ECLI:NL:RBAMS:2006:AY5996

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.529122-05
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 4 jaar gevangenisstraf wegens gewoonteheling en deelname aan een criminele organisatie voor het verschepen van gestolen auto's naar West-Afrika

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gewoonteheling en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte was betrokken bij een organisatie die zich richtte op het verschepen van dure, gestolen auto's naar West-Afrika. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 mei 2005 tot en met 17 november 2005, samen met medeverdachten, opzettelijk gestolen voertuigen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze voertuigen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij de ernst van de feiten, de grootschaligheid van de activiteiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen.

De rechtbank heeft tijdens de zittingen van 24 april, 29 mei en 29 juni tot en met 13 juli 2006 de bewijsvoering besproken, waarbij onder andere tapgesprekken en getuigenverklaringen zijn gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie aan te tonen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van opzetheling en heeft deelgenomen aan een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder diefstal en heling van voertuigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, door zijn handelen, een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de afzetmarkt voor gestolen auto's, wat de ernst van de zaak vergroot.

De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De verdachte heeft zich kort na het uitzitten van een eerdere straf opnieuw schuldig gemaakt aan soortgelijke delicten, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is vastgelegd door de griffiers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer : 13.529122-05
Datum uitspraak: 27 juli 2006
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Amsterdam, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichtingen Midden-Holland – Huis van Bewaring “De Geniepoort” te Alphen aan den Rijn,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van van 24 april en 29 mei en op de terechtzitting van 29 juni 3 juli, 6 juli, 10 juli en 13 juli 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- het onder 1, in de vorm van gewoonteheling en onder 2 ten laste gelegde zal bewezen verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 5 jaren, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- hetgeen door de verdachte en mr. L.J. Woltring, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1
hij op enige tijdstippen in de periode van 4 mei 2005 tot en met 17 november 2005, te Antwerpen (België) en/of Amsterdam en/of Zaandam en/of Abcoude en/of Haarlemmermeer en/of Landsmeer en/of Utrecht en/of Driebergen, althans (telkens) op een of meer plaatsen in Nederland en/of België, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- op enig tijdstip in de periode van 15 september 2005 tot en met 22 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Nissan, type Murano uit container GCNU1124760 en/of;
(zaaksdossier 1)
- op enig tijdstip in de periode van 7 september 2005 tot en met 22 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type X3, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 2)
- op enig tijdstip in de periode van 18 september 2005 tot en met 22 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 3)
- op enig tijdstip in de periode van 13 september 2005 tot en met 22 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 4)
- op enig tijdstip in de periode van 26 september 2005 tot en met 6 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Porsche, type Cayenne, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 5)
- op enig tijdstip in de periode van 26 september 2005 tot en met 6 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Porsche, type Cayenne, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 6)
- op enig tijdstip in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 10 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Audi, type A6, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 7)
- op enig tijdstip in de periode van 6 oktober 2005 tot en met 10 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 8)
- op enig tijdstip in de periode van 4 mei 2005 tot en met 9 mei 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type X5, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 9)
- op enig tijdstip in de periode van 24 oktober 2005 tot en met 31 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type 530i, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 10)
- op enig tijdstip in de periode van 21 oktober 2005 tot en met 3 november 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type 530, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 15)
