ECLI:NL:RBAMS:2005:AU3170

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
323738 / KG 05-1698 P
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.Y.C. Poelmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie vordering ex-wethouder Amsterdam inzake persbericht over schermutseling met Gay Business Amsterdam

In deze zaak vordert de ex-wethouder van de gemeente Amsterdam rectificatie van een persbericht dat door de Stichting Gay Business Amsterdam (GBA) is verspreid. Het persbericht beschrijft een schermutseling tussen de ex-wethouder en een coördinator van GBA, waarbij de ex-wethouder beschuldigd wordt van smaad. De voorzieningenrechter oordeelt dat, hoewel de inhoud van het persbericht in strijd is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt, de vordering tot rectificatie niet wordt toegewezen. Dit komt omdat er onvoldoende bewijs is voor een causaal verband tussen het persbericht en de media-aandacht die daarop volgde. Bovendien is er niet duidelijk gemaakt naar wie de rectificatie zou moeten worden verzonden.

De ex-wethouder, die in het verleden als wethouder financiën heeft gefunctioneerd, stelt dat het persbericht zijn reputatie heeft geschaad en vordert een schadevergoeding. De rechter oordeelt dat de vordering tot schadevergoeding ook niet kan worden toegewezen, omdat er geen bewijs is dat de media-aandacht het gevolg was van het persbericht. De rechter wijst erop dat de ex-wethouder zelf contact heeft gezocht met de media, wat ook heeft bijgedragen aan de publiciteit rondom de zaak.

De rechter concludeert dat de vordering tot het doen uitgaan van een rectificatiepersbericht niet toewijsbaar is, en dat de ex-wethouder in de proceskosten wordt veroordeeld. De uitspraak benadrukt de afweging tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van de eer en goede naam, waarbij in dit geval de vrijheid van meningsuiting zwaarder weegt.

Uitspraak

P/MV
vonnis 22 september 2005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t n u m m e r s 323738 / KG 05-1698 P v a n:
[EISER],
wonende te [woonplaats],
e i s e r bij dagvaarding van 2 september 2005,
procureur mr. O. Hammerstein,
t e g e n :
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e ,
procureur mr. A.J.C. Valkenaars.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 13 september 2005 heeft eiser, verder te noemen [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde, verder te noemen [gedaagde], heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. [gedaagde] is bestuurslid van de Stichting Gay Business Amsterdam (hierna GBA). GBA organiseert ieder jaar in augustus het evenement Gay Pride. Zij verkrijgt hiertoe een vergunning van de gemeente Amsterdam. [uitbater van café Entre Nous], uitbater van café Entre Nous in de Halvemaansteeg te Amsterdam, is aangesloten bij GBA.
b. [uitbater van café Montmartre], eigenaar van café Montmartre, eveneens gevestigd in de Halvemaansteeg, heeft van de gemeente Amsterdam een vergunning verkregen om tijdens de Gay Pride 2005 festiviteiten te organiseren op het Rembrandtplein te Amsterdam. GBA heeft tegen deze vergunningverlening bezwaar gemaakt maar zij is hierin uiteindelijk door de rechter in het ongelijk gesteld.
c. [eiser] was tot voor kort wethouder financiën van de gemeente Amsterdam.
d. In de nacht van donderdag 28 op vrijdag 29 juli 2005 bevond [eiser] zich na sluitingstijd van de café’s in de Halvemaansteeg, in gezelschap van [uitbater van café Montmartre] en een drietal medewerkers van café Montmartre. [uitbater van café Entre Nous] bevond zich op dat moment eveneens in de Halvemaansteeg. Tussen het gezelschap van [eiser] enerzijds en [uitbater café Entre Nous] anderzijds is toen een schermutseling ontstaan, waarbij over en weer is gescholden.
e. [uitbater van café Entre Nous] heeft op 29 juli 2005 om 1.50 uur aangifte gedaan van smaad tegen onder meer [eiser] bij het politiebureau aan de Prinsengracht te Amsterdam.
f. Op 31 juli 2005 heeft [gedaagde] op briefpapier van GBA een persbericht opgesteld en doen uitgaan naar verschillende dagbladen. In dit persbericht is onder meer het volgende opgenomen:
“DRONKEN EX-WETHOUDER [eiser] VALT GBA COORDINATOR AAN EN SCHELDT DEZE UIT VOOR “SMERGE VUILE NSB-ER”
De Amsterdamse politie heeft een proces-verbaal opgemaakt wegens smaad tegen ex-wethouder [eiser]. Het voorval vond plaats in de nacht van donderdag op vrijdag jl.
