ECLI:NL:RBAMS:2005:AU8693

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-1016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.M.P.M. Strengers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in arbeidsovereenkomst met buitenlandse werkgever

In deze zaak vorderde eiser, een projectmanager, in kort geding betaling van zijn salaris en emolumenten van de vennootschap REL, een internationaal consultancybedrijf gevestigd in Londen. Eiser was in dienst van REL en had zijn werkzaamheden voornamelijk in Nederland verricht. REL had de arbeidsovereenkomst opgezegd, maar eiser betwistte de rechtsgeldigheid van deze opzegging. De kantonrechter te Amsterdam diende te beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, gezien de keuze van partijen voor Engels recht en de exclusieve bevoegdheid van de Engelse rechter. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel eiser in Nederland woonde en een aanzienlijk deel van zijn werkzaamheden daar verrichtte, de Nederlandse rechter niet bevoegd was. Dit oordeel was gebaseerd op de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de EEX-verordening, die bepalen dat de bevoegdheid in beginsel gegrond is op de woonplaats van de verweerder. De rechter concludeerde dat REL, als buitenlandse werkgever, niet onder de Nederlandse rechtsmacht viel, en verklaarde zich onbevoegd. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk: 05-1016
Datum: 27 oktober 2005
251
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam op de vordering in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. M.A. Sobral
t e g e n:
de vennootschap naar buitenlands recht R.E.L. Consultancy Group (UK) Limited
gevestigd te Londen
gedaagde
nader te noemen REL
gemachtigde: mr. E.M. Kuijken
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 7 oktober 2005 heeft [eiser] een onmiddellijke voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 20 oktober 2005 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. REL is verschenen bij haar gemachtigde.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
De feiten
1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
1.1. [eiser] is op 14 januari 2002 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van REL als projectmanager tegen een bruto maandsalaris van laatstelijk € 8.058,25 exclusief vakantietoeslag en emolumenten en onder de voorwaarden, als vervat in een ongedateerd, in de Engelse taal gesteld arbeidscontract en de daarbij behorende appendix A.
1.2. Ingevolge artikel 8 van het arbeidscontract dat volgens artikel 8 in overeenstemming met het Engelse recht is opgesteld, is op de arbeidsovereenkomst Engels recht van toepassing en onderwerpt ieder van partijen zich aan de bevoegdheid van de Engelse gerechten.
1.3. REL is een internationaal financieel consultancybedrijf dat naast haar hoofdvestiging te Londen nog vestigingen heeft te Keulen, Parijs, Milaan en Madrid. Zij heeft geen vestiging in Nederland. Haar werknemers worden tewerkgesteld bij opdrachtgevers over de hele wereld.
1.4. [eiser] heeft in 2002 voor vijf opdrachtgevers gedurende 236 dagen gewerkt: voor twee Nederlandse opdrachtgevers gedurende 197 dagen in Nederland en voor drie buitenlandse werkgevers gedurende 39 dagen in Duitsland en Groot-Brittannië. In 2003 heeft hij voor drie opdrachtgevers gedurende 216 dagen gewerkt: voor twee Nederlandse opdrachtgevers en één buitenlandse opdrachtgever gedurende 147 dagen in Nederland en gedurende 69 dagen in Duitsland en België. In 2004 heeft [eiser] voor negen buitenlandse opdrachtgevers gewerkt gedurende 190 dagen waarvan twee dagen in Nederland en 188 dagen in België, Duitsland, Groot-Brittannië en Spanje. In 2005 heeft hij voor één Nederlandse opdrachtgever en twee buitenlandse opdrachtgevers gewerkt gedurende 51 dagen, waarvan 49 dagen in Nederland en twee dagen in Duitsland.
1.5. Toen [eiser] bij REL in 2002 in dienst kwam, was hij met zijn gezin woonachtig in Groot-Brittannië. Hij is gescheiden. Vanaf eind 2003 had hij zijn feitelijke verblijf in Nederland. Vanaf eind 2004 heeft hij ook officieel in Nederland zijn woonplaats.
1.6. Sedert 20 juni 2005 is [eiser] ziek.
1.7. Bij brief d.d. 19 augustus 2005 heeft REL om bedrijfseconomische redenen de arbeidsovereenkomst aan [eiser] opgezegd met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn van drie maanden tegen 19 november 2005.
1.8. Bij brief d.d. 26 augustus 2005 aan REL heeft [eiser] de nietigheid van de opzegging ingeroepen en zich beschikbaar gesteld voor de bedongen werkzaamheden, zodra hij weer hersteld is. REL bestrijdt dat de opzegging nietig is.