- op enig tijdstip in de periode van 4 november 2005 tot en met 8 november 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 16)
- op enig tijdstip in de periode van 9 november 2005 tot en met 9 november 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Mercedes Benz, type E 200 DCI, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 17)
- op enig tijdstip in de periode van 10 november 2005 tot en met 17 november 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 18)
- op enig tijdstip in de periode van 11 november 2005 tot en met 17 november 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type X5, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 19)
- op enig tijdstip in de periode van 21 september 2005 tot en met 28 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type 525i, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 23)
- op enig tijdstip in de periode van 20 september 2005 tot en met 28 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Mercedes, type 350 CLS, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 24)
verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die voertuigen (telkens) wist(en) dat het door diefstal, in elk geval door misdrijf verkregen goederen betrof;
2
hij in de periode van 4 mei 2005 tot en met 17 november 2005 te Amsterdam en/of Haarlemmermeer en/of Rotterdam en/of Utrecht en/of Nieuwegein en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Breda en/of Schiedam en/of Kamperland (Gemeente Noord-Beveland) en/of De Meern en/of Antwerpen en/of Zaandam en/of Abcoude en/of Landsmeer, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of België, heeft deelgenomen aan een organisatie, die (al dan niet in wisselende samenstellingen) bestond uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of medeverdachte 4] en/of medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer andere perso(o)n(en),
welke organisatie (al dan niet in wisselende samenstelling) tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
* het (telkens) plegen van (auto)diefstallen (in vereniging) door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of;
* het (telkens) plegen van (gewoonte)heling terzake auto’s (in vereniging), althans de medeplichtigheid bij/tot het plegen daarvan, en/of;
* het (telkens) (in vereniging) plegen van valsheid in geschrift en/of opzettelijk gebruik maken van valse en/of vervalste geschriften;
welke deelneming bestond uit het al dan niet samen met een of meer andere deelnemers aan de organisatie:
- stelen van voertuigen en/of contact onderhouden met toeleveranciers van gestolen voertuigen;
- het contact onderhouden met opdrachtgevers/gegadigden/afnemers van/voor gestolen voertuigen (in Nederland en/of Duitsland en/of Engeland en/of Nigeria en/of Ghana);
- opslaan van gestolen voertuigen en/of;
- vervoeren en/of verplaatsen van gestolen voertuigen en/of;
- verschepen van gestolen voertuigen en/of;
- het contact onderhouden met tussenhandelaren/handlangers in havens van Nigeria en Ghana en/of;
- bestellen/huren van containers waarin de gestolen voertuigen vervoerd en/of tijdelijk werden opgeslagen en/of;
- het opmaken van valse ‘bill of ladings’/(be)ladingspapieren, waarbij in strijd met de werkelijkheid niet de lading van (een) auto(‘s) werd ingevuld en/of opgegeven en/of het gebruiken van die/deze formulieren bij inklaring en/of verscheping;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1
hij in de periode van 4 mei 2005 tot en met 17 november 2005, te Antwerpen (België) en/of Amsterdam en/of Abcoude en/of Landsmeer en/of Utrecht, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft hij, verdachte,:
- op enig tijdstip in de periode van 15 september 2005 tot en met 22 september 2005, te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk Nissan, type Murano uit container GCNU1124760 en
(zaaksdossier 1)
- in de periode van 7 september 2005 tot en met 22 september 2005, te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk BMW, type X3, kenteken [kenteken] en
(zaaksdossier 2)
- in de periode van 18 september 2005 tot en met 22 september 2005, te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en
(zaaksdossier 3)
- in de periode van 13 september 2005 tot en met 22 september 2005, te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en
(zaaksdossier 4)
- in de periode van 26 september 2005 tot en met 6 oktober 2005, te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk Porsche, type Cayenne, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 6)
- in de periode van 4 mei 2005 tot en met 9 mei 2005, te Amsterdam een auto, merk BMW, type X5, kenteken [kenteken] en
(zaaksdossier 9)
- in de periode van 24 oktober 2005 tot en met 31 oktober 2005, te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk BMW, type 530i, kenteken [kenteken] en
(zaaksdossier 10)
- in de periode van 21 oktober 2005 tot en met 3 november 2005, te Abcoude een auto, merk BMW, type 530, kenteken [kenteken] en
