Parketnummers: 13/527317-05 en 13/437400-05(TUL)
Datum uitspraak: 31 juli 2006
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres], gedetineerd in het Jongeren Opvangcentrum te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 juli 2006.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 2 primair, feit 5, feit 7 en feit 12 primair is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank dat niet wettig kan worden bewezen dat verdachte een van de vier daders is geweest die de aangever heeft gezien bij zijn auto. Er is slechts de verklaring van [getuige1], die verklaart dat hij vlak voor de diefstal een groepje jongens waaronder verdachte bij een snackbar nabij de plaats van de diefstal heeft zien staan.
Ten aanzien van feit 12 primair overweegt de rechtbank dat niet wettig kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedrijfsinbraak gepleegd op 6 januari 2006. Weliswaar is verdachte blijkens de tapgesprekken van 9 januari 2006 in het bezit van enkele van de gestolen goederen en wordt op 10 januari 2006 bij verdachte thuis een van de gestolen laptops aangetroffen, maar op grond daarvan kan hoogstens de heling van de betreffende goederen worden bewezen.
3.2 Criminele organisatie (feit 1)
Voor het bestaan van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat er sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Volgens de rechtbank is aan voornoemd vereiste voldaan.
Alleen al op grond van de aanzienlijke hoeveelheid en de frequentie van de tapgesprekken die zijn gevoerd tussen de verdachten in het onderzoek en die bijna zonder uitzondering betrekking hebben op het plegen van (auto)inbraken en het (ver)kopen van gestolen goederen, kan worden vastgesteld dat er gedurende enige tijd – in de periode van 1 december 2005 tot en met 10 januari 2006 – een intensieve samenwerking bestond gericht op het plegen van misdrijven. Ook uit de verklaringen van de verdachten en de getuigen [getuige2] en [getuige3] blijkt van een dergelijke samenwerking. Het merendeel van de verdachten is bewijsbaar betrokken bij het daadwerkelijk plegen van diefstallen en /of helen van goederen gedurende voornoemde periode. In de organisatie was een zekere structuur zichtbaar. De verdachte [medeverdachte7] vervulde een leidende rol in het geheel; zo gaf hij onder meer opdracht tot diefstallen en inbraken en fungeerde hij vaak als afnemer van de gestolen goederen. De overige verdachten waren derhalve de uitvoerders, pleegden de delicten vaak samen in wisselende samenstelling, hielden elkaar op de hoogte van te plegen of gepleegde delicten en kwamen op afgesproken, min of meer vaste, plaatsen samen, waren elkaar behulpzaam en deelden inbrekerswerktuigen.
Van deelname aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 in de zin van die bepaling is slechts dan sprake, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Deelneming aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is verricht is niet nodig. Voor deelneming in de zin van voormeld artikel is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en hij dit oogmerk op enigerlei wijze ondersteunt. Nu ten aanzien van verdachte, zoals hierna onder 3.3 vermeld, een aantal diefstallen (met braak) en helingen bewezen kunnen worden verklaard die hij heeft gepleegd ten behoeve van de organisatie, is daarmee reeds zijn deelname aan de organisatie aangetoond. Daarnaast is uit de taps onder meer af te leiden dat verdachte veelvuldige telefonische contacten met medeverdachten had over te plegen dan wel gepleegde diefstallen en de buit daarvan, dat hij opdrachten aannam van [medeverdachte7], dat hij als tussenpersoon optrad tussen [medeverdachte7] en medeverdachten en dat hij rond die diefstallen ontmoetingen had met (enkele van) de medeverdachten.
Overigens overweegt de rechtbank dat ten aanzien van de in de telastelegging genoemde [medeverdachte1] geen bewezenverklaring kan worden uitgesproken, nu zijn zaak nog bij de rechtbank aanhangig is.
