ECLI:NL:RBAMS:2006:AY5645
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- M.Y.C. Poelmann
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van overlevering aan Duitsland versus uitleveringsverzoek aan Turkije
In deze zaak gaat het om de vraag of de overlevering van de eiser aan Duitsland kan plaatsvinden, terwijl er ook een uitleveringsverzoek van Turkije is ingediend. De eiser, die in Nederland gedetineerd is, is eerder door de Arrondissementsrechtbank te Stuttgart veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar en zes maanden wegens handel in verdovende middelen. Op 6 maart 2006 is er een Europees aanhoudingsbevel (E.A.B.) tegen hem uitgevaardigd door Duitsland. De rechtbank te Amsterdam heeft eerder al de overlevering aan Duitsland toegestaan, maar de eiser verzet zich hiertegen en vraagt de rechtbank om het uitleveringsverzoek van Turkije in behandeling te nemen.
De rechtbank overweegt dat de Staat in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het uitleveringsverzoek van Turkije niet in behandeling te nemen, omdat de overlevering aan Duitsland al was toegestaan. De rechtbank stelt vast dat de enkele omstandigheid dat de resocialisatie van de eiser mogelijk gebaat zou zijn bij uitlevering aan Turkije, niet voldoende is om de overlevering aan Duitsland te blokkeren. De rechtbank benadrukt dat een verdachte niet het recht heeft om te bepalen voor welke rechter hij terecht zal staan, en dat de beslissing van de Staat om de overlevering aan Duitsland door te laten gaan, in overeenstemming is met de goede rechtsbedeling.
De vordering van de eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding. De voorzieningenrechter concludeert dat de Staat niet verplicht is om het uitleveringsverzoek van Turkije in behandeling te nemen, en dat de overlevering aan Duitsland kan plaatsvinden, aangezien dit in lijn is met de geldende wetgeving en de belangen van de rechtsorde.