(zaaksdossier 15)
- in de periode van 4 november 2005 tot en met 8 november 2005, te Antwerpen (België) en te Amsterdam en te Landsmeer, een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en
(zaaksdossier 16)
- in de periode van 9 november 2005 tot en met 9 november 2005, te Amsterdam, een auto, merk Mercedes Benz, type E 200 DCI, kenteken [kenteken] en
(zaaksdossier 17)
- op enig tijdstip in de periode van 10 november 2005 tot en met 17 november 2005, te Landsmeer een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en;
(zaaksdossier 18)
- in de periode van 11 november 2005 tot en met 17 november 2005, te Utrecht een auto, merk BMW, type X5, kenteken [kenteken] en
(zaaksdossier 19)
- in de periode van 21 september 2005 tot en met 28 september 2005, te Antwerpen (België) en te Landsmeer, een auto, merk BMW, type 525i, kenteken [kenteken] en;
(zaaksdossier 23)
- in de periode van 20 september 2005 tot en met 28 september 2005, te Antwerpen (België) en te Landsmeer, merk Mercedes, type 350 CLS, kenteken [kenteken] en/of;
(zaaksdossier 24)
verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die voertuigen telkens wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
2
hij in de periode van 2 september 2005 tot en met 17 november 2005 te Amsterdam en Antwerpen en Landsmeer, heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit verdachte en [medeverdachte 1],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
* het plegen van (gewoonte)heling terzake auto’s (in vereniging),
welke deelneming bestond uit het
- contact onderhouden met opdrachtgevers/gegadigden/afnemers van/voor gestolen voertuigen en
- opslaan van gestolen voertuigen en
- vervoeren en verplaatsen van gestolen voertuigen en
- verschepen van gestolen voertuigen en
- contact onderhouden met tussenhandelaren in havens van Nigeria en Ghana en
- bestellen/huren van containers waarin de gestolen voertuigen vervoerd en/of tijdelijk werden opgeslagen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. GEDEELTELIJKE VRIJSPRAAK
feit 1, vijfde gedachtestreepje (zaaksdossier 5)
Met betrekking tot hetgeen de verdachte onder 1. bij het vijfde gedachtenstreepje is ten laste gelegd (zaaksdossier 5) overweegt de rechtbank als volgt. Bij de fouillering van verdachte is op zijn lichaam een briefje aangetroffen met daarop geschreven het containernummer waarin de betreffende auto is aangetroffen. Voorts blijkt uit tapgesprekken dat verdachte met derden spreekt over een container die is teruggekomen en verzegeld is. Dit is naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende om aan te kunnen nemen dat verdachte op enig moment een zodanige beschikkingsmacht over de auto heeft gehad, dat sprake zou zijn van het verwerven of voorhanden hebben van de auto. Ook overigens zijn in het dossier daartoe geen bewijsmiddelen voorhanden noch ter terechtzitting naar voren gekomen. De verdachte moet derhalve worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
feit 1, zevende en achtste gedachtestreepje (zaaksdossiers 7 en 8)
Met betrekking tot hetgeen de verdachte onder 1. bij het zevende gedachtenstreepje (zaaksdossier 7) en onder 1. bij het achtste gedachtenstreepje is ten laste gelegd (zaaksdossier 8) overweegt de rechtbank als volgt. In het dossier bevindt zich een tapgesprek tussen verdachte en vervoerder [bedrijf 2] waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat – in bedekte termen - gesproken wordt over de containers waarin de betreffende auto’s zijn aangetroffen. Het dossier bevat echter geen nader bewijs dat die indruk bevestigt noch is ter gelegenheid van de terechtzitting nader bewijs naar voren gekomen, zodat naar het oordeel van de rechtbank niet is vast komen te staan dat verdachte op enig moment een zodanige beschikkingsmacht over de betreffende auto’s heeft gehad, dat sprake zou zijn van het verwerven of voorhanden hebben van de auto’s. De verdachte moet derhalve ook worden vrijgesproken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. NADERE BEWIJSOVERWEGING
t.a.v. feit 1
standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de gewoonteheling en eveneens ten aanzien van de gevallen van opzetheling als bedoeld in zaaksdossiers 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9
Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging opgenomen zaaksdossiers heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Van zaaksdossier 24 heeft de verdediging vrijspraak bepleit op grond dat zich in het dossier geen bewijsmiddel zou bevinden voor de criminele herkomst van de betreffende auto. Bij dupliek heeft de verdediging zich gerefereerd voor het geval een dergelijk bewijsmiddel toch voorhanden zou zijn. Nu zich in het dossier (Z24/156ev) een aangifte bevindt is naar het oordeel van de rechtbank ook ten aanzien van zaaksdossier 24 van een referte sprake.
Nu de verdachte voorts van zaaksdossiers 5, 7 en 8 wordt vrijgesproken zal de rechtbank ten aanzien van feit 1 volstaan met een nadere motivering ten aanzien van de zaaksdossiers 1, 2, 6, en 9 en de gewoonteheling.
zaaksdossiers 1, 2, en 6 algemeen
Uit de bewijsmiddelen waaronder de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt ten aanzien van deze zaaksdossiers dat medeverdachte [medeverdachte 1] onder de naam [naam] via het bedrijf [bedrijf 1] (en uiteindelijk via het bedrijf [bedrijf 2]) zeecontainers bestelde voor verscheping naar Nigeria en Ghana. Deze containers werden door het bedrijf [bedrijf 2] leeg geplaatst op een terrein aan de [straatnaam] te Landsmeer. [Bedrijf 2] haalde de containers kort daarop weer op en bracht de containers naar de haven van Antwerpen.
In een aantal van deze containers, waarvan er acht aan verdachte zijn tenlastegelegd en zeven worden bewezenverklaard (zaaksdossiers 1, 2, 3, 4, 6, 23 en 24) zijn in de periode van 6 september 2005 tot en met 6 oktober 2005) bij onderzoek in Antwerpen gestolen auto’s aangetroffen. De auto’s waren geplaatst achter tweedehands artikelen, zoals witgoed of autobanden, en afgedekt met matrassen. Op de bills of lading stonden alleen tweedehands goederen als lading vermeld.
zaaksdossiers 1 en 2
In het dossier bevinden zich tapgesprekken gevoerd met een zekere [persoon 1], kennelijk een inklaringsagent in de haven van Lagos. Uit deze gesprekken (zaaksdossier 1/pag 248 e.v.) blijkt dat verdachte op de hoogte is van de auto's die waren verborgen in de containers bedoeld in zaaksdossiers 1 t/m 4. Voorts geeft hij deze [persoon 1] opdracht de inhoud van deze containers te inspecteren en verschaft hij hem de benodigde informatie. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte beschikkingsmacht over de auto's heeft kunnen uitoefenen. Voorts blijkt uit de overige inhoud van de gesprekken dat verdachte op de hoogte is van de criminele herkomst van de auto's. Zo zegt [persoon 1] onder meer dat hij eerst de vereiste papieren moet hebben omdat het anders teveel zou opvallen wanneer hij naar de containers zou informeren (zaaksdossier 1/pag 254).
De verdediging heeft aangevoerd dat uit de tapgesprekken blijkt dat de auto's bedoeld in zaaksdossiers 1 en 2 niet van of voor verdachte waren, maar toebehoorden aan medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte zou naar die containers alleen geinformeerd hebben, nadat een zekere [persoon 2], een relatie van [medeverdachte 1], hem tijdens de afwezigheid van [medeverdachte 1] onder druk had gezet. Verdachte heeft hier zelf over verklaard dat [persoon 2] dat had gedaan toen [persoon 2] was gebleken dat de auto's zich niet meer in de containers bevonden.
De rechtbank verwerpt dit verweer reeds omdat bedoelde tapgesprekken met [persoon 1] niet anders kunnen worden gelezen dan dat verdachte pas nadat hij bij [persoon 1] naar alle vier de containers, dus inclusief die bedoeld in zaaksdossiers 1 en 2, heeft geinformeerd, van [persoon 1] verneemt dat de containers leeg zijn.
