ECLI:NL:RBAMS:2005:AU8393

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
303057 / H.04.3566
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie en schadevergoeding in verband met fietsstoeltjes voor baby’s

In deze zaak vorderde Babybike Nederland B.V. betaling van € 2.700.000,- van de Stichting Consument en Veiligheid (SCV) wegens onrechtmatige publicaties die het vervoer van baby’s in hun fietsstoeltje ontmoedigden. Babybike, producent van een fietsstoel voor jonge kinderen, stelde dat SCV zonder wetenschappelijk onderzoek adviseerde om baby’s jonger dan negen maanden niet op de fiets te vervoeren. De rechtbank oordeelde dat SCV zich baseerde op algemene ervaringsregels en buitenlandse onderzoeksresultaten, en dat de uitlatingen niet onrechtmatig waren. De rechtbank verwierp ook de claims van belangenverstrengeling en onvoldoende steun in normeringstrajecten. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de uitlatingen van SCV en de schade die Babybike stelde te hebben geleden. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, evenals de vordering tot rectificatie. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

303057 / H.04.3566
26 oktober 2005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n :
de besloten vennootschap BABYBIKE NEDERLAND B.V.
gevestigd te Bussum
e i s e r e s
advocaat mr. D. H. Sterke
procureur mr. I. M. C. A. Reinders Folmer
t e g e n :
de stichting STICHTING CONSUMENT EN VEILIGHEID
gevestigd te Amsterdam
g e d a a g d e
procureur mr. R. V. H. Jonker
Partijen worden hierna Babybike en SCV ge-noemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- dagvaar-ding van 20 oktober 2004, met bewijsstukken,
- conclusie van antwoord, met bewijsstukken,
- conclusie van repliek, met bewijsstukken, tevens akte vermeerdering eis,
- conclusie van dupliek, met bewijsstukken, tevens antwoordakte vermeerdering eis,
- akte uitlating producties,
- akte overlegging producties zijdens SCV,
- pleidooi dat gehouden is op 29 september 2005, het daarvan opgemaakte proces-verbaal, pleitnotities van de raadslieden van Babybike en SCV,
- verzoek vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, als-mede op grond van de in zoverre niet bestreden in-houd van overgelegde bewijs-stuk-ken, staat het volgende vast.
a. Babybike is uitvinder, producent en verkoper van een fietsstoel bedoeld om peuters en baby’s vanaf 6 weken op de fiets te vervoeren, hierna “Babybike fietsstoel”. De Babybike fietsstoel bestaat uit een op de fiets gemonteerd draagstel, waarop een autostoeltje van het merk Peg Perego wordt geplaatst. Het autostoeltje kan ook in de auto worden gebruikt.
b. Babybike brengt de Babybike fietsstoel sedert 1993 op de markt.
c. SCV is een stichting, opgericht door de overheid, die adviezen en voorlichting geeft over preventie van ongevallen in de privé sfeer. Opdrachtgevers zijn overheidsinstellingen en bedrijfsleven.
d. In 1993 verzoekt Babybike TNO de Babybike fietsstoel te testen. TNO voert een beperkte test op stevigheid en duurzaamheid uit omdat de bestaande certificeringnormen voor fietsstoeltjes niet van toepassing zijn op stoeltjes bestemd voor kinderen jonger dan 9 maanden. De Babybike fietsstoel doorstaat de (beperkte) test.
e. In 1993 voert “De Fietsersbond enfb” in opdracht van Babybike een klantentevredenheidsonderzoek uit. Conclusie van dat onderzoek is dat de meerderheid van de Babybike fietsstoel eigenaren tevreden is.
f. In de Kampioen van mei 1996 vermeldt de ANWB in een artikel over fietsstoeltjes over de Babybike fietsstoel onder meer:
“Het zitje is door de fabrikant gemaakt voor kinderen tot 9 maanden (9 kg). Langer gebruik raden we af omdat de ondersteuning dan niet meer voldoende is. Overigens zijn deskundigen van oordeel dat het onverstandig is baby’s van onder de 5 kg per fiets te vervoeren, onder meer omdat er ademhalingsproblemen kunnen ontstaan. (..) De rand van het voeteinde van de Babybike raakt het achterwerk, zodat je of op de voeten van de baby gaat zitten of tijdens het rijden steeds een paar voetjes voelt wroeten en ook de rand voelt. De Babybike blijkt bij slalomrijden ook nogal hinderlijk te slingeren, (..) Conclusie Voor de allerkleinsten - baby’s van ca. drie tot negen maanden – is de Babybike (..) een goede oplossing. Voor dat geld heb je ook meteen een goed autostoeltje.”
