Parketnummer: 13/086558-04
Datum uitspraak: 29 september 2005
van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2005.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
Geldigheid van de dagvaarding.
De verdediging heeft ter zitting betoogd dat het onder 2 telastegelegde nietig dient te worden verklaard omdat de omschrijving van de verweten gedragingen voor wat betreft de feiten dezelfde is als de omschrijving van de wettelijke voorschriften. Daarmee is de telastelegging te weinig feitelijk als bedoeld in artikel 261 Wetboek van Strafvordering (verder: ‘WvSv’).
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Het onder 2 aan verdachte telastegelegd is zodanig feitelijk aangeduid dat verdachte in staat is wat hem wordt verweten te begrijpen teneinde zich daarop -zoals ook ter terechtzitting is gebleken- te kunnen verdedigen (NJ 1929, p. 565).
Niet alleen omschrijft de telastelegging plaats en tijd van het feit, zij geeft ook aan in welke hoedanigheid verdachte het feit wordt verweten. Daarnaast is de delictsomschrijving “verfeitelijkt” in die zin dat herkenbaar aan verdachte de feitelijk verweten gedragingen zijn beschreven. De omstandigheid dat de steller van de telastelegging daarin een aantal wettelijke voorschriften heeft opgenomen, leidt evenmin tot nietigheid nu de formulering op zichzelf voldoende duidelijk is en buiten de wettelijke context dezelfde feitelijke betekenis heeft.
Niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 1.
In de eerste plaats is de raadsman van mening dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu ook in de Bondsrepubliek Duitsland een vervolging tegen verdachte is ingesteld, te weten: vanuit het Duitse parket te Aurich is bij het Ambtsgericht Emden een strafzaak tegen verdachte aanhangig gemaakt, waarvoor nog geen zittingsdatum is vastgesteld.
Hij voert hiertoe aan dat de officier van justitie heeft nagelaten de Duitse justitie te verzoeken de Duitse strafzaak te staken, dan wel niet heeft verzocht om overdracht van de strafvervolging. Hierdoor is de kans levensgroot dat zijn cliënt na de berechting door de rechtbank van Amsterdam andermaal wordt berecht door het Ambtsgericht Emden. Naar zijn mening heeft de officier van justitie gehandeld in strijd met de beginselen van de goede procesorde en artikel 68 Wetboek van Strafrecht (verder: ‘WvSr’), aangezien zijn cliënt door deze inactiviteit tweemaal terecht zal moeten staan. Het nalaten van de officier van justitie zal deswege moeten leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
De raadsman attendeert de rechtbank op het ‘Anklageschrift’. De rechtbank stelt vast dat in het ‘Anklageschrift’ nog geen datum is vermeld van een eventuele terechtzitting in Duitsland. Het komt de rechtbank, net als de officier van justitie, dan ook aannemelijk voor dat het hier gaat om een waarschuwingsdagvaarding aan verdachte voor het geval dat Nederland niet tot vervolging mocht overgaan. De vaststelling dat er nog geen terechtzitting in Duitsland heeft plaatsgevonden, betekent dat zich nog geen situatie als bedoeld in artikel 68 WvSr heeft voorgedaan. In tegenstelling tot hetgeen de raadsman stelt, ziet artikel 68 WvSr niet op het twee keer terechtstaan voor hetzelfde feit, maar op de omstandigheid dat niemand andermaal kan worden vervolgd wegens een feit waarover onherroepelijk is beslist. Nu het Ambtsgericht Emden alleen een aankondiging van vervolging heeft uitgevaardigd, maar (nog) niet heeft beslist over deze zaak en het feit in Nederland pas in eerste aanleg is behandeld, is een situatie als bedoeld in artikel 68 WvSr niet aan de orde.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat gelet op het Eems-Dollard-verdrag -met name artikel 32- het niet voor de hand ligt dat de Duitse autoriteiten tot vervolging zullen overgaan, nu Nederland ten aanzien van Nederlandse schepen bij uitsluiting bevoegd is.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 2.
In de tweede plaats heeft de raadsman aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is inzake het onder twee telastegelegde feit omdat in het proces-verbaal niet de toepasselijkheidselementen zijn vermeld van de bedoelde voorschriften.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de toelichting bij het KB van 7 november 1989 kan niet volgen dat een dergelijke vermelding een constitutief vereiste zou zijn. Voorts is in het proces-verbaal wel duidelijk opgenomen welke overtredingen van welk voorschrift van de Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee 1972 aan de orde zouden kunnen zijn. Tevens is in het proces-verbaal een duidelijke omschrijving van tijd, plaats en overige relevante feiten en omstandigheden opgenomen zodat zowel de verdediging als de rechtbank zich een goed oordeel kunnen vormen over de toepasselijkheid van de bedoelde voorschriften.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Sprake is van geldige dagvaarding voor het onder 2 telastegelegde.