Verdachte heeft niet ontkend dat hij aan de getapte telefoongesprekken heeft deelgenomen. Wel heeft hij ter zitting (in het algemeen) naar voren gebracht dat voor zover er zich daarin belastende passages bevinden, deze onjuist moeten zijn weergegeven. Nu de verdediging hieromtrent geen specifiek verweer heeft gevoerd en de rechtbank geen reden ziet om aan de juiste weergave te twijfelen, gaat de rechtbank aan deze stellingname voorbij.
zaaksdossier 6
De verdediging heeft kort gezegd aangevoerd dat uit de tapgesprekken niet kan worden afgeleid dat verdachte zich aan dit onderdeel van feit 1 heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van het volgende.
In de container van zaaksdossier 6 zijn naast de Porsche Cayenne onderdelen van een inbouwkeuken aangetroffen, met bijbehorende bouwtekening waarop de leverancier en een ordernummer stonden vermeld. Dit ordernummer bleek een inbouwkeuken te betreffen die op was geleverd aan een zekere [bijnaam], met als adres [adres]. Verdachtes voornaam is [verdachte] en zijn verblijfsadres [adres]. Bij een zoeking op dat adres is voorts een papier van dezelfde leverancier aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat de betreffende keuken aan verdachte toebehoorde. Dit blijkt voorts uit het tapgesprek Z6/180 van 11 november 2005 waarin verdachte zegt dat zijn keuken spul ook in de container van de “Cayenne” staat.
Dat een huisgenoot van verdachte genaamd [persoon 3] deze keuken zou hebben aangeschaft acht de rechtbank gezien de tenaamstelling, niet aannemelijk. Gezien de aanwezigheid van dit keukenmateriaal in de container kan het niet anders zijn dan dat verdachte tenminste overleg heeft gevoerd over de vraag of en hoe dit materiaal tezamen met de Porsche Cayenne in de container kon worden geladen.
Voorts is in tapgesprek Z6/33 waarin verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] spreken met een zekere [persoon 4] sprake van een container van [medeverdachte 1] en een container van verdachte, die beide "leeg" bleken te zijn. Ten aanzien van zijn container zegt [medeverdachte 1] dat deze is teruggekomen "vanwege de banden". De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] hiermee doelt op de container van zaaksdossier 5, die vanwege de (dek)lading met tweede hands autobanden is teruggestuurd door de Belgische milieuautoriteiten. Nu de containers 5 en 6 tegelijk naar Antwerpen zijn getransporteerd, acht de rechtbank buiten redelijke twijfel te staan dat verdachte waar hij spreekt over "zijn" container de container van zaaksdossier 6 bedoelt. In het verloop van het gesprek zegt verdachte voorts dat ook hij auto's kwijt is waaronder een Cayenne.
Tenslotte is in de kleding van verdachte een kaartje aangetroffen met daarop de containernummers van zaaksdossier 5 en 6.
In onderlinge samenhang bezien leveren bovenstaande bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank het wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte dit onderdeel van het tenlastegelegde heeft begaan.
zaaksdossier 9
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 9 mei 2005 een eerder gestolen BMW X5 is aangetroffen in het havengebied van Amsterdam, met als bestuurster medeverdachte [medeverdachte 7].
Genoemde [medeverdachte 7] heeft in het vooronderzoek (uiteindelijk) verklaard (Z9/004) dat zij wel aanvoelde dat het met de auto niet klopte en dat zij met deze auto op telefonische aanwijzing van [bijnaam] vanaf het Muiderpoortstation in Amsterdam achter een andere auto is aangereden. In een eerdere verklaring (Z9/052) heeft zij gezegd dat zij voordat zij in de auto plaatsnam plastic handschoenen heeft aangetrokken om geen vingerafdrukken achter te laten. Als getuige ter terechtzitting heeft zij verdachte herkend als de [bijnaam] waarover zij heeft gesproken.
Verdachte heeft bevestigd dat hij [medeverdachte 7] kent.
De verdediging heeft aangevoerd dat uit de verklaringen van [medeverdachte 7] niet blijkt dat verdachte zich aan heling heeft schuldig gemaakt. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte beschikkingsmacht over de auto had en voorts dat gelet op de aard van de instructie aan [medeverdachte 7] en de omstandigheden waarover zij heeft verklaard - die kennelijk voor haar aanleiding vormden vingerafdrukken te voorkomen - het niet anders kan zijn dan dat verdachte tenminste de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de auto van misdrijf afkomstig was.
gewoonteheling
De rechtbank acht de ten laste gelegde gewoonteheling wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van twee maanden aan veertien gevallen van opzetheling schuldig gemaakt, waarbij het grootste deel van de gevallen sprake is van verscheping naar Afrika in een zeecontainer. De rechtbank acht het tijdsverloop tussen de pleegperiode van zaaksdossier 9, eindigend op 9 mei, en de pleegperiode van de overige onderdelen van feit 1, aanvangend op 7 september, nog zodanig kort dat ook zaaksdossier 9 naar het oordeel van de rechtbank van de gewoonteheling deel uit maakt.
Zonder uitzondering gaat het in de bewezen verklaarde zaaksdossiers om vrijwel nieuwe auto’s uit het duurdere marktsegment, die kort tevoren in Nederland, België en Duitsland waren gestolen door middel van zogenaamd “carjacking”. Gelet op het korte tijdsverloop tussen diefstal en verscheping dan wel overdracht aan derden, moeten verdachte en zijn mededaders in vrijwel directe verbinding met de dieven van de auto’s hebben gestaan. Er is derhalve sprake van een herhaling van feiten binnen een kort tijdsbestek en een vaste patroon zowel ten aanzien van de herkomst van de auto’s als ten aanzien van de wijze van verscheping.
Naar het oordeel van de rechtbank laat voorts de inhoud van de tapgesprekken, de rechtbank verwijst naar de tapgesprekken opgenomen in het verdachte betreffende deel van zaaksdossier 41, een sterke geneigdheid bij verdachte zien tot het verhandelen van dure auto's tegen een prijs ver onder de marktwaarde.
medeplegen
Ten laste gelegd is, kort gezegd, dat verdachte zich in vereniging met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan gewoonteheling van een aantal auto's. Dit brengt mee dat voor wat betreft de opzetheling van deze auto's ook ten aanzien van de mededader(s) telkens bewijsmiddelen voorhanden dienen te zijn voor de strafverzwarende omstandigheid van de gewoonteheling, anders gezegd bewijsmiddelen waaruit blijkt dat ook de betreffende mededader(s) van opzetheling een gewoonte hebben gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dit ten aanzien van de uit de stukken naar voren komende mededaders in de diverse zaaksdossiers niet steeds worden bewezen.
Derhalve kan niet bewezen worden dat verdachte de ten laste gelegde gewoonteheling in vereniging heeft gepleegd. De verdachte dient in zoverre te worden vrijgesproken.
Los daarvan staat de mogelijkheid dat ten laste van een verdachte bewezen wordt verklaard dat deze alleen en derhalve niet in vereniging gewoonteheling heeft gepleegd door met uiteenlopende mededaders in vereniging diverse goederen opzettelijk te helen.
Van een dergelijke situatie is in het geval van deze verdachte ook sprake.
