ECLI:NL:RBAMS:2005:AV1520

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
298004
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in letselschadezaak met betrekking tot medisch dossier

In deze letselschadezaak, aangespannen door eiseres A tegen AEGON Schadeverzekeringen N.V., heeft de rechtbank Amsterdam op 28 december 2005 een vonnis gewezen. De zaak betreft de vraag of A haar volledige medische dossier, inclusief de groene kaart, dient over te leggen aan de medisch adviseur van AEGON. De rechtbank heeft eerder, op 6 juli 2005, de zaak naar de rol verwezen om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over de benoeming van een deskundige en de te stellen vragen. AEGON heeft verzocht om het medisch dossier ter beschikking te stellen, terwijl A zich op het standpunt heeft gesteld dat dit inbreuk maakt op haar privacy. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt tussen de processuele belangen van AEGON en de privacybelangen van A, waarbij zij heeft overwogen dat de privacy-inbreuk noodzakelijk kan zijn voor de bescherming van de rechten van AEGON. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat A haar medisch dossier moet verstrekken aan de deskundige en de medisch adviseur van AEGON, met inachtneming van de privacy waarborgen. De deskundige zal zelfstandig onderzoek verrichten en partijen in de gelegenheid stellen om opmerkingen te maken. De rechtbank heeft ook bepaald dat AEGON een voorschot voor de kosten van de deskundige moet betalen. De zaak is vervolgens naar de parkeerrol verwezen voor conclusie na deskundigenbericht.

Uitspraak

298004/H04.2855
vonnisdatum 28 december 2005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
EERSTE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n :
A,
wonende te ( woonplaats ),
e i s e r e s,
procureur mr. M.A.L.M. Willems,
t e g e n:
de naamloze vennootschap AEGON SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
g e d a a g d e,
procureur mr. F.B. Falkena.
Partijen worden hierna A en Aegon genoemd.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij tussenvonnis van 6 juli 2005 is de zaak door de rechtbank naar de rol verwezen, opdat partijen zich bij akte konden uitlaten over de persoon van de te benomen deskundige en de te stellen vragen. Daartoe is een akte genomen van de zijde van A. Aegon heeft afgezien van het nemen van een antwoordakte.
Vervolgens is vonnis gevraagd.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Bij voornoemde akte is door A medegedeeld dat partijen overleg hebben gevoerd aangaande de deskundige. Zij stellen voor om neuroloog prof. dr. B, te benaderen. Ook omtrent de vraagstelling hebben partijen een eensluidend voorstel gedaan.
2. De rechtbank zal overgaan tot benoeming als deskundige van prof. dr. B, die hiertoe desgevraagd bereid was.
3. Ten aanzien van de vraagstelling zal de rechtbank het voorstel van partijen overnemen, met dien verstande dat vraag 6 zal worden aangepast, aangezien, indien prof. B een neuropsychologisch onderzoek noodzakelijk acht, de neuropsycholoog zal worden benoemd door de rechtbank.
4. Aegon zal, in afwachting van de eindbeslissing een voorschot ter zake van de kosten van de deskundige aan de griffier van deze rechtbank dienen te betalen. De aansprakelijkheid van Aegon voor de door A tengevolge van het ongeval geleden schade staat immers vast en de met het deskundigenbericht gemoeide kosten zullen op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW door Aegon moeten worden gedragen indien de gevolgen komen vast te staan. Niet ondenkbaar is dat ook indien de gevolgen niet komen vast te staan de kosten van het deskundigenbericht door Aegon zullen moeten worden vergoed. Het voorschot zal worden vastgesteld op het door de deskundige te bepalen bedrag, tenzij binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffier aan partijen, waarbij een kopie van de voorschotnota van de deskundige wordt doorgezonden, schriftelijk bezwaar tegen het voorschot ter griffie is ingekomen. In laatstgenoemd geval zal de rechtbank nader beslissen over de begroting van het voorschot.