Verklaart de officier van justitie voor zowel het onder 1 als het onder 2 telastegelegde ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 1 primair is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 subsidiair telastegelegde:
op 11 juni 2004 op de vaarweg de Eems, op of nabij de positie 53.35.8 N en 006.35.2 O als schipper van het onder Nederlandse vlag varende vissersschip UK [nummer], genaamd [G.B.], aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend met dat schip heeft gevaren met een hoge snelheid en zonder voldoende uitkijk te houden en zonder tijdig snelheid te verminderen en van koers te veranderen of uit te wijken voor het voor hem, verdachte, varende vissersschip, de [GRE-nummer], genaamd [G.], en toen tegen dat schip [GRE-nummer] is aangevaren, door welke aanvaring dat schip [GRE-nummer] geheel is gezonken, waarbij levensgevaar ontstond voor 2 bemanningsleden van die [GRE-nummer], [slachtoffer1] en [slachtoffer2], en waarbij de schipper van de [GRE-nummer], [slachtoffer3], is overleden, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is dat het vaartuig, [GRE-nummer], is gezonken, waardoor levensgevaar voor anderen ontstond en welk feit iemands dood ten gevolge heeft gehad.
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
op 11 juni 2004 op de vaarweg de Eems, op of nabij de positie 53.35.8 N en 006.35.2 O, als schipper van het onder Nederlandse vlag varende vissersschip UK[nummer], genaamd [G.B.],
? niet te allen tijde goede uitkijk heeft gehouden door te kijken en te luisteren alsook door gebruik te maken van alle beschikbare middelen die in de heersende omstandigheden en toestanden passend waren ten einde een volledige beoordeling van de situatie en van het gevaar voor aanvaring te kunnen maken en
? niet te allen tijde een veilige vaart heeft aangehouden zodat de juiste en doeltreffende maatregelen konden worden genomen ter vermijding van aanvaring en het schip kon worden gestopt binnen een voor de heersende omstandigheden en toestanden passende afstand en
? niet is uitgeweken voor het door hem, verdachte, opgelopen na te noemen andere schip en
? niet ruim op tijd is uitgeweken voor na te noemen andere schip, dat bezig was met de visserij,
immers heeft hij, verdachte, met dat schip gevaren met een hoge snelheid en zonder voldoende uitkijk te houden en zonder tijdig snelheid en koers te veranderen of uit te wijken voor het door hem, verdachte, opgelopen vissersschip, de [GRE-nummer], genaamd [G.], en toen tegen dat schip [GRE-nummer] is aangevaren, door welke aanvaring het schip [GRE-nummer] geheel is gezonken.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de schuld bij verdachte.
Verdachte heeft naast jarenlange werkervaring als schipper, in het gebied waar het ongeluk heeft plaatsgevonden zijn thuishaven. Hij had die nacht al eerder enkele vissersboten gezien en hij wist dat het gebruikelijk was dat er op of rondom deze vaarroute garnalenkotters, zoals de [GRE-nummer], aan het vissen zouden zijn. Ook heeft verdachte verklaard het verzoek namens de loods van de [O.H.], die in het vaarwater aanwezig was op weg naar volle zee, te hebben gehoord. Dit radiobericht hield in een verzoek aan de vissersboten, die zich op dezelfde vaarroute als verdachte bevonden, om uit de vaarroute te blijven.
Verdachte had zich derhalve de aanwezigheid van de garnalenkotters kunnen en moeten realiseren. In dat licht is de door verdachte aangehouden snelheid in combinatie met zichtbelemmerende omstandigheden, als aanmerkelijk onvoorzichtig te duiden.
Het komt de rechtbank onlogisch voor dat op een cruciaal punt, namelijk de bocht bij ton 11, de radarinstellingen worden gewijzigd naar vijf mijl, terwijl het zicht zo’n vier mijl is. Niet alleen is de zichtsafstand minimaal vergroot, maar ook moeten de trails van de schepen opnieuw worden opgebouwd. Van dit laatste was verdachte zich terdege bewust. Desalniettemin bleef verdachte met onverminderde maximale snelheid en de dekverlichting aan doorvaren. Aldus handelend heeft verdachte gevaren zonder (voldoende) aandacht te schenken aan andere zich in de nabijheid van de UK[nummer] bevindende vaartuigen, terwijl hij wist dat hij als oplopend schip altijd moet wijken voor het opgelopen schip, alsmede dat hij als varend schip steeds moet wijken voor een vissend schip.