3.3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 01 december 2005 tot en met 10 januari 2006 te Amsterdam heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit - naast verdachte - [medeverdachte2], [medeverdachte3], [medeverdachte4], [medeverdachte5], [medeverdachte6] en [medeverdachte7], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk (gekwalificeerde) diefstallen en schuld- en/of opzetheling, waarbij de deelneming van verdachte onder meer bestond uit het plegen van (gekwalificeerde) diefstallen het plegen van (gekwalificeerde) diefstallen en het voorhanden hebben van gestolen goederen, het onderhouden van telefonische en persoonlijke contacten met andere leden van de organisatie, het geven van inlichtingen en aanwijzingen aan andere leden van de organisatie en het voldoen aan opdrachten en verzoeken van andere leden van de organisatie;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
op 13 januari 2006 te Amsterdam een mobiele telefoon (merk Nokia) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ten aanzien van feit 3:
op 09 december 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een auto een handtas (met daarin een Amerikaanse bulldog), toebehorende aan [slachtoffer1];
ten aanzien van feit 4:
op10 december 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een makelaarskantoor (gelegen aan perceel [adres]) heeft weggenomen 4 computerschermen (merk Acer), toebehorende aan makelaarsgroep Ameo, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door met een steen een raam van de voordeur van voornoemd makelaarskantoor in te slaan;
ten aanzien van feit 6:
op 20 december 2005 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (merk Volvo met kenteken [nummer]) heeft weggenomen een mobiele telefoon en een bosje sleutels en een navigatiesysteem, toebehorende aan [slachtoffer2], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door de rechtervoorruit in te slaan;
ten aanzien van feit 8:
op 27 december 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk
- a) het rechtervoorspatbord van een auto (Opel Astra met kenteken [nummer]) en
- b) het rechtervoorscherm van een auto (Honda Civic met kenteken [nummer]) en
- c) het spatbord van een auto (Citroën Xantia met kenteken [nummer]),
toebehorende aan
- a) [slachtoffer3] en
- b) [slachtoffer4] en
- c) [slachtoffer5],
heeft beschadigd door tegen voornoemde spatborden en voorscherm aan te schoppen;
ten aanzien van feit 9:
op 01 januari 2006 te Amsterdam met anderen, op de 2e van der Helststraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen (namelijk een groot aantal auto's, te weten een Opel Vectra met kenteken [nummer] en een Ford Focus met kenteken [nummer] en een Kia Joice met kenteken [nummer] en een Ford Fiesta met kenteken [nummer] en een Citroën Saxo met kenteken [nummer] en een Peugeot 306 met kenteken [nummer] en een BMW 318 met kenteken [nummer] en een Peugeot 206 met kenteken [nummer] en een Lancia Ypsilon met kenteken [nummer] en een Fiat Tipo met kenteken [nummer] en een Fiat Stilo met kenteken [nummer] en een Peugeot 106 met kenteken [nummer] en een Opel Zafira met kenteken [nummer] en een Honda Accord met kenteken [nummer] en een Nissan Primera met kenteken [nummer] en een Toyota Starlet met kenteken [nummer] en een Volkswagen Golf met kenteken [nummer] en een Citroën BX met kenteken [nummer] en een Renault Laguna met kenteken [nummer] en een Volkswagen Golf met kenteken [nummer], welk geweld bestond uit het inslaan/vernielen van ramen van voornoemde auto's;
ten aanzien van feit 10:
op 06 januari 2006 te Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (merk Peugeot met kenteken [nummer]) heeft weggenomen een houder en een afstandsbediening en een antenne van een TOMTOM-navigatiesysteem, toebehorende aan [slachtoffer6], waarbij verdachte en zijn mededaders de / het weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door een ruit van voornoemde auto in te slaan;
ten aanzien van feit 11:
op tijdstippen in de periode van 05 januari 2006 tot en met 06 januari 2006 te Beverwijk tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit drie auto's (een Kia met kenteken [nummer] en een Renault met kenteken [nummer] en een Opel Astra met kenteken [nummer]) heeft weggenomen drie invalidenparkeerkaarten (op naam van [slachtoffer7] en [slachtoffer8] en [slachtoffer9]), toebehorende aan [slachtoffer7] en [slachtoffer8] en [slachtoffer9], waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door een raam van voornoemde auto's in te slaan;
ten aanzien van feit 12 subsidiair:
in de periode van 08 januari 2006 tot en met 09 januari 2006 te Amsterdam, drie laptops (merk Apple) en twee digitale fotocamera's (merk Canon) en drie computers (G4) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezengeachte feiten 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 12 primair zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) en voorts dat de na te noemen vordering tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