5. De deskundige zal het onderzoek zelfstandig dienen te verrichten. Daarbij moet de deskundige partijen in de gelegenheid stellen om opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het deskundigenbericht moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan. Tevens zal in het deskundigenbericht melding dienen te worden gemaakt van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken van partijen. Indien een partij schriftelijk opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt deze partij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij.
6. De rechtbank is reeds thans van oordeel dat indien partijen na het uitbrengen van het deskundigenbericht nog een conclusie willen nemen, zulks met het oog op hoor en wederhoor is geboden. De zaak zal in afwachting van het deskundigenbericht op de parkeerrol worden geplaatst. Het staat ie-der van partijen vrij de zaak van de parkeerrol op de rol te doen plaatsen voor con-clusie na deskundigenbericht indien het deskundigenbericht ge-reed is of indien voortprocederen anderszins gewenst is.
7. Partijen zijn verplicht mee te werken aan het onderzoek van de deskundige. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekkingen maken die hij geraden acht.
8.1 Partijen verschillen van mening over de vraag of, zoals door Aegon is verzocht, A haar volledige medische dossier, inclusief de gehele groene kaart (hierna kortweg genoemd het medisch dossier) dient over te leggen. Daartoe wijst Aegon erop dat A een aanzienlijke schadevergoeding vordert wegens verlies aan arbeidsvermogen over een lange looptijd. Bij de beoordeling daarvan is van belang of de predispositie van het slachtoffer onafhankelijk van de gebeurtenissen waarvoor aansprakelijkheid bestaat, tot uitval uit het arbeidsproces zou hebben geleid. Voor de bepaling daarvan kan men niet om de patiëntenkaart heen. Bovendien kan de rechter op grond van artikel 27 lid 1 sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering behandeling met gesloten deuren bevelen en zal de inhoud van de patiëntenkaart onder het beroepsgeheim van de medici en advocaten vallen, aldus Aegon. A acht zich uit het oogpunt van privacy-bescherming niet gehouden het medisch dossier over te leggen.
8.2 De rechtbank begrijpt het verzoek van Aegon aldus dat het medisch dossier ter beschikking dient te worden gesteld aan de deskundige en Aegon zelf, te weten de medisch adviseur en de advocaat van Aegon. Een belangenafweging dient plaats te vinden tussen de processuele belangen van beide partijen die worden beschermd door artikel 6 EVRM, kort gezegd het recht op een eerlijk proces, en de individuele privacybelangen van A die worden beschermd door artikel 8 EVRM. Deze belangen bestaan hieruit dat indien A tegen haar wil wordt verplicht mee te werken aan verstrekking van haar medische dossier aan voornoemde personen, op zichzelf sprake kan zijn van een inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit en daarmee van een schending van artikel 8 lid 1 EVRM, dat een ieder recht geeft op respect voor haar of zijn privéleven. Van een dergelijke schending is echter geen sprake indien de privacy-inbreuk noodzakelijk is voor de bescherming van rechten en vrijheden van anderen.
8.3 Voor de vaststelling van het causaal verband tussen het ongeval en de schade dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de werkelijke medische situatie van A na het ongeval en de hypothetische medische situatie indien het ongeval zou zijn weggedacht. De aan de deskundige te stellen vragen zijn onder andere daarop gericht. Zonder kennis van het medisch dossier is het voor de deskundige niet mogelijk een volledig beeld te krijgen van de eventuele klachten en beperkingen die al voor het ongeval bestonden en zich te dien aanzien een afgewogen oordeel te vormen. In die zin heeft Aegon, met het oog op artikel 6 EVRM, een belang bij het beschikbaar stellen van het medisch dossier aan de deskundige. Voor de vraag of het medisch dossier ook aan de medisch adviseur van Aegon beschikbaar moet worden gesteld, overweegt de rechtbank als volgt. Indien het medisch dossier wel ter beschikking wordt gesteld aan de deskundige maar niet aan de medisch adviseur van Aegon, wordt de gelijkwaardigheid van de processuele posities van partijen verstoord. Aegon kan dan immers het deskundigenrapport niet (medisch) toetsen aan het medisch dossier, in tegenstelling tot A. A komt dan in een betere informatiepositie te verkeren dan Aegon bij de onderbouwing van het standpunt ter zake van de schadevaststelling. Aegon kan daarom in dit geval niet worden verplicht genoegen te nemen met kennisneming van het medisch dossier via de deskundige. Bovendien heeft Aegon er belang bij zich door zijn eigen medisch adviseur te kunnen doen voorlichten over de vraag of de gegevens van het medisch dossier potentiële relevantie hebben voor de vaststelling van de schade. Dit zijn zwaarwegende processuele belangen van Aegon, die worden beschermd door artikel 6 EVRM.
8.4 Hiertegenover beroept A zich op haar privacy-belangen. Zonder voldoende toelichting, die in dit geval ontbreekt, is in het licht van het voorgaande de enkele wens van A om niet het medisch dossier ter beschikking te stellen aan de deskundige en de medisch adviseur van Aegon onvoldoende om aan dit belang in dit geval doorslaggevende betekenis toe te kennen. Dat geldt ten opzichte van de deskundige en de medisch adviseur van Aegon. Hoezeer ook A aanspraak heeft op privacybescherming, moet onder deze omstandigheden dit belang wijken voor het belang van Aegon dat wordt beschermd door artikel 6 EVRM.
8.5 Voor de vraag of daarnaast het medisch dossier ook ter beschikking dient te worden gesteld aan de advocaat van Aegon, had het op de weg van Aegon gelegen haar standpunt nader te onderbouwen. Immers valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom de advocaat van Aegon, teneinde haar standpunt aangaande het causaal verband vast te stellen, in dit geval niet kan volstaan met de beoordeling van het medische dossier door haar medisch adviseur. Gesteld noch gebleken is wat in dit geval de toegevoegde waarde is van kennisname van het medisch dossier door de advocaat van Aegon, die zich immers, naar de rechtbank aanneemt bij gebreke van medische kennis, ten aanzien van de medische situatie juist laat adviseren door haar medisch deskundige. Nu Aegon haar verzoek tot beschikbaarstelling van het medisch dossier aan haar advocaat niet heeft onderbouwd is de rechtbank van oordeel dat in dit geval het door Aegon aangevoerde belang in een processueel gelijkwaardige positie te verkeren ten opzichte van A moet wijken voor het belang van A bij de bescherming van haar privacy.
8.6 Bij dit alles geldt tenslotte dat A slechts gehouden zal zijn het medisch dossier te verstrekken aan een persoon die optreedt als medisch adviseur van Aegon, die arts is of een andere in artikel 47 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondsheidszorg vermelde hoedanigheid heeft, opdat voor A met voldoende wettelijke waarborgen is omkleed dat, indien A medische gegevens verstrekt, daarmee zal worden omgegaan op een wijze die zich verdraagt met artikel 8 EVRM.
8.7 De slotsom is dat A aan de deskundige en aan de medisch adviseur van Aegon, zoals omschreven onder overweging 8.6, afschriften dient te verstrekken van haar medisch dossier, bevattende gegevens van voor en na het ongeval. Aegon heeft verzocht het volledige medisch dossier beschikbaar te stellen. Nu Aegon heeft nagelaten te specificeren om welke gegevens het haar gaat, zal de rechtbank op grond van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevelen, dat A aan de deskundige en aan de medisch adviseur van Aegon haar medische gegevens die zich onder de huisarts bevinden, inclusief de groene kaart, dient over te leggen, zowel van voor als van na het ongeval.
BESLISSING
- beveelt dat A uiterlijk 25 januari 2006 haar medisch dossier, inclusief de groene kaart, ter beschikking dient te stellen aan de hierna te benoemen deskundige en aan de medisch adviseur van Aegon, zoals hiervoor omschreven onder 8.6 en 8.7;
- beveelt een deskundigenonderzoek;
- bepaalt dat aan de hierna te benoemen deskundige de volgende vragen zullen worden voorgelegd;
1. Welke zijn uw bevindingen bij anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel hulponderzoek? Welke diagnose(n) stelt u op uw vakgebied? Welke behandelingen werden ingesteld en met welk resultaat?
