ECLI:NL:RBAMS:2006:AY5607

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/437529-05
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de uitvoering van een ISD-maatregel door de Rechtbank Amsterdam

Op 16 juni 2006 heeft de Rechtbank Amsterdam in een openbare raadkamer uitspraak gedaan over de beëindiging van de uitvoering van een ISD-maatregel die aan de veroordeelde was opgelegd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder een rapportage over de noodzaak van voortzetting van de maatregel. De ISD-maatregel was opgelegd bij vonnis van 30 november 2005, met de verplichting tot plaatsing in een forensisch-psychiatrische instelling. De rechtbank constateert dat de veroordeelde tot op heden niet is geplaatst in een dergelijke instelling en dat er op korte termijn geen zicht is op plaatsing. Dit, in combinatie met de reeds verstreken duur van de maatregel, leidt de rechtbank tot de conclusie dat voortzetting van de ISD-maatregel niet langer vereist is. De rechtbank heeft daarom besloten de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel per 1 juli 2006 te beëindigen. De rechtbank heeft daarbij ook de omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de noodzaak voor een klinisch-psychiatrische behandeling buiten het kader van de ISD-maatregel. De beslissing is genomen in het belang van de veroordeelde, die de kans moet krijgen om zijn leven weer op te bouwen zonder de beperkingen van de ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/437529-05
BESCHIKKING
op de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2005 aan de officier van justitie opgelegde verplichting tot informatieverstrekking over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij voornoemd vonnis opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren aan
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres]
thans verblijvende in Huis van Bewaring ‘De Havenstraat’ te Amsterdam.
De procesgang.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 30 november 2005 met parketnummers 13/437529-05 en 13/421212-05 (tul);
- de toetsingsrapportage betreffende veroordeelde d.d. 1 juni 2006, op naam van [unitdirecteur] locatie Havenstraat.
De rechtbank heeft op 16 juni 2006 de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Amsterdam, alsmede de [getuige-deskundige], programmamanager ISD van Huis van Bewaring ‘De Havenstraat”, in openbare raadkamer gehoord.
De beoordeling.
Uit voornoemde toetsingsrapportage blijkt onder meer het volgende:
“In het begin van het verblijf van betrokkene in Huis van Bewaring ‘De Havenstraat’ bestonden er een aantal misverstanden omtrent de aanmelding en opname van betrokkene in FPK De Meren. In het voorlichtingsrapport van de JVz zou vermeld staan dat betrokkene al aangemeld was bij De Meren. Dit bleek echter niet zo te zijn en vervolgens zijn er door de ISD functionarissen (de trajectcoördinator en de SPV van FPK De Meren) inspanningen gepleegd om voor elkaar te krijgen dat hij op de lijst zou komen voor opname in De Meren. Dit is gelukt, maar helaas is daarna door De Meren aangegeven dat opname niet mogelijk is. Dit blijkt een landelijk probleem te zijn, waar nog niet direct een oplossing voor is. Het is op allerlei niveaus aangekaart en er wordt gezocht naar oplossingen. Momenteel wordt bekeken wat de verdere mogelijkheden voor betrokkene zijn. Het is van belang dat er een zeer passend plan voor betrokkene wordt opgesteld omdat de [veroordeelde] een zwaar verslaafde man is met een hoog recidiverisico. Er wordt onderzocht in hoeverre het mogelijk is om de [veroordeelde] naar een ambulant traject toe te leiden. De [veroordeelde] is gestart met de training “Spiraal naar boven”. Doel van deze training is mensen inzicht te verschaffen in hun gebruik. Inmiddels is het gelukt betrokkene aan te melden voor de Piet Roorda kliniek. Het betreft hier een Forensische Verslavingskliniek. Betrokkene zou daar op zijn plek kunnen zijn gezien het feit dat bij betrokkene het verslavingsprobleem op de voorgrond staat. Hij krijgt op 13 juni 2006 een intake bij de Piet Roorda. Omdat de [veroordeelde] bij invrijheidstelling uit de inrichting waarschijnlijk meteen weer terug valt, adviseren wij de maatregel te continueren. Wij blijven zoeken naar mogelijkheden om hem onder te brengen in een setting, waar zowel gewerkt kan worden aan zijn verslaving, als ook zijn psychiatrische problematiek.”
Uit de behandeling in openbare raadkamer is gebleken dat veroordeelde van mening is dat er niets terechtkomt van de ISD-maatregel. Er is geen geld voor projecten binnen het huis van bewaring en veroordeelde staat nog steeds niet op een wachtlijst van een forensische psychiatrische kliniek. Veroordeelde ligt de hele dag op zijn bed. Ze beloven volgens veroordeelde van alles, maar er gebeurt niets. Veroordeelde heeft in Ermelo al de training “Spiraal naar boven” gevolgd. In de inrichting wordt daar veel minder inhoud aan gegeven dan in Ermelo. Veroordeelde heeft een intakegesprek gehad met de Piet Roorda kliniek, maar hij wil daar liever niet naartoe. Als de ISD-maatregel zou worden opgeheven gaat veroordeelde verder met de reguliere hulpverlening. Veroordeelde wil zich melden bij de ambulante opvang en is bereid zich vrijwillig op te laten nemen als er plek is. Veroordeelde is helder en van de drugs af en wil verder met zijn leven. Hij heeft huisvesting bij het Klokhuis en kan terecht voor hulp bij het CAD of bij HVO-Querido.
De getuige-deskundige heeft ter terechtzitting verklaard dat het niet gelukt is om veroordeelde in De Meren geplaatst te krijgen. Om die reden is veroordeelde nu aangemeld voor de Piet Roorda kliniek. Er is sprake van een probleem dat zich landelijk voordoet omdat voor de forensische klinieken onduidelijk is wie financieel verantwoordelijk is voor de behandeling van ISD’ers. Daarnaast hebben de FPA’s een lange wachtlijst voor TBS’ers en worden ISD’ers onder aan de wachtlijst geplaatst. Er is geen inhoudelijke contra-indicatie voor de opname van veroordeelde in De Meren. De Piet Roorda kliniek is volgens de getuige-deskundige een ‘second best’ optie omdat het een forensische verslavingskliniek is en daar in elk geval ook een psychiater in dienst is. Het is goed mogelijk dat er een inhoudelijke contra-indicatie is voor opname van veroordeelde in de Piet Roorda kliniek. Hierom is veroordeelde ook aangemeld bij de dubbele diagnose kliniek van de Jellinek in Amsterdam. Als veroordeelde op de wachtlijst wordt geplaatst is de wachttijd enkele maanden. Sinds februari of maart dit jaar was bij de inrichting bekend dat veroordeelde niet in De Meren kon worden geplaatst. Pas daarna zijn andere opties overwogen.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de rechter de ISD-maatregel kan beëindigen indien hij naar aanleiding van inlichtingen met betrekking tot de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel van oordeel is dat de verdere tenuitvoerlegging van de maatregel niet langer is vereist.
Aan veroordeelde is bij vonnis van 30 november 2005 de ISD-maatregel opgelegd. In het vonnis is tevens bepaald dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van tenuitvoerlegging van de maatregel, vanwege de noodzakelijkheid tot het aanbieden van een klinisch-psychiatrische behandeling aan veroordeelde, waartoe hij in het kader van de ISD-maatregel zo spoedig mogelijk dient te worden geplaatst in een forensisch-psychiatrische instelling, zoals FPK De Meren.
Gelet op voornoemd rapport en het verhandelde in de raadkamer stelt de rechtbank vast dat veroordeelde tot op heden niet is geplaatst in een forensisch-psychiatrische instelling en dat, gelet op de verklaring van de getuige-deskundige, hierop op korte termijn ook geen zicht bestaat. Mede gelet op het overwogene in het vonnis van 30 november 2005, gevoegd bij de al verstreken duur van de ISD-maatregel, is de rechtbank van oordeel dat thans voorop staat dat veroordeelde de mogelijkheid dient te worden geboden om buiten het kader van de ISD-maatregel een klinisch-psychiatrische behandeling te ondergaan. Waar voortzetting van de maatregel daaraan niet blijkt bij te dragen, is de rechtbank van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel dient te worden beëindigd.
Beslissing.
De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel met ingang van 1 juli 2006 wordt beëindigd.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank en kamer door:
mr. B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en M.J.M. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.C. Hoogcarspel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2006.