De hierna te noemen strafoplegging en oplegging van de maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De psychiater i.o. drs. D.C.W.H. Naus (onder supervisie van kinder- en jeugdpsychiater dr. M. Wiznitzer) en de GZ-psycholoog drs. Th.G. Beije, hebben respectievelijk op 31 maart 2006 en 3 april 2006 over verdachte gerapporteerd. De deskundigen komen onder meer tot de volgende conclusies.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens met cognitieve beperkingen en tekortkomingen in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling (psychopathe kenmerken en gebrekkige identiteitsvorming) en op sociaal-relationeel en sociaal-ethisch gebied. Er is sprake van een gedragsstoornis, beginnend in de adolescentie, en er zijn aanwijzingen dat de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte evolueert in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is sprake van misbruik van cannabis. Verdachte is licht verminderd toerekeningsvatbaar. De kans op recidive is groot, gelet op de weinig ingevulde identiteitsbeleving, de neiging tot het vertonen van aangepast dan wel sociaal wenselijk gedrag (primair gericht op het realiseren van zijn eigen egocentrische en opportunistische doelstellingen), de sterke neiging tot het vertonen van leugenachtig gedrag, een gebrekkig ontwikkeld inlevingsvermogen in de ander naast een gebrekkig ontwikkeld moreel besef. Tevens spelen een rol de gebrekkige opvoedingsvaardigheden van zijn ouders, de inadequate voorbeeldfunctie van zijn oudere broer en – volgens de psychiater – beïnvloeding door straatvrienden. Volgens de psycholoog imponeert verdachte vooralsnog niet duidelijk als gemakkelijk beïnvloedbaar.
Om de kans op recidive proberen te verkleinen, is het thans van wezenlijk belang dat verdachte alsnog een passend scholings / opleidingstraject gaat doorlopen, afgestemd op zijn cognitieve beperkingen. Om dit traject enige kans van slagen te geven, is een gestructureerde / gesloten setting dringend noodzakelijk. Geen van de voorgaande maatregelen / behandelingen heeft enig effect gehad. Derhalve wordt geadviseerd om verdachte een PIJ-maatregel op te leggen. Behandeling is niet geïndiceerd (zal naar verwachting contraproductief werken).
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard niet mee te zullen werken aan behandeling in het kader van een PIJ-maatregel. Wel is verdachte gemotiveerd mee te werken aan hulpverlening / begeleiding van het Nazorgteam Spirit Amsterdam, door welke instantie hij na afloop van zijn verblijf in Den Engh – volgens hem met de juiste aanpak – is begeleid. De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard dat het Nazorgteam Spirit bereid is verdachte na zijn detentie wederom te begeleiden. Een medewerker van Nieuwe Perspectieven, [medewerker van Nieuwe Perspectieven], heeft verklaard ook bereid te zijn verdachte begeleiding te bieden.
Nu de deskundigen geen heil zien in behandeling van verdachte, maar een PIJ-maatregel met name adviseren om verdachte een scholingstraject te bieden en daarmee het recidiverisico te verkleinen, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een PIJ-maatregel niet aangewezen is. Oplegging van een (forse) deels voorwaardelijke jeugddetentie – met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact inclusief eventuele begeleiding door het Nazorgteam Spirit en Nieuwe Perspectieven en zo nodig elektronisch toezicht – zal verdachte ertoe moeten brengen dat hij nu eindelijk ervoor kiest op een goede manier aan zijn toekomst te werken in plaats van zijn reeds aanzienlijke strafblad verder uit te breiden. Scholing kan op deze manier eveneens worden gerealiseerd, met meer kans op succes nu verdachte zegt daarvoor gemotiveerd te zijn.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie en in dat verband een aantal autokraken en een bedrijfsinbraak gepleegd en goederen geheeld. De organisatie was hoofdzakelijk uit op geldelijk gewin middels het stelen en helen van waardevolle goederen zoals computerapparatuur en navigatiesystemen. Verdachte heeft een actieve rol gehad in de organisatie en maakte deel uit van de kern. Voorts heeft verdachte in groepsverband een groot aantal auto’s beschadigd. Dit alles speelde zich af op en rondom het Maasplein in Amsterdam-Zuid. De vele slachtoffers zijn mede door toedoen van verdachte gedupeerd: zij hebben hiervan overlast ondervonden en financiële schade geleden. Onder de slachtoffers en de overige bewoners in de genoemde buurt heeft veel onrust geheerst door de aanwezigheid en activiteiten van deze criminele “bende”. Bovendien houdt verdachte, door te opereren in het wereldje van dieven en helers, de handel van illegale goederen en de daarmee gepaard gaande criminaliteit in gang. Het gaat om ernstige feiten die gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaken en die een lange jeugddetentie rechtvaardigen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd terzake feit 5, zal de rechtbank bepalen dat de [benadeelde partij1] in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de [benadeelde partij2] namens Arval BV van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 6 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 186,98 (honderd zesentachtig euro en achtennegentig eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van Arval BV voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de [benadeelde partij3] in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 8 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 684,25 (zeshonderd vierentachtig euro en vijfentwintig eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer5] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 8 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 800,07 (achthonderd euro en zeven eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer5] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Nu in het telastelegde en hiervoor bewezen geachte feit 9 de schade die de [benadeelde partij4] heeft geleden niet is opgenomen, zal de rechtbank bepalen dat [benadeelde partij4] in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de [benadeelde