De officier van justitie heeft de tenlastelegging echter zo opgesteld dat de medeplegers van de gewoonteheling dezelfde personen zijn als zij met wie verdachte de individuele auto’s zou hebben geheeld. Wellicht voor de officier van justitie een onbedoeld resultaat, maar gegeven deze formulering van de tenlastelegging kan de rechtbank, nu de gewoonteheling bewezen wordt verklaard, om genoemde technische reden, in de gevallen waarin bewijsmiddelen aanwezig zijn voor het medeplegen van opzetheling het medeplegen niet bewezen verklaren.
t.a.v. feit 2
De rechtbank stelt allereerst vast dat de officier van justitie geen overzicht van bewijsmiddelen heeft overgelegd met betrekking tot dit feit. Evenmin heeft de officier van justitie in zijn requisitoir een bewijsconstructie dan wel –redenering gepresenteerd welke de basis kan bieden voor een bewezenverklaring van de deelneming van elke afzonderlijke verdachte. Kennelijk heeft de officier van justitie met zaaksdossier 41 (“criminele organisatie”) beoogd de relaties in beeld te brengen, waarbij de rechtbank opmerkt dat het hierbij alleen om telefoontaps gaat. Over de weging van de intensiteit en duurzaamheid van deze contacten heeft de officier van justitie zich in het geheel niet uitgelaten. Dit klemt te meer nu diverse verdachten zeggen elkaar geheel niet te kennen en het dossier in diverse gevallen weinig tot geen aanwijzingen bevat dat dit anders is. De stelling van de officier van justitie dat de organisatie twee afdelingen kent, te weten één voor Ghana en één voor Nigeria vereist in dat licht ter onderbouwing een visie, ondersteund met bewijsmiddelen, over hoe de organisatie, ondanks het ontbreken van een bewijsbare afstemming tussen in de telastelegging genoemde leden, wordt geordend en gestuurd en aldus, met genoemde “marktverdeling” kan functioneren. Hiervan heeft de officier van justitie geen blijk gegeven.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs op basis van het dossier het volgende.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie gericht op het (kortgezegd) verschepen van gestolen auto's naar Ghana en Nigeria.
De rechtbank baseert dit oordeel op de verklaringen van [getuige 1] bij de politie en de rechter-commissaris, waarin deze verklaart dat verdachte en [medeverdachte 1] zich aan hem hebben voorgedaan als zakenpartners; het aantal zaaksdossiers waarin ten aanzien van de betrokkenheid van zowel verdachte, als van [medeverdachte 1] bewijs aanwezig is, alsmede op de in het dossier opgenomen tapgesprekken.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit een en ander van een gestructureerd en in de tijd duurzaam samenwerkingsverband, in het kader waarvan verdachte en [medeverdachte 1] containers bestelden om hierin, in samenwerking dan wel onderlinge afstemming met [medeverdachte 1] (een groot aantal) gestolen auto's naar Nigeria en Ghana te verschepen.
Dat verdachte slechts - zoals de verdediging heeft betoogd – zelfstandig heeft gehandeld wordt door de tapgesprekken niet bevestigd. Hieruit blijkt in tegendeel dat verdachte zich actief met de auto's en de verscheping daarvan heeft bemoeid en (kennelijk door afnemers) voor de goede aankomst van auto's verantwoordelijk wordt gehouden. Voorts blijkt uit diverse tapgesprekken dat verdachte, toen [medeverdachte 1] zich in Ghana bevond, per telefoon als diens zaakwaarnemer optrad. In diverse telefoongesprekken die verdachte en [medeverdachte 1] met derden voerden refereren zij over en weer aan elkaar als hun zakenpartner.
Met bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet onverenigbaar dat sommige containers werden verscheept naar afnemers van [medeverdachte 1] en andere naar afnemers van verdachte, welk onderscheid lijkt samen te vallen met verschepingen naar Ghana, dan wel Nigeria. Echter kan laatst bedoelde scheidslijn op basis van het dossier niet scherp worden getrokken. De rechtbank verwijst in dit verband naar de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] die beiden verklaren over betalingen die verdachten ten aanzien van "elkaars" containers hebben gedaan. Voor zover de scheidslijn kan worden getrokken, is de rechtbank van oordeel dat hiermee een “marktverdeling” is aangebracht waarnaar verdachten handelden, hetgeen een extra aanwijzing oplevert voor structuur en duurzaamheid.