[eiser] heeft samen met de eigenaar van het café Montmartre, [uitbater van café Montmartre] een smadelijke aanval uitgevoerd op [uitbater van café Entre Nous], GBA-coördinator Gay Pride 2005. [uitbater van café Entre Nous] is door beide heren fysiek bedreigd en uitgescholden voor “Vuile Dief en Smerige nare NSB-er”.
De heren [uitbater van café Montmartre] en [eiser]kunnen het moeilijk verwerken dat de gemeente Amsterdam de evenementen-locatie Halve Maansteeg aan de GBA heeft vergund, eind juni 2005. Beide heren vinden dat deze straat aan hen toebehoord en dat andere ondernemers, bijvoorbeeld de leden van de organisator GBA, op deze locatie geen rechten hebben.
Feit is dat de organisator GBA al 9 jaar een evenementenvergunningen heeft voor deze straat. Ook in het jubileumjaar wordt hier door het team van het Amstelpodium een groots feest georganiseerd.
[uitbater van café Montmartre] is eigenaar van het stamcafé van de heer [eiser]. Met hulp van de heer [eiser] en de stadsdeelvoorzitter centrum (beiden VVD) heeft de heer [uitbater van café Montmartre] dit jaar de benodigde vergunningen gekregen om een eigen alternatief Gay Pride feest te organiseren. [uitbater van café Montmartre] weigert mee te betalen aan de algemene kosten van de organisatie van de Amsterdamse Gay Pride. De collega bedrijven zoals Vivelavie, Amstel Taveerne, Entre Nous, het Mix Café en Rouge betalen allemaal wel mee aan de kosten van de Amsterdamse Gay Pride. [uitbater van café Montmartre] wil parasiteren op dit bestaande evenement en zijn zakken vullen door enkel de biertaps te openen.
De afdeling Openbare Orde en Veiligheid en de Amsterdamse politie gaan er vanuit dat de GBA en Montmartre samenwerken inzake de komende Amsterdamse Gay Pride. De GBA ziet niet hoe zij kan samenwerken met een vergunninghouder die de coördinatoren van de GBA bedreigd en aanvalt.
De GBA neemt deze zaak zeer hoog op en zal deze materie dinsdag 2 augustus bespreken met de Amsterdamse politie en de afdeling van Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Amsterdam.
Voor verdere inlichtingen:
[gedaagde]: (...)
g. [eiser] heeft naar aanleiding van dit persbericht op 3 augustus 2005 aangifte van smaad gedaan tegen [gedaagde] bij de Hoofdofficier van Justitie.
h. In de uitzending van 3 augustus 2005 van het radioprogramma ‘1opdemiddag’ heeft [gedaagde] over [eiser] het volgende verklaard:
Hij is deze week door de politie beschuldigd van smaad. Hij begon tegen onze organisatie te roepen van: ‘vuile smerige NSB-er’. Nu lees ik letterlijk voor uit het proces-verbaal van de politie van Amsterdam. Hij is aangeklaagd wegens smaad. Maar mijnheer [eiser] als mevrouw [stadsdeelvoorzitter centrum] zijn beide wethouder toerisme. De een exit en de ander is helaas nog in dienst. Maar beide maken er een enorme puinhoop van en proberen omdat wij te veel kritiek hebben, aldus mijnheer [eiser] die zei dat vorig jaar. Wij hebben teveel kritiek en dat betekent voor een liberaal in de stad Amsterdam dat je dan je vergunning niet krijgt.