g. In 1995 publiceert SCV een brochure “Kijk op veilig 3, Fietsstoeltjes” waarin ondermeer wordt vermeld:
“Kinderen kunnen in een fietstoeltje vervoerd worden als ze zelfstandig kunnen gaan zitten. Hun nek en rug zijn dan stevig genoeg om het gehobbel op de fiets aan te kunnen. De leeftijd waarop ze zover zijn kan variëren, maar ligt meestal tussen de zes en twaalf maanden.”
h. In maart 1997 vermeldt de website van Ouders Online, naar aanleiding van een dodelijk ongeluk met een draagzak op de fiets, onder meer:
“De Stichting Consument en Veiligheid vraagt ouders zich nadrukkelijk te houden aan het volgende. Neem een kind pas mee op de fiets als het minstens zes maanden oud is (het moet op zichzelf stevig kunnen zitten). Veiliger is nog om het pas te doen als het kind een jaar oud is.”
i. In het voorjaar van 1999 publiceert SCV een brochure voor verkopers van fietsstoeltjes, genaamd “Wat vertel ik aan klanten? Campagne “Veilig op pad””. In deze brochure staat onder de kop “Baby’s op de fiets liever niet”:
“Vervoer een baby jonger dan 3 maanden liever niet op de fiets.
Beperk het fietsvervoer van baby’s tussen de 3 en de 9 maanden tot een minimum
Als er dan toch gekozen wordt voor het vervoer van een baby op de fiets, dan kan dat het beste in een baby-autostoeltje op de fiets of een fietskar achter de fiets”
j. In april 1999 publiceert SCV een brochure voor consumenten, genaamd “Fietszitjes”. Op pagina 4 van de brochure staat onder meer:
“Zodra kinderen in staat zijn zelfstandig te zitten, kunt u ze meenemen in een fietszitje. Meestal zijn ze dan tussen de zes en twaalf maanden oud. (..) Fietsstoeltjes zijn verkrijgbaar in twee uitvoeringen: voorstoeltjes voor aan het stuur en achterstoeltjes die op de bagagedrager steunen. (..) In zo’n zitje op de bagagedrager passen kinderen vanaf negen maanden tot ongeveer hun zesde jaar.”
Onder de kop “In plaats van een stoeltje” staat op pagina 10 van de brochure onder meer:
“Over de alternatieven voor fietsstoeltjes lopen de meningen van deskundigen uiteen. De veiligheidsrisico’s van deze manieren van vervoeren zijn nog onvoldoende bekend.
Waarschuwing
Baby’s met name die nog niet zelfstandig kunnen zitten zijn erg kwetsbaar. Consument en Veiligheid raadt daarom af ze mee te nemen op de fiets. Voor iets grotere kinderen is een fietsstoeltje een veilig vervoermiddel. Een paar algemene opmerkingen over de veiligheid van de meest gebruikte alternatieven (..)
Autostoeltje
Met speciale beugels kunt u een autostoeltje op de bagagedrager van de fiets bevestigen (..).”
k. Begin 1999 vermeldt SCV op haar website onder de kop “Veilig op pad met kleine kinderen” onder meer:
“Voor baby’s bestaan er eigenlijk geen echt goede fietsstoeltjes”
l. In de vraag- en antwoordrubriek op haar website, antwoord SCV op vragen van consumenten over het gebruik van autostoeltjes op de fiets onder meer;
- naar aanleiding van een vraag over een fietskar: “Beperk het fietsvervoer van baby’s totdat ze goed zelfstandig kunnen zitten tot ongeveer 9 maanden”;
- naar aanleiding van een vraag over gebruik van een autostoeltje op de fiets: “We zijn dus niet tegen het voorop of achterop vervoeren van baby’s, maar tegen het vervoeren van baby’s op de fiets!”;
- naar aanleiding van een vraag over het gebruik van een autostoeltje op de fiets voor een kind van 16 maanden: “Als uw zoontje goed zelfstandig kan zitten (zal ongetwijfeld wel het geval zijn met 16 maanden) dan mag hij achter op de fiets. Wat betreft het plastic kuipstoeltje bedoelt u hiermee een babystoeltje of een echt fietszitje van hard plastic? Het eerste babystoeltje raden wij af. Bovendien zal uw zoontje hier niet meer in passen. (..)”; en
- naar aanleiding van een vraag over het gebruik van autostoeltjes op de fiets voor kleine baby’s: “Zo’n autostoeltje achterop lijkt een uitkomst. Wij adviseren echter om een baby onder de 3 maanden niet in een autostoeltje te leggen. Daarna kunt u het wel doen, maar dan de eerste maanden alleen voor korte stukjes en in totaal niet meer dan 2 uur per dag.”.
