2. NOS verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van een dringende reden althans een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen. Daartoe stelt NOS - kort gezegd - dat door toedoen van [verweerder] de onderhandelingen over diens terugkeer naar Nederland in verband met de hem aangeboden functie van redacteur/presentator uiterst moeizaam zijn verlopen, waaronder het terugkomen op zijn bereidheid in de loop van 2006 met zijn gezin naar Nederland te verhuizen. Het pendelen tussen zijn familie in de USA en zijn werkplek in Nederland zou zijn functioneren in een fulltimebaan belemmeren. Op die grond het zij de arbeidsovereenkomst met [verweerder] per 30 september 2005 opgezegd. Vervolgens is een broos compromis bereikt waarop partijen met elkaar zijn doorgegaan. [verweerder] heeft bij voortduring blijk gegeven van onwil om zich te schikken in organisatorische en hiërarchische verhoudingen. Hij heeft (openlijk) uiting gegeven van minachting jegens zijn collega’s, reden waarom de redactiecommissie hem als collega heeft afgewezen. Het conflict rond het beleid van de NOS terzake van nevenwerkzaamheden en de toepassing van het daarvoor geldende protocol en in dat kader de onheuse bejegening van de [hoofdredacteur] als schnabbelgestapo, leveren een gewichtige reden op tot toewijzing van het verzoek, aldus de NOS.
3. [verweerder] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door NOS bedoelde zin en doch verzet zich niet tegen de door NOS gevorderde ontbinding. Hij erkent dat sprake is van een door toedoen van de NOS diep verstoorde verhouding. [verweerder] verzoekt voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden om een vergoeding van € 783.000,- ten laste van NOS toe te kennen. [verweerder] voert ter ondersteuning van zijn stellingen - kort gezegd – het volgende aan. Het conflict met de hoofdredacteur vloeit voort uit het door hem vastgestelde feit dat [hoofdredacteur] aan de persafdeling heeft opgedragen alle aanvragen, aan [verweerder] gericht, rechtstreeks aan hem, [hoofdredacteur], ter afdoening door te geven zonder [verweerder] daarvan in kennis te stellen. Volgens het protocol geldt die handelwijze alleen voor interviewaanvragen. In de discussie daarover heeft hij die handelwijze als schnabbelgestapo aangeduid. Hij heeft die kwalificatie later gebagatelliseerd doch de NOS wenst hem daarop ten onrechte af te rekenen. De moeizame onderhandelingen over de voorzieningen rond zijn terugkeer naar Nederland zijn het gevolg van het ontbreken van een behoorlijke expatregeling bij de NOS, aldus [verweerder]. Hij heeft compensatie verlangd voor de aanmerkelijke financiële gevolgen voor hem en zijn gezin bij repatriëring naar Nederland wegens het beëindigen door de NOS van diens correspondentschap in de USA. Nadat partijen daarover een compromis hadden bereikt in september 2004 kwam de NOS bij de (trage) uitwerking daarvan met nieuwe eisen ten aanzien van diens functioneren. Ten onrechte heeft de NOS een punt gemaakt van het heen en weer reizen, daarbij voorbijgaand aan het feit dat zulks kennelijk niet gold voor de [presentator F.]. Ondanks de op grond daarvan gedane opzegging door de NOS hebben partijen terzake daarvan een akkoord gesloten en heeft de NOS de opzegging ingetrokken. Ten onrechte heeft de NOS zich in haar opzeggingsbrief van 1 december op feiten beroepen die met dit akkoord waren afgedaan. Hij netwist stellig dat zijn verhouding met zijn collega’s verstoord zou zijn of sprake zou zijn van een conflict met de enige afdeling binnen de NOS. [verweerder] concludeert dat de NOS zich jegens hem niet als goed werkgever heeft gedragen, in het bijzonder door jegens hem een afwijkend beleid te voeren met betrekkin tot de uitvoering van de regeling nevenactiviteiten zonder hem daarover in te lichten of hem daarin te kennen. Op die grond maakt hij aanspraak op een vergoeding. Hij stelt dat feitelijk sprake is van een ononderbroken arbeidsverhouding sedert 1983. Het aannemen van de status van freelancer was een voorwaarde van de NOS om aangesteld te worden als correspondent in de USA. Hij verwijst naar een schriftelijke verklaring van [van W.]. Hij stelt dat de NOS heeft gehandeld in strijd met diens plichten als goed werkgever met name door haar handelwijze jegens hem bij de toepassing van de regeling nevenwerkzaamheden. Hij bepleit toepassing van de correctiefactor c=2 en aan te geven dat bij betaling rekening moet worden gehouden met (mede) toepassing van het Amerikaanse fiscale regime. Voorts te bepalen dat de NOS de overeengekomen verhuisregeling dient toe te passen.
4. Op grond van het bovenstaande, met name de verklaring van [verweerder] onder punt 8 van zijn verweerschrift, wordt vastgesteld dat de goede verstandhouding, noodzakelijk voor een verdere samenwerking tussen partijen, blijvend is komen te ontbreken. De arbeidsovereenkomst wordt daarom ontbonden.
5. Met betrekking tot de gevraagde vergoeding wordt het volgende overwogen.
Het onderhavige verzoek is in overwegende mate gegrond op het conflict rond de toepassing van het protocol “regeling nevenwerkzaamheden Daarnaast wordt een beroep gedaan op het feit dat de verhouding met de collega’s vertsoord zou zijn en wordt verwezen naar de vele moeizame onderhandelingen over de rechtspositie van [verweerder]. De NOS slaagt er niet in aannemelijk te maken dat evident sprake is van een dringende reden. Daartoe zouden de over en weer aangevoerde stellingen nader moeten worden onderzocht, waartoe deze procedure zich niet leent. Voorshands kan het volgende worden vastgesteld.