De vordering
2. [eiser] vordert als voorziening REL uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
a. tot doorbetaling van het aan hem toekomende bruto maandsalaris van € 8.058,25 en bijkomende emolumenten waaronder vakantietoeslag vanaf 19 november 2005 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente als bedoeld in artikel 7:625 BW alsmede de hierover verschuldigde wettelijke rente;
b. tot betaling van de vermogensschade ad € 7.874,11 wegens de door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
c. om de huidige salarisadministratie te handhaven totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,-- voor iedere dag dat REL in strijd hiermee handelt;
d. in de kosten van dit geding.
3. [eiser] stelt dat hij op grond van het bepaalde in artikel 6 lid 1 en lid 2 sub a van het Europese Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO) de bescherming geniet van de dwingendrechtelijke bepalingen van het recht van het land waar hij ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht, ongeacht de rechtskeuze van partijen in de arbeidsovereenkomst voor Engels recht. Het land waar [eiser] ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht is Nederland.
4. REL heeft verzuimd te handelen overeenkomstig de dwingend voorgeschreven bepalingen terzake de opzegging van arbeidsovereenkomsten, waaronder het bepaalde in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA). Zij had voorafgaande aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst toestemming daarvoor moeten vragen aan de Centrale Organisatie werk en inkomen (CWI). Bovendien heeft REL in strijd gehandeld met het bijzondere opzegverbod dat is opgenomen in artikel 7:670 BW. [eiser] is sedert 20 juni 2005 ziek en hiervan is REL op de hoogte. De opzegging van de arbeidsovereenkomst door REL is niet rechtsgeldig.
Het verweer
5. REL voert in de eerste plaats aan dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is van dit geschil kennis te nemen, aangezien partijen overeengekomen zijn dat de Engelse rechter exclusief bevoegd is. Uit artikel 23 van de Verordening van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging va beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening) blijkt dat een keuze voor een bevoegde rechter geldig is. Volgens artikel 19 EEX-Verordening is een uitzondering daarop mogelijk. Die uitzonderingsmogelijkheid doet zich hier niet voor. [eiser] werkt niet gewoonlijk in Nederland.
6. Voor het geval de kantonrechter zich toch bevoegd acht van dit geschil kennis te nemen, voert REL het verweer dat op de arbeidsovereenkomst van partijen Engels recht van toepassing is. Partijen hebben bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst voor Engels recht gekozen en die keuze is naar Nederlands recht rechtsgeldig. Ook op grond van het EVO is Engels recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing. Artikel 6 van EVO is niet van toepassing. Het is namelijk niet zo dat "de plaats waar" [eiser] "gewoonlijk zijn arbeid" verrichtte, Nederland was.
Beoordeling
7. De eerste vraag die beantwoord moet worden, is of de Nederlandse rechter bevoegd is van dit geschil kennis te nemen. Die vraag dient in beginsel beantwoord te worden aan de hand van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en wel, nu de dagvaarding vóór 15 oktober 2005 is uitgebracht, zoals deze bepalingen tot 15 oktober 2005 golden.
8. Ingevolge artikel 6 Rv. heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken betreffende een individuele arbeidsovereenkomst, indien de arbeid gewoonlijk in Nederland wordt verricht.
9. Of door een werknemer de arbeid gewoonlijk in Nederland wordt verricht, is een vraag die beantwoord moet worden, niet naar de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, maar aan de hand van artikel 19 van de EEX-verordening in het licht van artikel 5 aanhef sub 1 van het EEX-verdrag en van het EVEX-verdrag en aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, in het bijzonder het arrest van het Hof van 27 februari 2002 in de zaak [W.] / Universal Ogden Services ltd, C-37 / 00.
10. Volgens artikel 5 aanhef sub 1 van het EEX-verdrag en van het EVEX-verdrag kon de verweerder die woonplaats had op het grondgebied van een verdragsluitende staat, ten aanzien van een individuele arbeidsovereenkomst in een andere verdragsluitende staat worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats, waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verrichtte of wanneer de werknemer niet in een zelfde land gewoonlijk zijn arbeid verrichtte, voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevond die de werknemer in dienst had genomen.
11. In artikel 19 van de EEX-verordening staat dat de werkgever met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan worden opgeroepen voor de gerechten van de lidstaat waar hij woonplaats heeft of in een andere lidstaat en wel voor het gerecht van de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt of voor het gerecht van de laatste plaats waar hij gewoonlijk gewerkt heeft dan wel, wanneer de werknemer niet in eenzelfde land gewoonlijk werkt of gewerkt heeft, voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen.
