ECLI:NL:RBAMS:2006:AX2026
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.R.M. Vermolen
- M.E. Leijten
- J.L. Hillenius
- Rechtspraak.nl
Overlevering aan Duitsland toegestaan zonder aanvullende garantie voor omzetting voorwaardelijke straf
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 april 2006 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland. De rechtbank oordeelde dat de overlevering toegestaan kon worden, ondanks het ontbreken van een aanvullende garantie zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon was geboren in 1973 en had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Hij was op dat moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “De Geniepoort” te Alphen aan den Rijn. De rechtbank stelde vast dat het Europees aanhoudingsbevel (EAB) voldeed aan de vereisten van de OLW, waaronder het bestaan van een aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke beslissing.
De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie, die op 6 februari 2006 was ingediend, en die betrekking had op een arrestatiebevel van het Openbaar Ministerie (Staatsanwaltschaft) Halle. Dit arrestatiebevel was gebaseerd op een vonnis van het Amtsgericht Halle-Saalkreis van 28 januari 1997, waarbij de opgeëiste persoon was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, waarvan 415 dagen voorwaardelijk waren opgelegd. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was geweest bij de zitting waar de voorwaardelijke straf was omgezet in een onvoorwaardelijke straf, en dat dit een verzetgarantie vereiste. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat het vonnis van 27 augustus 2003 niet als een verstekvonnis kon worden aangemerkt.
De rechtbank concludeerde dat aan alle eisen van de OLW was voldaan en dat de overlevering kon plaatsvinden. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting. De rechtbank benadrukte dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat, conform artikel 29, tweede lid, van de OLW.