m. Op 12 juli 2004 vermeldt SCV op haar website:
“Liever geen fietsvervoer van baby’s jonger dan 3 maanden.
Tussen de 3 en 9 maanden beperkt fiets-vervoer mogelijk met goede ondersteuning van het hoofdje.”
n. SCV is voorzitter van de “Europese commissie fietszitjes”, een commissie die zich bezig houdt met het vaststellen van normen voor fietsstoeltjes binnen Europa, waarin producenten van fietstoeltjes zijn vertegenwoordigd.
o. In 2004 heeft de Europese commissie fietszitjes nieuwe normen vastgesteld voor fietsstoeltjes voor kinderen vanaf 9 maanden, dan wel 9 kilo.
p. In Nederland is er naast Babybike, één andere producent, Steco Metaalwarenfabriek B.V., hierna “Steco”, die een draagstel voor op de fiets verkoopt waarop een autostoeltje kan worden gemonteerd. Op 17 januari 2005 schrijft Steco aan SCV:
“Naar aanleiding van ons gesprek deel ik u mede dat Steco de baby-mee sinds 1994 op de markt brengt. De afzet in dit voor bijna alle autostoeltjes geschikte product vindt plaats via rijwiel en babyspeciaalzaken en vertoont sinds 1996 een stabiel verloop van gemiddeld nog géén 1000 per jaar, hetgeen ver beneden onze verwachtingen is.”
2. De vordering
2.1 Babybike vordert, uitvoerbaar bij voorraad, betaling van € 2.700.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2002, althans de dag der dagvaarding, alsmede een vergoeding van de door Babybike gemaakte kosten van € 26.186,-. Voorts vordert Babybike, na eiswijziging, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag, voor iedere dag dat SCV in gebreke blijft na betekening van het in deze te wijzen vonnis, rectificatie, in ten minste vier landelijke dagbladen en de Consumentengids, ter grootte van een pagina, met de volgende tekst:
“De Stichting Consument en Veiligheid heeft de afgelopen jaren in haar folders en via de media diverse malen aandacht besteed aan het vervoer van baby’s per fiets. Daarbij heeft de Stichting Consument en Veiligheid het vervoer van baby’s per fiets in daartoe bestemde zitjes ontmoedigd. Deze stellingname berust echter niet op wetenschappelijk onderzoek.
Derhalve, voor zover bij consumenten en instanties als gevolg van de uitlatingen van de Stichting Consument en Veiligheid de indruk gewekt mocht zijn dat wetenschappelijk bewezen zou zijn dat het vervoer van baby’s per fiets in daartoe bestemde zitjes onveilig zou zijn, is dit pertinent onjuist.
De Stichting Consument en Veiligheid heeft op dit moment geen enkele aanleiding om het vervoer van baby’s per fiets in daartoe bestemde zitjes te ontmoedigen.
Voorts heeft de Stichting Consument en Veiligheid in het verleden regelmatig aanbevolen om zogenaamde ‘goedgekeurde’ producten aan te schaffen omdat die ‘veilig’ zouden zijn. Hoewel stuurzitjes volgens de nieuwe Europese norm ‘goedgekeurd’ kunnen worden, zouden achterwaarts plaatsbare fietsfauteuiltjes echter veiliger kunnen zijn omdat deze meer steun bieden ingeval van vermoeidheid van kinderen alsook bij gehandicapte kinderen, omdat de voetjes nooit in de spaken kunnen komen, deze fietsfauteuiltjes zonder extra hulpmiddelen bescherming bieden tegen koude, stof en vliegjes, en zelfs – door middel van overkapping – beschutting tegen zonnebrand opleveren aan kinderen vanaf +- 6-8 weken oud tot +- 15 kg. Bovendien zijn fietsfauteuiltjes achterop stabieler, zodat er minder kans is op valpartijen.