2. Wilt u op grond van uw onderzoeksbevindingen en de overige beschikbare gegevens zo uitgebreid mogelijk en gemotiveerd aangeven:
a. waaruit de restklachten en/of restverschijnselen bestaan die op medische grond als ongevalsgevolg moeten worden beschouwd?
b. welke van de huidige klachten en/of restverschijnselen naar uw mening reeds vóór het ongeval d.d. 10 september 1999 bestonden of op enig moment óók zouden (zijn) ontstaan als het ongeval betrokkenen niet was overkomen?
Kunt u een indicatie geven op welke termijn en in welke mate dit dan het geval zou zijn (geweest)?
3. Wilt u de mate van functiestoornis (=impairment) op uw vakgebied als gevolg van het ongeval uitdrukken in een percentage van de mens ongeacht enig beroep en uitgaande van de toestand van betrokkene vóór het ongeval?
Wilt u hierbij uitgaan van de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, laatste druk)?
Wilt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd en indien van toepassing links en rechts vergelijken?
4. a. Welke beperkingen stelt betrokkenen te ondervinden bij activiteiten van het dagelijks leven, in de vrijetijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening (incluis huishoudelijke arbeid)?
b. Acht u de door betrokkenen aangegeven beperkingen aannemelijk op grond van uw onderzoeksresultaten als gevolg van het ongeval?
c. Zijn er andere-niet door betrokkenen aangegeven- beperkingen op uw vakgebied en als gevolg van het ongeval, waarmee bij de beoordeling rekening dient te worden gehouden?
d. Wilt u de door u bevestigde beperkingen zo uitgebreid mogelijk omschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
5. Is er thans sprake van een relatieve of definitieve eindtoestand met betrekking tot de ongevalsgevolgen? Zo neen, verwacht u nog een verbetering dan wel verslechtering ten opzichte van het huidige toestandbeeld en op welke termijn kan een eindtoestand wel worden verwacht? In hoeverre zal deze verandering het hierboven genoemde percentage functiestoornis dan wel de door u aangegeven beperkingen nog beïnvloeden?
6. Acht u het verrichten van een neuropsychologische beoordeling geïndiceerd en zo ja, waarom?
7. Heeft u nog therapeutische suggesties dan wel andere op- of aanmerkingen die voor de beoordeling van de casus van belang kunnen zijn?
- benoemt tot deskundige:
prof. dr. B,
- bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundige te bepalen plaats en tijd;
- bepaalt dat door Aegon een voorschot ter zake van de kosten van de deskundige zal worden gedeponeerd, welk voorschot zal worden bepaald door de deskundige, tenzij binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffier aan partijen, waarbij een kopie van de voorschotnota van de deskundige wordt doorgezonden, schriftelijk bezwaar tegen het voorschot ter griffie is ingekomen ;
- bepaalt dat de deskundige partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat uit zijn schriftelijk bericht moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan en daarbij tevens melding zal worden gemaakt van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken van partijen;
- bepaalt dat de partij die schriftelijke opmerkingen en verzoe-ken aan de deskundige doet toekomen daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij verstrekt;
- bepaalt dat beide partijen vóór 25 januari 2006 kopieën van de gedingstukken aan de deskundige zullen doen toekomen; kopieën van andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken zullen partijen zo spoedig mogelijk aan de deskundige doen toekomen;
- bepaalt dat het door de deskundige uit te brengen bericht uiterlijk op 19 april 2006 zal worden ingeleverd ter griffie van deze rechtbank;
- verwijst de zaak naar de parkeerrol van 4 oktober 2006, voor conclusie na deskundigenbericht; voor het eerst aan de zijde van A, daarna van Aegon;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Gewezen door mr. J. Jonkers, lid van genoemde kamer, en uitge-sproken ter openbare terecht-zitting van 28 december 2005, in tegen-woordig-heid van de griffier.