Gelet op het hierboven genoemde had verdachte anders kunnen en moeten varen, met name door beter te kijken en zijn snelheid aan te passen. De rechtbank vindt dat een dergelijke manier van varen kan worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en daarmee als dermate laakbaar dat dit schuld in de zin der wet oplevert. Verdachte had immers de aanvaring kunnen vermijden door gepaste oplettendheid in acht te nemen. Met betrekking tot zijn handelswijze kan hem derhalve een ernstig verwijt worden gemaakt.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het deklicht.
De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat het deklicht het zicht van de schipper niet belemmerde. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de algemene ervaringsregels kan worden aangenomen dat het zicht wordt belemmerd, indien vanuit een stuurhut, als het ware door een hel verlicht dek heen, in de nacht moet worden gekeken. Niet aannemelijk is, gelet op het onderzoek ter terechtzitting, dat verdachte over het licht heen keek. De verdachte heeft door het deklicht te laten branden het risico genomen een minder goed zicht op zee te hebben, waardoor een gevaarzettende situatie ontstond.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de ‘dode hoek’.
Daarnaast heeft de verdediging ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte de [GRE-nummer] niet had kunnen zien vanwege de constructie van vis- en toplicht in de mast, waardoor deze niet rondschijnend zijn, maar een dode hoek veroorzaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gezien de constructie op zich mogelijk dat het licht in de mast gedeeltelijk aan stuurboordzijde door die mast wordt belemmerd. Desalniettemin komt het de rechtbank buitengewoon onwaarschijnlijk voor dat nu sprake is van twee varende schepen dit bij voortduring het geval is. De rechtbank betrekt daarbij de betrekkelijke geringe grootte van de [GRE-nummer], de snelheid waarmee het schip voer en de ten tijde van de aanvaring aanwezige zeegang. Daarnaast voer de [GRE-nummer] met heklicht aan. Dit is te zien op de foto van het paneel van de lichtschakelingen op de [GRE-nummer], welke in het dossier is opgenomen. Niet is gebleken dat dit heklicht niet zou hebben gefunctioneerd op het tijdstip van de aanvaring. Gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat het licht zich aan de mast aan bakboordzijde bevond en verdachte de [GRE-nummer] aan bakboordzijde opliep heeft de verdediging niet aannemelijk gemaakt dat verdachte de [GRE-nummer] door een dode hoek niet had kunnen zien.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 1, primair, bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte feit een geldboete van € 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 235 dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte is met de voorsteven van zijn vaartuig, de UK[nummer], tegen de bakboordzijde van de [GRE-nummer] aangevaren, ten gevolge waarvan de [GRE-nummer] is gezonken, levensgevaar ontstond voor de bemanningsleden en de schipper door verdrinking is overleden.
Het ongeluk is aan de onvoorzichtige handelwijze van verdachte te wijten. Bij de bepaling in de straf houdt de rechtbank rekening met de buitengewoon ernstige gevolgen, namelijk het overlijden van schipper [slachtoffer3]
Anderzijds heeft de rechtbank over de houding van verdachte het volgende op te merken. In de eerste plaats heeft verdachte vanaf het begin openheid van zaken gegeven, ook omtrent zijn eigen handelwijze. In de tweede plaats heeft verdachte na de aanvaring correct gehandeld door meteen een mayday signaal te laten uitgaan en een moedige reddingsoperatie te starten. De reddingsoperatie bestond onder meer uit het via een staaldraad vastmaken van de [GRE-nummer] aan zijn schip de UK[nummer], waardoor de twee bemanningsleden, die in de [GRE-nummer] vastzaten, konden worden gered. Daarnaast is hij later nog behulpzaam geweest bij de bergingsoperatie van het slachtoffer. Tot slot is het de rechtbank tijdens het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte oprecht spijt heeft van het ongeluk, dat het hem zeer bezwaart en dat hij meeleeft met de nabestaanden van het slachtoffer.
De rechtbank acht -anders dan de officier van justitie- het subsidiair telastegelegde feit bewezen en houdt rekening met het adequate optreden van verdachte direct na het ongeluk en de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De kans dat verdachte zich in de toekomst opnieuw aan een soortgelijk feit zal schuldig maken, acht de rechtbank klein. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is en ziet aanleiding om als na te melden af te wijken van de eis van de officier van justitie.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 169 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 20, 31 van de Scheepvaartverkeerswet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Het aan zijn schuld te wijten zijn dat een vaartuig zinkt, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat en het feit iemands dood tot gevolg heeft.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Overtreding met een Nederlands schip van de krachtens artikel 20, eerste lid, Scheepvaartverkeerswet gestelde regels, begaan op een ander in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, Scheepvaartverkeerswet bedoeld water.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit tot de maximale geldboete van € 4.500,- (zegge: vierduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en M. Koole, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. Grob, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 september 2005.