De Stichting Consument en Veiligheid is ermee bekend dat deze babyfietsfauteuiltjes (voor baby’s vanaf 6-8 weken oud) simpelweg vanwege de afwezigheid van een adequaat keuringsprotocol niet door de fabrikanten daarvan door testinstanties als TNO gekeurd kunnen worden, om bijvoorbeeld te controleren of deze minstens even stevig vast zitten als gewone achterzitjes, terwijl daar geen deugdelijke reden voor bestaat. Het feit dat dergelijke systemen niet ‘goedgekeurd’ kunnen worden, houdt uiteraard geenszins in dat deze de gangbare tests niet zouden kunnen doorstaan.
De Stichting Consument en Veiligheid wil er tot slot op wijzen dat een bepaald product dat het predikaat ‘goedgekeurd’ heeft gekregen, wel degelijk ónveilig zou kunnen zijn.
Stinchting Consument en Veiligheid ”, althans een door de rechtbank vast te stellen tekst van soortgelijke strekking. Een en ander met veroordeling van SCV in de proceskosten.
2.2 Babybike legt aan haar eis ten grondslag dat SCV ten opzichte van Babybike onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld door, zonder te beschikken over wetenschappelijk onderzoek, in diverse publicaties te adviseren om baby’s die nog niet zelfstandig rechtop kunnen zitten (tot negen maanden), niet op de fiets te vervoeren. SCV maakt bij haar advisering ten onrechte geen onderscheid tussen zit- en ligstoeltjes. Dit terwijl Babybike nu juist een fietsstoel heeft ontwikkeld die (mede) is ontwikkeld voor zeer jonge baby’s die in de Babybike fietsstoel kunnen liggen. Onderzoeken die zich in positieve zin uitspreken over de Babybike fietsstoel zijn door SCV ten onrechte genegeerd. Bovendien heeft SCV zelf geen onderzoek gedaan naar de Babybike fietsstoel. Een en ander klemt te meer nu de adviezen van SCV door de media en de consument zeer serieus worden genomen.
2.3 Daarbij komt dat SCV tegenover de consument en als voorzitter van voornoemde Europese commissie fietszitjes, zich ten onrechte voordoet als onafhankelijk, terwijl zij bij het opzetten van de ‘Veilig op pad’ campagne in 1999 financiering van NLG 227.500,- heeft ontvangen van twee concurrenten van Babybike, te weten Dremefa en Maxi–Miliaan.
2.4 Bovendien heeft SCV binnen de Nederlandse en Europese normeringscommissies Babybike onvoldoende gesteund en zelfs tegengewerkt bij het pleidooi van Babybike voor het opstellen van een normeringssysteem voor fietsstoeltjes voor baby’s beneden de negen kilo.
2.5 Ingevolge hetgeen onder 2.2, 2.3 en 2.4 is omschreven, handelt SCV onrechtmatig ten opzichte van Babybike en lijdt Babybike dientengevolge schade. De afzet van de Babybike fietsstoel loopt sinds 1997 terug. Door de tegenvallende opbrengsten is Babybike bovendien sinds halverwege 1999 niet meer in staat haar promotieactiviteiten uit te voeren. De door Babybike ten gevolge van het handelen van SCV geleden schade is door Talanton Corporate Finance B.V., hierna “Talanton” begroot op € 2.700.000,-. Teneinde de schade vast te stellen heeft Babybike kosten moeten maken van in totaal € 26.186,-. Ook deze kosten zijn het gevolge van het onrechtmatig handelen door SCV en komen voor vergoeding in aanmerking. Tot slot heeft Babybike recht en belang bij de gevorderde rectificatie teneinde het consumentenvertrouwen in de Babybike fietsstoel te herstellen.
3. Het verweer
3.1 SCV heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
4. Beoordeling
4.1 Alvorens in te gaan op het antwoord op de vraag of SCV met de uitlatingen over fietsstoeltjes, als weergegeven onder 1g. tot en met 1m., onrechtmatig heeft gehandeld jegens Babybike, bahandelt de rechtbank eerst de stellingen van Babybike dat SCV onrechtmatig handelt doordat SCV zich voordoet als onafhankelijk, maar dat niet is en dat SCV Babybike heeft tegengewerkt in het normeringtraject.
Belangenverstrengeling
4.2 De rechtbank verwerpt de stelling van Babybike dat SCV zich ten onrechte voordoet als onpartijdige instantie. Uit de doelstellingen van SCV blijkt dat bewust is gekozen voor samenwerking met het bedrijfsleven bij het ontwikkelen van campagnes. De samenwerking in het onderhavige geval heeft bestaan uit het verstrekken van folders aan de winkelketens van Dremefa en Maxi–Miliaan en het geven van een cursus aan het personeel van betreffende winkelketens. Voorts hebben betreffende producenten het recht gekregen in publicaties te verwijzen naar SCV. Onvoldoende gesteld, noch gebleken is dat deze vorm van samenwerking er toe heeft geleid dat SCV haar onpartijdigheid zou hebben verloren, dan wel dat Babybike door voornoemde samenwerking in haar belangen is geschaad.
Normeringtraject
4.3 Babybike stelt dat SCV de voorstellen van Babybike in het Nederlandse en Europese normeringstraject onvoldoende heeft gesteund en dat de contractuele relatie met Dremefa en Maxi–Miliaan daarbij een rol heeft gespeeld. Van opzettelijke benadeling van Babybike door SCV gedurende voornoemd normeringstraject is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de contractuele relatie met Dremefa en Maxi–Miliaan, SCV er toe heeft bewogen steun aan de voorstellen van Babybike te onthouden. Bovendien stelt ook Babybike zelf in de inleidende dagvaarding dat het merendeel van de deelnemers aan het normeringstraject het pleidooi van Babybike niet ondersteunde, zodat het aldus veel aannemelijker is dat het niet behalen van de door Babybike gewenste resultaten te wijten is aan gebrek aan brede steun, dan aan gedragingen van SCV, te meer nu Babybike ruimschoots in de gelegenheid is gesteld haar visie in de commissie kenbaar te maken.
Onrechtmatige publicatie
4.4 Voorop staat dat SCV tot doel heeft consumenten in algemene zin voor te lichten over de preventie van ongevallen in de privé sfeer. Een dergelijke organisatie is in beginsel vrij om zelf uit te maken op welke grondslagen zij die voorlichting baseert. Dat geldt in het bijzonder als het gaat om een product als het onderhavige, waarvoor de normering destijds nog in ontwikkeling was. Er zijn immers geen algemeen erkende beoordelingscriteria voor fietsstoeltjes voor baby’s jonger dan negen maanden. Daar staat tegenover dat de keuze om voorlichting op bepaalde grondslagen te baseren binnen de grenzen van het redelijke moet vallen en niet onzorgvuldig mag zijn. De gekozen grondslagen moeten bovendien juist worden toegepast. Een en ander geldt te meer indien de voorlichting en adviezen afkomstig zijn van een organisatie als SCV waarvan, gezien de navolging van haar adviezen in de landelijke media, mag worden aangenomen dat deze adviezen een ruime mate van gezag hebben.
4.5 Babybike verwijt SCV allereerst dat zij aan haar voorlichting geen eigen onderzoek ten grondslag legt. Dit verwijt is ongegrond nu SCV zelf geen onderzoeksinstituut is. Babybike verwijt SCV voorts dat zij bij de voorlichting over fietsstoeltjes voor baby’s ten onrechte geen acht heeft geslagen op het afstudeerproject van een student bewegingstechnologie en de hiervoor onder 1e. en 1f. genoemde conclusies van de Fietsersbond enfb en de ANWB. Het naast zich neerleggen van voornoemde (niet wetenschappelijke) stukken acht de rechtbank evenwel niet onzorgvuldig en passen binnen de hiervoor onder 4.4 omschreven keuzevrijheid.
4.6 Resteert de vraag op welke grondslagen SCV dan wel haar voorlichting over het gebruik van fietsstoeltjes voor baby’s jonger dan negen maanden heeft gebaseerd en of zij in redelijkheid haar voorlichting daarop heeft kunnen baseren.
4.7 SCV baseert zich bij haar advisering over het vervoer van baby’s jonger dan negen maanden, zo begrijpt de rechtbank, op enerzijds algemene ervaringsregels en anderzijds een aantal buitenlandse onderzoeken.
Algemene ervaringsregels
4.8 Als algemene ervaringsregel voert SCV aan a) dat er jaarlijks +/- 6.700 kinderen onder de vijf jaar in het ziekenhuis belanden ten gevolge van een ongeval met de fiets en b) dat baby’s jonger dan negen maanden, dan wel lichter dan negen kilo, gezien hun totale onvermogen zichzelf te redden, nóg kwetsbaarder zijn voor bijvoorbeeld vallen en temperatuurswisselingen dan oudere c.q zwaardere kinderen.
4.9 Babybike stelt dat de door SCV genoemde statistische gegevens niet specifiek over baby’s jonger dan negen maanden gaan en daarom niet relevant zijn. De rechtbank verwerpt deze stelling. De door SCV aangevoerde statistische gegevens gaan inderdaad niet specifiek over baby’s jonger dan negen maanden. Uit de statistieken blijkt evenwel voldoende duidelijk dat het fietsen met kinderen – en dus ook baby’s - niet zonder risico is.
4.10 Ten aanzien van de hiervoor onder 4.8 sub b aangevoerde algemene risico’s stelt Babybike dat deze niet van belang zijn bij de beoordeling van specifieke producten als de Babybike fietsstoel. Bij de beoordeling van de veiligheid van een specifiek product moet alleen worden gekeken naar specifieke criteria zoals bijvoorbeeld de wijze van bevestiging, instabiliteit, etc., aldus Babybike. Ook deze stelling wordt door de rechtbank verworpen. Bij haar adviezen over vervoer van kinderen op de fiets, dient SCV niet alleen rekening te houden met de specifieke eisen die men aan een product kan stellen, maar ook met de beoogde doelgroep en de meer algemene risico’s waaraan die - in casu zeer kwetsbare - doelgroep bloot staat. Te meer nu meer specifieke beoordelingscriteria voor fietsstoeltjes voor kinderen onder de negen maanden ontbreken.
Onderzoeksresultaten
4.11 In de stukken beroept SCV zich op buitenlandse onderzoeksresultaten van een Franse zusterorganisatie “La Commission de la Securité des Consommateurs” en een aantal Amerikaanse documenten. Het Franse advies concludeert onder meer dat baby’s jonger dan negen maanden niet in een fietsstoel geplaatst moeten worden en dat er nader onderzoek nodig is naar de relatie tussen leeftijd, gewicht en beschikbare fietsstoeltjes. Het advies is gebaseerd op een vergelijkend onderzoek van fietsstoeltjes op de Franse markt.
4.12 De herkomst en de juridische status van de door SCV in geding gebrachte “model Bill”, de “Child Bicycle Helmet Safety Act”, is onduidelijk. Duidelijk is wel dat het hier geen onderzoek betreft naar de veiligheidsrisico’s van het vervoer van baby’s onder de negen maanden op de fiets. De “American Academy of Pediatrics” en de “Royal Society for the Prevention of Accidents” adviseren kinderen jonger dan twaalf, respectievelijk acht maanden niet op de fiets te vervoeren. De grondslag voor deze adviezen is niet duidelijk.
4.13 Nu de onder 4.11 en 4.12 genoemde adviezen niet naar speciaal voor jongere baby’s ontwikkelde lig-stoeltjes verwijzen, is de conclusie gerechtvaardigd dat deze wijze van vervoer niet bij het, aan het advies ten grondslag liggende, onderzoek is betrokken. Bovengenoemde adviezen ondersteunen derhalve weliswaar de algemene ervaringsregel dat het vervoeren van jonge kinderen op de fiets risicovol is, maar zijn niet relevant voor de beoordeling van eventuele specifieke veiligheidsrisico’s van fietsstoeltjes speciaal gemaakt voor baby’s jonger dan negen maanden.
4.14 Aldus is de rechtbank van oordeel dat op basis van bovengenoemde algemene ervaringsregels er voldoende aanleiding is om grote terughoudendheid te adviseren bij het vervoeren van baby’s jonger dan negen maanden op de fiets. Te meer nu concrete normering op dit vlak ontbreekt. Er is evenwel geen deugdelijk onderzoek beschikbaar op grond waarvan het alternatief voor de fietsstoel - waarbij de baby liggend wordt vervoerd - zoals aangeboden door Babybike, specifiek moet worden ontraden.
4.15 Thans moet worden beoordeeld of de concrete voorlichting en adviezen van SCV als hiervoor onder 1g. tot en met 1m. omschreven, kunnen worden gedragen door de door SCV gekozen grondslag en, indien dit niet het geval is, of dit onrechtmatig is jegens Babybike. De rechtbank verwerpt bij deze beoordeling de stelling van Babybike dat daarbij ook moet worden gekeken naar uitlatingen door derden die refereren aan adviezen van SCV, nu degelijke publicaties buiten de verantwoordelijkheid van SCV vallen.
4.16 De rechtbank is van oordeel dat de uitlating door SCV weergegeven onder 1g. kan worden gebaseerd op de algemene ervaringsregel dat fietsen met baby’s jonger dan negen maanden aanzienlijke veiligheidsrisico’s met zich mee brengt en derhalve noopt tot grote terughoudendheid. De uitlating is voorts niet onrechtmatig ten opzichte van Babybike, nu uit de context waarbinnen de uitlating is geplaatst duidelijk blijkt dat hier advies wordt gegeven over het gebruik van fietsstoeltjes waarin baby’s rechtop moeten kunnen zitten.
4.17 Hetzelfde geldt voor de uitlating weergegeven onder 1h. Te meer nu deze uitlating moet worden gezien in de context van een reeks van adviezen met betrekking tot het veilig vervoeren van baby’s in een draagzak.
4.18 Ook de uitlating van SCV weergegeven onder 1i. kan worden gebaseerd op de hiervoor genoemde algemene ervaringsregels. De toevoeging “Als er dan toch gekozen wordt voor het vervoer van een baby op de fiets, dan kan dat het beste in een baby-autostoeltje op de fiets of een fietskar achter de fiets” kan worden gerechtvaardigd op grond van eerder genoemde algemene ervaringsregels en is niet onrechtmatig ten opzichte van Babybike. Hetzelfde geldt voor het citaat als weergegeven onder 1m.
4.19 Ook het eerste citaat weergegeven onder 1j. is niet onrechtmatig ten opzichte van Babybike omdat ook hier uit de context waarbinnen de uitlating is geplaatst duidelijk blijkt dat hier slechts een advies wordt gegeven ten aanzien van het gebruik van fietsstoeltjes waarin baby’s rechtop moeten kunnen zitten. Anders oordeelt de rechtbank evenwel over het tweede citaat als weergegeven onder 1j. De toevoeging: “Over de alternatieven voor fietsstoeltjes lopen de meningen van deskundigen uiteen. De veiligheidsrisico’s van deze manieren van vervoeren zijn nog onvoldoende bekend. Waarschuwing Baby’s met name die nog niet zelfstandig kunnen zitten zijn erg kwetsbaar. Consument en Veiligheid raadt daarom af ze mee te nemen op de fiets. Voor iets grotere kinderen is een fietsstoeltje een veilig vervoermiddel. Een paar algemene opmerkingen over de veiligheid van de meest gebruikte alternatieven (..) Autostoeltje Met speciale beugels kunt u een autostoeltje op de bagagedrager van de fiets bevestigen. (..) ” wekt ten onrechte de indruk dat er door verscheidene deskundigen onderzoek is gedaan naar de veiligheidsrisico’s van (auto)fietsstoeltjes voor baby’s jonger dan 9 maanden en dat de uitkomsten van die onderzoeken verschillend zouden zijn. Nu er bij partijen geen enkel onderzoek bekend is, is het daarnaar verwijzen onrechtmatig ten opzichte van producenten van dergelijke fietsstoeltjes, zoals Babybike.
4.20 Het citaat als weergegeven onder 1k. is een citaat van een pagina van de website van SCV. Nu alleen een gedeelte van die pagina in geding is gebracht, is niet vast te stellen in welke context het citaat moet worden geplaatst. Aldus kan niet worden beoordeeld of het citaat ook ziet op het type fietsstoeltjes als aangeboden door Babybike en kan niet worden beoordeeld of het citaat in die context onrechtmatig is ten opzichte van Babybike.
4.21 Wat betreft de door SCV gegeven antwoorden in haar vraag en antwoord rubriek op de website van SCV als weergegeven onder 1l., oordeelt de rechtbank dat het eerste en het laatste citaat niet onrechtmatig zijn ten opzichte van Babybike. Het eerste citaat is een antwoord op een vraag over vervoer van een baby in een fietskar en daarom niet relevant voor het onderhavige geschil. Het laatste citaat kan worden gerechtvaardigd op grond van eerder genoemde algemene ervaringsregels en is niet onrechtmatig ten opzichte van Babybike. Dit is anders met de citaten: “We zijn dus niet tegen het voorop of achterop vervoeren van baby’s, maar tegen het vervoeren van baby’s op de fiets!” en “Als uw zoontje goed zelfstandig kan zitten (zal ongetwijfeld wel het geval zijn met 16 maanden) dan mag hij achter op de fiets. Wat betreft het plastic kuipstoeltje bedoelt u hiermee een babystoeltje of een echt fietszitje van hard plastic? Het eerste babystoeltje raden wij af. Bovendien zal uw zoontje hier niet meer in passen. (..)”. Nu deskundig onderzoek naar een alternatief voor de fietsstoel, waarin de baby liggend wordt vervoerd, zoals aangeboden door Babybike, ontbreekt, is het onzorgvuldig ten opzichte van aanbieders van dergelijke vervoersmiddelen, om gebruik daarvan zonder nadere onderbouwing, af te raden.
Schade
4.22 Resteert het antwoord op de vraag of Babybike schade heeft geleden door de hiervoor in rechtsoverwegingen 4.19 en 4.21 omschreven onrechtmatige gedragingen.
4.23 Of de hiervoor onder 1l. genoemde citaten in de vraag en antwoordrubriek schade hebben veroorzaakt, is niet nauwkeurig vast te stellen, nu niet duidelijk is hoelang voornoemde citaten op de website van SCV stonden vermeld. Aannemelijk is evenwel dat de schade vrijwel nihil is nu de gewraakte uitlatingen zijn gedaan in het kader van een vraag en antwoordrubriek waarbij individuele consumenten advies vragen. Voor zover de vragen en antwoorden ook worden gelezen door derden, zullen zij tevens kennis nemen van de overige adviezen, zoals hiervoor onder 1l. weergegeven en zal daardoor een eventueel nadelig effect worden opgeheven.
4.24 Ten aanzien van de uitlating als weergegeven in rechtsoverweging 4.19 gedaan in de door SCV in 1999 uitgegeven brochure “Fietszitjes” overweegt de rechtbank als volgt. SCV voert aan dat er onvoldoende verband bestaat tussen de door Babybike gestelde schade en de door haar gestelde onrechtmatige gedragingen van SCV. Het verweer van SCV slaagt.
4.25 Allereerst stelt Babybike dat de schade reeds in 1997 is ontstaan, terwijl voornoemde uitlating eerst in april 1999 is gedaan. Voorts heeft Babybike aangegeven dat zij haar promotieactiviteiten halverwege 1999 heeft gestaakt, zodat aannemelijk is dat terugloop in de verkoop, in ieder geval gedeeltelijk, hierdoor wordt veroorzaakt. Het besluit om de promotieactiviteiten te staken, kan SCV in redelijkheid niet worden toegerekend. Verder is van belang dat de Babybike fietsstoel niet in de winkel, maar slechts middels het internet verkrijgbaar is en er vanaf eind jaren negentig een groot aantal concurrerende producten op de markt is gekomen. Tot slot heeft de directe concurrent van Babybike, Steco, te kennen gegeven sinds 1996 een geringe, maar stabiele omzet te genereren. Van terugval in de algehele omzet van auto/fietsstoeltjes eind jaren negentig is dan ook niet gebleken. Hieruit volgt dat door SCV voldoende aannemelijk is gemaakt dat de door Babybike gestelde schade niet in een zodanig verband met voornoemde uitlating staat dat de gestelde schade SCV kan worden toegerekend.
4.26 Nu de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen, is er tevens geen plaats voor de gevorderde veroordeling tot vergoeding van de gemaakte kosten omdat deze kosten, zo begrijpt de rechtbank voornamelijk zien op het vaststellen van de gevorderde schade.
4.27 Tot slot vordert Babybike rectificatie door SCV zoals hiervoor onder 2.1 weergegeven. Nu van causaal verband tussen de gestelde schade en de door SCV gedane uitlatingen niet is gebleken, heeft Babybike onvoldoende belang bij de gevorderde rectificatie.
4.28 De proceskosten zullen worden gecompenseerd als hierna vermeld.
BESLISSING
- De rechtbank:
- wijst de vordering af.
- compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Gewezen door mrs. N. C. H. Blankevoort, L. Voetelink en J. L. de Vries, leden van ge-noem-de kamer, en uitgesproken ter openbare te-recht-zitting van 26 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.