i. In De Volkskrant van 8 augustus 2005 is een artikel gepubliceerd met de kop:
Privé-oorlog in weekend van de tolerantie. Ex-wethouder [eiser] wil Gay Pride-organisator [gedaagde] vervolgen voor smaad
j. In Het Parool van 9 augustus 2005 is een artikel gepubliceerd met de kop:
Meningsverschil over Gay Pride mondt uit in scheldpartij in kroeg
2. Thans vordert [eiser] – kort gezegd – [gedaagde] op straffe van dwangsommen te veroordelen een persbericht uit te doen gaan met de volgende tekst:
Rectificatie
Op 1 augustus 2005 heb ik, [gedaagde], een persbericht uit doen gaan met als kop: “Dronken ex-wethouder [eiser] valt GBA coördinator aan en scheldt deze uit voor ‘smerige vuile NSB-er’.”
De voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam heeft bij vonnis van ....september 2005 geoordeeld dat ik deze mededeling ten onrechte heb gedaan en daarmee onrechtmatig heb gehandeld jegens de heer [eiser].
Daarnaast vordert [eiser]– eveneens op straffe van dwangsommen – [gedaagde] te verbieden zich lasterlijk of beledigend over [eiser] uit te laten.
Tenslotte vordert hij betaling van € 5.000,- als voorschot op de schadevergoeding.
3. Hij stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat hij ten tijde van zijn wethouderschap vraagtekens heeft gezet bij de monopoliepositie die GBA al negen jaar inneemt. Alle horecabedrijven die deel willen nemen aan de Gay Pride dienen hiervoor van GBA – tegen betaling – toestemming te verkrijgen. [uitbater van café Montmartre] van café Montmartre is er als eerste in geslaagd het monopolie van GBA te doorbreken. [uitbater van café Entre Nous], van café Entre Nous en aangesloten bij GBA, gaf in de bewuste nacht uiting aan zijn ongenoegen hierover door de Hitlergroet te brengen aan [eiser] en [uitbater van café Montmartre] en hen toe te voegen dat zij een stelletje landverraders zijn. Daarop is [uitbater van café Entre Nous] door het gezelschap van [eiser] smalend toegevoegd dat hij zelf een NSB-er en een landverrader is. [uitbater van café Entre Nous] liep vervolgens op enige afstand scheldend achter hen aan en riep nogmaals ‘NSB-er’ en ‘fraudeur’ en nam daarbij een dreigende houding aan ten opzichte van [eiser]. [uitbater van café Entre Nous] maakte hierbij de indruk onder invloed van alcohol te zijn. Enige dagen later heeft [gedaagde] – die zelf niet bij de schermutseling was betrokken – het persbericht doen uitgaan waarvan de inhoud in strijd met de waarheid is. Verschillende media hebben de inhoud van het persbericht overgenomen, althans zij hebben aandacht besteed aan het voorval dat aanleiding was voor het persbericht. Uit het artikel in De Volkskrant blijkt dat de journalist contact heeft gehad met [gedaagde] naar aanleiding van het persbericht. In het artikel in Het Parool wordt [gedaagde] geciteerd en zegt hij dat hij [eiser] met een media-oorlog wil aanpakken. [gedaagde] zegt hierin onder meer:
Ik ga proberen zoveel mogelijk openbaar te maken van wat deze man allemaal doet.
In het persbericht wil [gedaagde] zijn gram halen over een volstrekt legitiem standpunt dat [eiser] destijds als wethouder heeft ingenomen. [gedaagde] heeft hiermee de eer en goede naam van [eiser] geschonden, met name door de beschuldiging dat [eiser] [uitbater van café Entre Nous] zou hebben aangevallen en fysiek zou hebben bedreigd. Dit is onrechtmatig. Het privacybelang van [eiser] weegt zwaarder dan de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde]. Van belang is verder dat [gedaagde] geen onderzoek heeft verricht. Ook hoeft [eiser] omdat hij een ‘public figure’ is (geweest) zich niet alles te laten welgevallen. Dat de reputatie van [eiser] is beschadigd blijkt onder meer uit het feit dat een opdracht van het Platform Toerisme en Recreatie is geannuleerd. [eiser] mist hierdoor € 2.500,- aan inkomsten.