Het was de NOS die besloot het correspondentschap van [verweerder] in de USA te beëindigen. Een gevolg daarvan zou zijn de repatriëring van [verweerder] en zijn gezin naar Nederland in verband met de vervolgens aan hem aangeboden functie. Dat repatriëring voor [verweerder] en zijn gezin ingrijpend zou zijn, financieel en anderszins, was evident. Onweersproken is gesteld dat de NOS daarvoor geen heldere regeling had getroffen, zodat [verweerder] over de voorwaarden van terugkeer diende te onderhandelen. Niet is gebleken dat hij zich daarbij onredelijk heeft opgesteld. Het conflict dat heeft geleid tot de opzegging door de NOS in augustus 2005, is naar hij terecht stelt, in belangrijke mate het gevolg van het feit dat de NOS aan de uitwerking van een eerder bereikt akkoord nieuwe elementen heeft toegevoegd.
Wat daarvan zij, vastgesteld wordt dat partijen een bestaand conflict hebben bijgelegd en de verhouding was genormaliseerd, zodat de voorgeschiedenis daarmee een deel van haar gewicht heeft verloren.
De nadruk dient te liggen op de feiten en omstandigheden, die zich hebben voorgedaan na augustus 2005. De NOS heeft volstrekt niet aannemelijk kunnen maken dat [verweerder] zich in de periode augustus/december 2005 heeft schuldig gemaakt aan verwijtbare gedragingen als gesteld. Dat hij zich jegens of over collega’s kritisch heeft uitgelaten, kan onder omstandigheden ongemakkelijk zijn doch kan, mits niet onnodig kwetsend of apert onjuist, niet aan hem worden tegengeworpen. In het bijzonder geldt dit voor het conflict met zijn hoofdredacteur over de, in zijn ogen, onjuiste toepassing van artikel 3 van de cao en het daarop gebaseerde protocol “nevenactiviteiten”. Uit de e-mail van het [hoofd van de persafdeling NOS], van 18 november 2005, volgt onmiskenbaar dat vanwege de hoofdredacteur jegens [verweerder] een van de staande regeling afwijkend beleid is gevoerd, hetgeen de persafdeling ongewenst vond. De NOS heeft voorshands niet aannemelijk kunnen maken dat zij dat afwijkende beleid jegens [verweerder] tijdig en duidelijk met hem heeft gecommuniceerd. Deze handelwijze van de NOS dient als onzorgvuldig jegens [verweerder] te worden gekwalificeerd en terecht heeft hij de NOS daarvan een verwijt gemaakt. Dat daarbij, met betrekking tot die handelwijze, de zwaarbeladen term “schnabbelgestapo” is gebruikt, is, hoe smakeloos en onnodig grievend ook, in het licht van de gebeurtenis verklaarbaar. De daaruit voortvloeiende escalatie, uitmondend in de opzegging van het vertrouwen in [verweerder], had mogelijk voorkomen kunnen worden indien de NOS jegens [verweerder] tijdig open kaart had gespeeld terzake haar voornemen jegens hem af te wijken van de gangbare regeling nevenactiviteiten.
Alles overziende moet worden vastgesteld dat de NOS zich jegens [verweerder] niet als goed werkgever heeft gedragen en haar in overwegende mate valt te verwijten dat de verhouding tussen partijen diepgaand is verstoord. Daarbij wordt niet uitgesloten dat ook [verweerder] gedrag valt te verwijten dat daaraan heeft bijgedragen.
Een en ander voert tot de conclusie dat bij de toe te kennen vergoeding uitgegaan wordt van een correctiefactor c= 1,25.
Bij de vaststelling van het aantal dienstjaren wordt uitgegaan van een feitelijk ononderbroken arbeidsverhouding sedert 1-1-1983. Met name op grond van de deugdelijke verklaring van de heer [van W.] van 2 januari 2006 ( prod. 24 bij verweerschrift) wordt vastgesteld dat feitelijk geen sprake was van een verandering in de arbeidsverhouding gedurende de periode dat [verweerder], gelet op de eis van de NOS, moest kiezen voor de status van freelancer om in aanmerking te komen voor de functie van correspondent. [verweerder] is thans 51 jaar. Het aantal gewogen dienstjaren wordt vastgesteld op 29. Voor wat betreft het salaris wordt uitgegaan van de niet weersproken afspraak tussen partijen, als door de gemachtigde van [verweerder] op 18 augustus 2005 per faxbericht aan de gemachtigde van de NOS bevestigd, inhoudend ondermeer een salaris van € 150.000,- bruto per jaar ingaande 1 september 2005, te verhogen met, neerkomend op € 13.500,- bruto per maand. vakantietoeslag.
Deze procedure leent zich niet een beslissing te geven op een eventueel geschil met betrekking tot de uitvoering van enig onderdeel van een tussen partijen getroffen regeling met betrekking tot repatriëring. Wel kan worden tegemoet gekomen aan het verzoek tot toepassing van enig fiscaal regime, voorzover dat niet strijdig is met binnen Nederland geldende fiscale regels. [verweerder] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat er op dat tijdstip nog geen vooruitzicht was op een dienstverband elders.
6. Nu aan [verweerder] een vergoeding wordt toegekend, moet aan NOS de gelegenheid worden geboden haar verzoek in te trekken.
7. Er zijn termen de proceskosten te compenseren, behoudens in het geval dat NOS het verzoek intrekt, in welk geval NOS in de kosten aan de zijde van [verweerder] wordt veroordeeld.