Evenmin is met bovenstaande onverenigbaar dat verdachte ook met anderen dan [medeverdachte 1] heeft samengewerkt.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met andere personen dan [medeverdachte 1] heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie.
Verdachte heeft met medeverdachte [medeverdachte 2] samengewerkt in zaaksdossiers 16 en 18. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat onvoldoende basis voor het oordeel dat deze samenwerking met [medeverdachte 2] een zodanig gestructureerd en bestendig karakter heeft dat [medeverdachte 2] aan de door verdachte en [medeverdachte 1] gevormde organisatie hebben deelgenomen, noch voor het oordeel dat verdachte en [medeverdachte 2] binnen een ander georganiseerd verband met elkaar hebben samengewerkt.
Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank in het geheel niet van enig contact of enige samenwerking tussen verdachte enerzijds en [medeverdachte 5], [medeverdachte 6], [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] anderzijds in de ten laste gelegde periode.
Ten aanzien van andere, niet met name in de tenlastelegging genoemde personen, blijkt wel van contacten. Deze contacten wijzen echter niet primair op samenwerking doch eerder op een markt- of handelsrelatie, omdat in de gesprekken auto’s worden aangeboden en prijzen worden genoemd. Dit hoeft naar het oordeel van de rechtbank onder omstandigheden niet in de weg te staan aan een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie, omdat ook binnen tal van organisaties sprake is van interne “marktverhoudingen” en interne “verrekenprijzen”. Zolang er sprake is van een zekere buitengrens met een duurzaam karakter kan ook gesproken worden van een organisatie.
In het onderhavige dossier echter zijn sterke aanwijzingen dat de betrokkenen voortdurend keuzes maken met wie zij zaken doen. Prijzen en beschikbaarheid van handelsgoederen spelen daarbij een belangrijke rol. Onder die omstandigheden kan wel geoordeeld worden dat er handelscontacten zijn maar niet dat deze in een georganiseerd verband plaatsvinden
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. gewoonteheling
2. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich ten doel stelde auto’s afkomstig van misdrijf te verschepen naar Afrika.
Verdachte heeft zich hierbij schuldig gemaakt aan gewoonteheling bestaande uit de opzetheling van een groot aantal gestolen personenauto’s uit het duurdere marktsegment. Het betrof steeds kort tevoren gestolen, vrijwel nieuwe auto's, die een aanzienlijke economische waarde vertegenwoordigen. Deze auto's werden in containers naar Ghana en Nigeria verscheept.
Tevens heeft verdachte in een aantal gevallen bemiddeld bij de overdracht van soortgelijke auto’s aan derden.
Door zijn handelen heeft verdachte aldus een belangrijke bijdrage geleverd aan de afzetmarkt voor gestolen auto's.
Gelet hierop, alsmede gelet op de grootschaligheid, de planmatigheid en de snelheid waarmee verdachte handelde, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 18 november 2005.
Uit dit Documentatieregister blijkt dat verdachte op 14 oktober 2004 door de meervoudige kamer van deze rechtbank is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 18 maanden. Blijkens genoemd uittreksel zijn daarbij ten aanzien van verdachte dezelfde soort feiten bewezen verklaard, welke ook thans bewezen zijn verklaard, namelijk deelneming aan (kort gezegd) een criminele organisatie en gewoonteheling.
Verdachte heeft zich kort nadat hij deze vrijheidsbenemende straf had uitgezeten, wederom schuldig gemaakt aan de thans bewezen verklaarde feiten.
Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur op haar plaats is.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 140, 417 van het Wetboek van Strafrecht.
10. BESLISSING
De rechtbank:
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mr. R.M. Steinhaus en mr. P. van Steijnen, rechters
in tegenwoordigheid van drs. A. Helder en R. van der Vecht, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juli 2006.