4. [gedaagde] heeft tegen de vorderingen – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. [eiser] is niet-ontvankelijk omdat niet [gedaagde] maar GBA het persbericht heeft doen uitgaan. Het dagelijks bestuur van GBA beslist over persberichten. [gedaagde] heeft het dan ook niet in zijn macht aan het gevorderde te voldoen. Vervolgens voert [gedaagde] aan dat het persbericht niet heeft geleid tot aandacht in de media. Pas ruim een week later hebben De Volkskrant en Het Parool aandacht aan de kwestie gegeven, maar [eiser] heeft hiervoor het initiatief genomen. Zo heeft hij zelf contact gezocht met De Volkskrant om te melden dat van de aangifte van [uitbater van café Entre Nous] niets klopte. In beide artikelen wordt [eiser] uitgebreid aan het woord gelaten en beide artikelen zijn feitelijk en afgewogen van aard. Er is dan ook geen sprake van aantasting van de eer en goede naam van [eiser]. Als hier overigens al sprake van zou zijn, dan is er dus geen causaal verband met de verspreiding van het persbericht. De inhoud van het persbericht is niet in de artikelen overgenomen. De inhoud van het persbericht is overigens ook niet onrechtmatig. Het maakt melding van feiten, niet van meningen. De feiten worden ondersteund door de verklaring en het proces-verbaal van aangifte van [uitbater van café Entre Nous] en door een schriftelijke verklaring van [uitbater van café Amstel Taveerne], eigenaar van Amstel Taveerne, die getuige was van het incident. Blijkens het proces-verbaal is [eiser] begonnen met schelden. Hij heeft wel twintig keer vuile smerige NSB-er geroepen, aldus [uitbater van café Entre Nous]. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [uitbater van café Amstel Taveerne]. [uitbater van café Entre Nous] en [uitbater van café Amstel Taveerne] waren geschokt over het gedrag van [eiser] en hebben GBA hiervan in kennis gesteld. Ook heeft [uitbater van café Entre Nous] een kopie van het proces-verbaal van aangifte aan GBA gegeven. GBA zag het vervolgens als haar taak de media te informeren om op deze wijze haar belangen en die van de bij haar aangesloten horecaondernemers te behartigen. Van belang hierbij is dat [eiser] zich regelmatig negatief heeft uitgelaten over GBA en ook nu weer iemand die bij GBA is aangesloten heeft geschoffeerd. [eiser] is een publiek figuur en heeft een voorbeeldfunctie. In de gegeven omstandigheden dient de vrijheid van meningsuiting van GBA zwaarder te wegen dan het recht op privacy van [eiser]. Op grond van het bovenstaande is er evenmin aanleiding tot het betalen van een schadevergoeding.
Beoordeling van het geschil:
5. Het verweer van [gedaagde] dat [eiser]niet-ontvankelijk is omdat niet [gedaagde] maar GBA het persbericht heeft doen uitgaan, zal worden gepasseerd. [gedaagde], die het gezicht is van GBA, heeft het persbericht opgesteld en verzonden. [gedaagde] is ook in de verschillende media aan het woord geweest over de onenigheid die er is met [eiser]. Volgens Het Parool heeft [gedaagde] gezegd (en ter zitting heeft hij dit niet ontkend): “Ik ga proberen zoveel mogelijk openbaar te maken van wat deze man allemaal doet”. Voldoende aannemelijk is dan dat een bodemrechter zal oordelen dat het doen uitgaan van het persbericht in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als een gedraging waarvoor ook [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld. [gedaagde] kan zich thans dus niet achter GBA verschuilen.
6. De vraag of het persbericht onrechtmatig is, ligt in het spanningsveld tussen het recht op vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam anderzijds. Bij de afweging van deze belangen zijn de navolgende omstandigheden van belang.
