ECLI:NL:RBAMS:2006:AY7880
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M.J. Lommen-van Alphen
- M.E. Leijten
- L.E. Kalff
- Rechtspraak.nl
Weigering van overlevering op basis van onvoldoende garanties voor rechtsgang
Op 5 september 2006 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de overlevering geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet de garantie heeft gekregen zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De zaak is behandeld op een openbare zitting op 22 augustus 2006, waar de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. A.F.J. Mulders, aanwezig waren. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 7 juli 2006 en was gebaseerd op een verstekvonnis van de Tribunal Correctionnel te Toulouse van 15 mei 2003, waarin de opgeëiste persoon was veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was gedagvaard en dat er onvoldoende waarborgen zijn dat hij na overlevering in de gelegenheid zal worden gesteld om een nieuw proces aan te vragen en aanwezig te zijn op de terechtzitting. De rechtbank heeft de officier van justitie gevraagd om nadere informatie over de verzetsprocedure, maar de Franse autoriteiten hebben hierop niet tijdig gereageerd. De rechtbank concludeert dat de garantie zoals verwoord in het EAB niet voldoende is om de overlevering toe te staan.
Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Franse autoriteiten te weigeren. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW. De uitspraak benadrukt het belang van de waarborgen voor een eerlijk proces in het kader van internationale rechtsbijstand.