12. In de considerans van de EEX-verordening wordt overwogen dat de bevoegdheidsregels in hoge mate voorspelbaar moeten zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder en de bevoegdheid altijd op die grond moet kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van de partijen een ander aanknopingspunt wettigt. Met betrekking tot arbeidsovereenkomsten wordt evenals met betrekking tot verzekerings- en consumentenovereenkomsten overwogen dat de zwakke partij moet worden beschermd door bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor haar belangen dan de algemene regels. Volgens het Hof van Justitie in zijn voormelde arrest d.d. 27 februari 2002 kan een passende bescherming van de werknemer als sociaal zwakste contractpartij het beste worden verzekerd, wanneer de rechter van de plaats waar de werknemer zijn verplichtingen jegens zijn werkgever vervult, bevoegd is ten aanzien van geschillen betreffende een arbeidsovereenkomst, aangezien de werknemer zich op die plaats met minder moeite tot de rechter kan wenden of zich kan verdedigen.
13. In geval een werknemer de uit zijn arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen in meerdere verdragsluitende staten vervult, moet als plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht, blijkens voornoemd arrest van het Hof aangemerkt worden de plaats waar of van waaruit de werknemer, rekening houdend met alle omstandigheden van het concrete geval feitelijk het belangrijkste deel van zijn verplichtingen jegens zijn werkgever vervult. Betreft het een arbeidsovereenkomst ter uitvoering waarvan de werknemer voor zijn werkgever dezelfde werkzaamheden in meer dan één verdragsluitende staat verricht, dan moet in beginsel rekening worden gehouden met de volledige duur van de arbeidsverhouding om de plaats te bepalen waar de betrokkene gewoonlijk zijn arbeid verrichtte. Bij gebreke van andere criteria is deze plaats de plaats waar de werknemer het grootste deel van zijn arbeidstijd heeft doorgebracht. Kan de nationale rechterlijke instantie aan de hand van de door het Hof geformuleerde criteria niet de plaats bepalen waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht, dan heeft de werknemer de keus om zijn werkgever op te roepen hetzij voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt die hem in dienst heeft genomen, hetzij voor de gerechten van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan de werkgever zijn woonplaats heeft.
14. Als belangrijkste deel van zijn verplichtingen moet aangemerkt worden de uitvoering van de werkzaamheden die [eiser] voor de opdrachtgevers van REL diende te vervullen, zonder dat rekening gehouden wordt met de tijd welke gedurende het dienstverband van [eiser] tussen twee opdrachten is verlopen (de zogenaamde "down-time"). Niet gebleken is dat [eiser] in die tijd een andere verplichting had dan beschikbaar te zijn om meteen weer voor een andere opdrachtgever van REL aan de slag te gaan.
15. [eiser] heeft gedurende het dienstverband dezelfde werkzaamheden in meer dan één verdragsluitende staat verricht, zodat rekening moet worden gehouden met de volledige duur van het dienstverband om de plaats te bepalen, waar hij gewoonlijk zijn arbeid verrichtte. Blijkens de voorshands vaststaande feiten heeft [eiser] gedurende het dienstverband, in de periode medio januari 2002 tot medio juni 2005, 693 dagen bij opdrachtgevers zijn werkzaamheden verricht, waarvan 395 dagen in Nederland. [eiser] heeft dus 57 % van die tijd in Nederland voor opdrachtgevers van REL gewerkt, waarbij hij in 2004 van de 190 gewerkte dagen, maar twee dagen in Nederland gewerkt heeft.
16. Wanneer nu voorts rekening gehouden wordt met de concrete omstandigheden van het geval, met name de aard van het bedrijf van REL en de aard van de werkzaamheden van [eiser] alsmede de omstandigheden, zoals deze hiervoor onder 1.1 tot en met 1.3 en 1.5 zijn vermeld, kan niet gezegd worden dat [eiser] het belangrijkste deel van zijn verplichtingen jegens REL vervuld heeft in Nederland.
17. Hieruit volgt dat de Nederlandse rechter in deze zaak geen rechtsmacht heeft en dus niet bevoegd is daarover te beslissen.
18. Gelet op de afloop van de procedure moet [eiser] veroordeeld worden in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart zich onbevoegd deze zaak te behandelen en daarover te beslissen;
II. veroordeelt [eiser], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding die aan de zijde van REL gevallen zijn en die tot op heden begroot worden op € 400,-- als salaris gemachtigde inclusief BTW.
Aldus gewezen door mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter