ECLI:NL:RBAMS:2006:AY5613

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/457580-05
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de uitvoering van een ISD-maatregel na tussentijdse beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 juni 2006 uitspraak gedaan over de beëindiging van de uitvoering van een ISD-maatregel. De zaak betreft een verzoek om tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel, die eerder was opgelegd bij vonnis van 21 oktober 2005. De veroordeelde, die in een Huis van Bewaring verblijft, heeft aangegeven dat hij al acht maanden wacht op een beslissing over zijn behandeling en dat hij zich in de huidige situatie niet prettig voelt. Hij heeft een intakegesprek gehad bij het AMC, maar is daar niet opgenomen vanwege zijn cannabisgebruik en de open setting van de kliniek. De getuige-deskundige heeft verklaard dat er geen inhoudelijke contra-indicatie is voor opname in een kliniek, maar dat er landelijk problemen zijn met de financiering van de behandeling van ISD'ers, wat de opname bemoeilijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde psychiatrische hulp nodig heeft en dat de voortzetting van de ISD-maatregel niet bijdraagt aan zijn behandeling. Gezien de lange duur van de ISD-maatregel en de noodzaak voor klinische behandeling, heeft de rechtbank besloten de tenuitvoerlegging van de maatregel te beëindigen, met inachtneming van een redelijke transitietermijn voor overdracht aan de geestelijke gezondheidszorg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/457580-05
BESCHIKKING
op het op 18 april 2006 gedateerde verzoek ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht om een tussentijdse beoordeling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 21 oktober 2005 opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren aan
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres]
thans verblijvende in Huis van Bewaring ‘De Havenstraat’ te Amsterdam.
De procesgang.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 21 oktober 2005 met parketnummer 13/457580-05;
- de toetsingsrapportage betreffende veroordeelde d.d. 8 juni 2006, op naam van [unitdirecteur] locatie Havenstraat;
- het schriftelijk verzoek om een tussentijdse beoordeling ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht d.d. 18 april 2006 van mr. P.A.Th. Lemmers, raadsvrouw van veroordeelde.
De rechtbank heeft op 16 juni 2006 de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsvrouw mr. P.A.Th. Lemmers, advocaat te Amsterdam, alsmede de [getuige-deskundige], programmamanager ISD van Huis van Bewaring ‘De Havenstraat’, in openbare raadkamer gehoord.
De beoordeling.
Uit voornoemde toetsingsrapportage blijkt onder meer het volgende:
“Begin dit jaar is de [veroordeelde] door de inrichting geselecteerd geweest voor opname in FPK De Meren. Betrokkene heeft twee maanden op de wachtlijst van de kliniek gestaan en zowel de inrichting als de [veroordeelde] zelf dachten dat betrokkene op zeer korte termijn zou kunnen worden opgenomen. Helaas heeft De Meren aangegeven dat opname niet mogelijk is. Dit blijkt landelijk een probleem te zijn, waar nog niet direct een oplossing voor is. Het is op allerlei niveaus aangekaart en er wordt gezocht naar oplossingen. Momenteel wordt onderzocht of het mogelijk is om de [veroordeelde] in een ambulant zorgtraject naar buiten te leiden. Het verblijfsplan van betrokkene was getekend, dit moet herzien worden omdat hij immers geselecteerd stond voor de FPK De Meren. In het detentieberaad is afgesproken dat de volgende zaken voor betrokkene onderzocht moeten worden: een RIBW, dagbesteding en ambulante psychiatrische begeleiding. De [veroordeelde] is inmiddels aangemeld bij het AMC voor de kliniek voor adolescenten. Het gaat hierbij om een programma voor jonge schizofrenen. Het is momenteel nog niet duidelijk of betrokkene terecht kan in deze kliniek.
Omdat de [veroordeelde] bij invrijheidstelling uit de inrichting waarschijnlijk weer meteen terugvalt, adviseren wij de maatregel te continueren. Wij blijven zoeken naar mogelijkheden om hem onder te brengen in een setting waar zowel gewerkt kan worden aan zijn psychiatrische problematiek, als ook aan zijn verslaving.”
Uit de behandeling in openbare raadkamer is gebleken dat veroordeelde van mening is dat hij al acht maanden zit te wachten zonder dat er iets gebeurt. De week voorafgaand aan de zitting heeft veroordeelde een intakegesprek gehad bij het AMC. Hij heeft nog niet gehoord wat de beslissing is. Veroordeelde zit nu tussen 36 drugsverslaafden en voelt zich daar niet prettig bij. Hij erkent dat hij bij urinecontroles betrapt is op cannabisgebruik, maar zegt dat hij inmiddels is gestopt. Veroordeelde wil de plaatsing in een kliniek in vrijheid afwachten. Hij kan tot die tijd bij zijn ouders terecht en wil zich vrijwillig melden bij De Meren. Veroordeelde is bereid zich op te laten nemen en een verklaring te ondertekenen dat hij in de kliniek zal blijven. De oud reclasseringsmedewerker van veroordeelde heeft gezegd dat hij altijd bij hem terecht kan.
De getuige-deskundige heeft ter terechtzitting verklaard dat veroordeelde als eerste op de wachtlijst stond voor De Meren, maar dat na een aantal maanden bericht kwam dat hij toch niet kon worden opgenomen. Om die reden is veroordeelde aangemeld bij het AMC, maar daar wordt hij niet opgenomen vanwege de open setting en zijn cannabis gebruik. Er is sprake van een probleem dat zich landelijk voordoet omdat onduidelijk is wie financieel verantwoordelijk is voor de externe behandeling van ISD’ers. Daarnaast hebben de FPA’s een lange wachtlijst voor TBS’ers en worden ISD’ers onder aan de wachtlijst geplaatst. Er is geen inhoudelijke contra-indicatie voor de opname van veroordeelde in De Meren. Er wordt nu gezocht naar een alternatief. Het beste is een intramurale behandeling, maar dat is lastig. Veroordeelde is ook aangemeld voor een RIBW plaats. Dit is een ‘second best’ optie omdat er sprake is van een beschermde woonvorm en ambulante zorg. Veroordeelde zal dan eerst ingesteld dienen te worden op medicatie en daarna kan een plan worden gemaakt. Het is volgens de getuige-deskundige het proberen waard om veroordeelde in een gestructureerde omgeving te krijgen. Een RIBW plaats hoeft niet heel lang te duren omdat veroordeelde als ISD’er voorrang krijgt op de wachtlijst. Daarvoor moet hij dan wel eerst een indicatie hebben. Als veroordeelde nu naar buiten gaat zal hij weer recidiveren.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de rechter de ISD-maatregel kan beëindigen indien hij naar aanleiding van inlichtingen met betrekking tot de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel van oordeel is dat de verdere tenuitvoerlegging van de maatregel niet langer is vereist.
Aan veroordeelde is bij vonnis van 21 oktober 2005 de ISD-maatregel opgelegd. Gelet op voornoemd rapport en het verhandelde in de raadkamer stelt de rechtbank vast dat er ten aanzien van veroordeelde sprake is van een psychiatrisch probleem, waarvoor veroordeelde klinisch-psychiatrische behandeling behoeft. De rechtbank stelt voorts vast dat onduidelijkheid op landelijk niveau over de financiering van de behandeling van ISD’ers aan deze behandeling in de weg staat. Gelet op de verklaring van de getuige-deskundige dat op korte termijn ook geen zicht bestaat op oplossing van voornoemd probleem, gevoegd bij de al verstreken duur van de ISD-maatregel, is de rechtbank van oordeel dat thans voorop staat dat veroordeelde de mogelijkheid dient te worden geboden om buiten het kader van de ISD-maatregel een klinisch-psychiatrische behandeling te ondergaan. Waar voortzetting van de maatregel daaraan niet blijkt bij te dragen, is de rechtbank van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de maatregel dient te worden beëindigd. Wel dient een redelijke transitietermijn in acht te worden genomen om ruimte te bieden voor een goede overdracht aan de geestelijke gezondheidszorg.
Beslissing.
De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel met ingang van
15 augustus 2006 wordt beëindigd.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank en kamer door:
mr. B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en M.J.M. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.C. Hoogcarspel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2006.