partij5] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 9 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 65,- (vijfenzestig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij5] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer8] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 11 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 58,- (achtenvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer8] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer9] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 11 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 68,- (achtenzestig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer9] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer7] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 11 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 151,- (honderd eenenvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer7] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 25 januari 2006 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/437400-05, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 2 december 2005 van de kinderrechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 14 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 15 december 2005 aan verdachte is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 140, 141, 311, 350, 416, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 primair, feit 5, feit 7 en feit 12 primair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Schuldheling;
ten aanzien van feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 6, 10 en 11:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 8:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 9:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 12 subsidiair:
Opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 20 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging van worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich (onverwijld) stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van de Stichting Reclassering Nederland en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook indien dat inhoudt het meewerken aan begeleiding van Nazorgteam Spirit Amsterdam en/of begeleiding van Nieuwe Perspectieven en – indien nodig geacht – het ondergaan van elektronisch toezicht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij3], [benadeelde partij1] en [benadeelde partij4] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Wijst de vordering van de [benadeelde partij2] namens Arval BV, per [adres], toe tot een bedrag van € 186,98 (honderd zesentachtig euro en achtennegentig eurocent).
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij2] namens Arval BV voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij2] namens Arval BV, te betalen de som van € 186,98 (honderd zesentachtig euro en achtennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3], wonende op het [adres] toe tot een bedrag van € 684,25 (zeshonderd vierentachtig euro en vijfentwintig eurocent).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], te betalen de som van € 684,25 (zeshonderd vierentachtig euro en vijfentwintig eurocent), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer5], wonende op het [adres] toe tot een bedrag van € 800,07 (achthonderd euro en zeven eurocent).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer5] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer5], te betalen de som van € 800,07 (achthonderd euro en zeven eurocent), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de [benadeelde partij5], wonende op het [adres] toe tot een bedrag van € 65,- (vijfenzestig euro).
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij5] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij5], te betalen de som van € 65,- (vijfenzestig euro), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer8], wonende op het [adres] toe tot een bedrag van € 58,- (achtenvijftig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer8] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer8], te betalen de som van € 58,- (achtenvijftig euro), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer9], wonende op het [adres] toe tot een bedrag van € 68,- (achtenzestig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer9] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer9], te betalen de som van € 68,- (achtenzestig euro), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer7], wonende op het [adres], toe tot een bedrag van € 151,- (honderd eenenvijftig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer7] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer7], te betalen de som van € 151,- (honderd eenenvijftig euro), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 2 december 2005, zijnde 14 dagen jeugddetentie.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2 1.00 STK Microfoon, NOKIA Acp-7e, acces 2562 (2726783);
3 1.00 STK Adapter, acces 2562 (2726788);
4 1.00 STK SANDDISK Sddr-93, acces 2562 (2726795);
5 1.00 STK Kaart, geheugenkaart, serienr. 74843, acces 2562 (2726800)(in volgnr. 4).
6 1.00 STK Computer, COMPAQ PRESARIO laptop x1000, acces 2571 (2726794).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 1.00 STK Computer Kl:grijs, TOPLINE 6120 laptop, acces 2562 (2726777);
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter,
mrs. A.M.I. van der Does en A.P. van der Linden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Bernsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2006.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.