7. Op voorhand kan niet worden gezegd dat de inhoud van het persbericht onvoldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. [gedaagde] heeft zich immers gebaseerd op de verklaring van [uitbater van café Entre Nous], op de aangifte van [uitbater van café Entre Nous] (vooralsnog is niet gebleken dat hij valselijk aangifte heeft gedaan) en op de verklaring van [uitbater van café Amstel Taveerne]. Bovendien heeft [eiser] erkend dat hij [uitbater van café Entre Nous] “smalend heeft toegevoegd dat hij zelf een NSB-er en een landverrader is” en ter zitting heeft hij nog erkend dat hij “niet alleen limonade op had”. De stelling van [eiser] dat de inhoud van het persbericht onjuist is en reeds op die grond onrechtmatig, kan dan ook niet worden gevolgd. Nu echter met het persbericht geen redelijk belang is gediend, kan worden gezegd dat het op die grond in strijd is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Niet valt immers in te zien welk redelijk belang gediend zou zijn bij het op deze eenzijdige wijze openbaar maken van een ruzie tussen verschillende personen waarbij uitsluitend (vermeende) gedragingen van een voormalig wethouder in negatieve zin worden genoemd, terwijl die van de andere bij de ruzie betrokken partij niet worden vermeld. Het persbericht heeft daarmee niets anders beoogd dan het beschadigen van de reputatie van [eiser] en het afrekenen met [eiser] vanwege in het verleden door hem als wethouder ingenomen (GBA onwelgevallige) standpunten. Ter zitting is nog wel door [gedaagde] betoogd dat het persbericht was bedoeld om de gespannen situatie die naar aanleiding van de vergunningverlening door de gemeente Amsterdam was ontstaan tussen GBA en [uitbater van café Montmartre] te deëscaleren, maar dit standpunt valt nauwelijks serieus te nemen.
8. Ondanks hetgeen hiervoor onder 7 is overwogen is de vordering tot het doen uitgaan van een persbericht met rectificatie niet toewijsbaar. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de media niets hebben gedaan met het persbericht; het is – aldus [gedaagde] – hooguit genoemd in de kranten maar het is niet overgenomen. De media zouden volgens [gedaagde] de ruzie tussen [eiser] enerzijds en GBA en [gedaagde] anderzijds op het spoor zijn gekomen omdat [uitbater van café Entre Nous] aangifte heeft gedaan tegen [eiser] en omdat [eiser] zelf contact met de media heeft gezocht. [eiser] heeft dit verweer ter zitting niet weersproken. Voorshands valt dan ook niet uit te sluiten – mede gezien de data van de in het geding gebrachte krantenartikelen – dat een bodemrechter inderdaad zal oordelen dat er geen of onvoldoende sprake is van een causaal verband tussen het persbericht en de media-aandacht. Verder strandt de vordering tot het doen uitgaan van een persbericht op het feit dat is nagelaten te vorderen naar wie dit persbericht verzonden zou moeten worden. Ook nadat hierop bij antwoord was gewezen, heeft [eiser] in zijn tweede termijn zijn vordering op dit punt niet aangevuld of verduidelijkt, zodat deze te vaag is om voor toewijzing in aanmerking te komen.
9. De vordering tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding dient eveneens te worden afgewezen, nu onvoldoende is gebleken van een causaal verband tussen het persbericht en de media-aandacht, zoals hiervoor onder 8 overwogen.
10. De vordering [gedaagde] te verbieden zich in de toekomst lasterlijk of beledigend over [eiser] uit te laten is niet toewijsbaar. Het persbericht zoals hiervoor weergegeven is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat [gedaagde] zich ook in de toekomst op onrechtmatige wijze over [eiser] zal uiten. De omstandigheid dat hij heeft verklaard dat hij zoveel mogelijk openbaar zal maken van wat [eiser] doet, kan hieraan niet afdoen. Op voorhand is onvoldoende aannemelijk dat dit op smadelijke of lasterlijke wijze zal gebeuren.
11. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorziening.
2. Veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op:
- € 244,= aan vastrecht en
- € 816,= aan salaris procureur.
3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. M.Y.C. Poelmann, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 22 september 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: