepaald door de onomkeerbaarheid van het gevolg voor de nabestaaanden van het slachtoffer. Zij zullen het verlies van hun verwant een plaats moeten geven in hun verdere leven, hetgeen, naar de ervaring leert, soms nooit lukt en hoe dan ook, altijd gepaard gaat met langdurig verdriet en gevoelens van machteloosheid of woede.
Voorts heeft verdachte in zijn functie als (taxi) chauffeur goederen van bejaarde dames, welke goederen hij onder zich had, omdat de dames de goederen in de taxi hadden laten liggen, zich toege-eigend. Verdachte heeft door zijn respectloze handelen het vertrouwen dat in hem als chauffeur van bejaarde mensen mocht worden gesteld in ernstige mate geschonden.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 6 maart 2006 en met het met betrekking tot verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van mevr. S. Van Maanen van de Brijderstichting van 26 juni 2006.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de rechtbank de onregelmatigheden bij het verhoren van verdachte moet laten doorwegen in de eventueel op te leggen straf ex artikel 359a van het wetboek van strafrecht nu aan haar cliënt effectieve rechtsbijstand is onthouden en er op haar cliënt door de politie ongeoorloofde pressie is uitgeoefend, één en ander als verwoord in haar pleitaantekeningen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende:
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie -naar aanleiding van voornoemd verweer van de raadsvrouw- aangevoerd dat hij de audio-visuele opnamen van bedoeld verhoor van verdachte heeft bestudeerd en dat hem, officier van justitie, daaruit duidelijk is geworden dat verdachte
-naar aanleiding van de mededeling van de verhorende politieambtenaren dat zijn vriend [vriend verdachte] zich van het leven had beroofd- weliswaar was aangeslagen, doch niet in die mate dat hij niet staat zou zijn geweest om in vrijheid te verklaren. Er was in casu geen sprake van een zogenoemd “breken” van verdachte door te schermen met de omstandigheid dat [vriend verdachte] zich zojuist van het leven had beroofd, aldus de officier van justitie.
De raadsvrouw van verdachte heeft tegen deze stelling van de officier van justitie verder geen verweer gevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat het –gelet op de omstandigheden van dat moment- wellicht geboden was om de verdachte in de gelegenheid te stellen overleg te plegen met zijn raadsman alvorens het verhoor voort te zetten. Door dat na te laten is evenwel geen rechtsnorm geschonden. Nu van een ongeoorloofde pressie evenmin is gebleken, komt verdachte geen beroep toe op artikel 359 a van het Wetboek van Strafvordering.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 310, 311, 312 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair en 2 subsidiair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 3 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl dat feit de dood ten gevolge heeft.
Ten aanzien van feit 3:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. H.J. Bunjes en J.G. Sillevis Smitt, rechters,
in tegenwoordigheid van J.H. Zandbergen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2006.