ECLI:NL:RBAMS:2006:AY7880

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497.366-2006
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onvoldoende garanties voor rechtsgang

Op 5 september 2006 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de overlevering geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet de garantie heeft gekregen zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De zaak is behandeld op een openbare zitting op 22 augustus 2006, waar de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. A.F.J. Mulders, aanwezig waren. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 7 juli 2006 en was gebaseerd op een verstekvonnis van de Tribunal Correctionnel te Toulouse van 15 mei 2003, waarin de opgeëiste persoon was veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was gedagvaard en dat er onvoldoende waarborgen zijn dat hij na overlevering in de gelegenheid zal worden gesteld om een nieuw proces aan te vragen en aanwezig te zijn op de terechtzitting. De rechtbank heeft de officier van justitie gevraagd om nadere informatie over de verzetsprocedure, maar de Franse autoriteiten hebben hierop niet tijdig gereageerd. De rechtbank concludeert dat de garantie zoals verwoord in het EAB niet voldoende is om de overlevering toe te staan.

Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Franse autoriteiten te weigeren. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW. De uitspraak benadrukt het belang van de waarborgen voor een eerlijk proces in het kader van internationale rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.366-2006
RK nummer: 06/2766
Datum uitspraak: 5 september 2006
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 juli 2006 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 18 mei 2006 door de justitiële autoriteit, de officier van justitie (procureur de la république) bij de arrondissementsrechtbank (tribunal de grande instance) te Toulouse (Frankrijk). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945,
wonende: [adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 augustus 2006. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. A.F.J. Mulders, advocaat te Echt, gehoord.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een verstekvonnis van de Tribunal Correctionnel te Toulouse van 15 mei 2003 ten grondslag. Dit vonnis, dat bij verstek is gewezen, houdt in een veroordeling van de opgeëiste persoon tot een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar. Niet is gebleken dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard of anderszins in persoon in kennis is gesteld van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting. De overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 12 OLW bedoelde garantie heeft gegeven.
Het EAB bevat onder d) de volgende garantie:
Indien [opgeëiste persoon] verzet wenst aan te tekenen tegen het uitgesproken vonnis, kan hij dit doen gedurende tien dagen na uitvaardiging van het arrestatiebevel. De zaak zal dan geheel opnieuw beoordeeld worden voor het hem betreffende door het tribunal correctionnel. Indien hij het niet
met de nieuwe beslissing eens is, kan hij in hoger beroep gaan bij het cour d’appel van Toulouse. De zaak zal dan in hoger beroep geheel opnieuw beoordeeld worden voor het hem betreffende.
Indien hij het niet met de beslissing van het cour d’appel eens is, kan hij in beroep gaan bij de hoge raad. De zaak zal dan voor het hem betreffende op de rechtsvoering beoordeeld worden.
In een brief d.d. 6 juli 2006 is namens het openbaar ministerie om nadere informatie over de verzetsprocedure verzocht. De procureur de la république heeft in een faxbericht van 27 juli 2006 laten weten dat de opgeëiste persoon in de verzetsprocedure waarschijnlijk niet ontvankelijk zal worden verklaard. Op nadere vragen daaromtrent van de kant van het openbaar ministerie heeft de procureur de la république bij schrijven van 9 augustus 2006 nog eens bevestigd dat het waarschijnlijk is maar niet zeker, dat het verzet niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Op het verzoek van het openbaar ministerie om verdere opheldering d.d. 15 augstus 2006 is tot op heden geen antwoord van de Franse autoriteiten gekomen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, primair, de garantie zoals verwoord in het EAB voldoende is en subsidiair, het onderzoek wordt geschorst om nadere informatie te vragen aan de Franse autoriteiten..
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie voldoende pogingen heeft ondernomen om duidelijkheid te krijgen ten aanzien van de verzetsprocedure. Op basis van de voorhanden zijnde gegevens is onvoldoende gewaarborgd dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in de gelegenheid zal worden gesteld om een nieuw proces te verzoeken en aanwezig te zijn op de terechtzitting.
Nu de opgeëiste persoon niet de garantie als bedoeld in artikel 12 OLW heeft gekregen, dient de overlevering geweigerd te worden.
3. Beslissing
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de officier van justitie (procureur de la république) bij de arrondissementsrechtbank (tribunal de grande instance) te Toulouse.
Aldus gedaan door
mr. J.M.J. Lommen-van Alphen, voorzit-ter,
mrs. M.E. Leijten en L.E. Kalff, rech-ters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Boyer, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2006.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.