311123 / 05.0159 HA RK
18 augustus 2005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
TWEEDE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
BESCHIKKING
A,
wonende te ( woonplaats ),
v e r z o e k s t e r ,
procureur mr. B.J.H. Crans,
advocaat mr. J.A.M.P. Keijser (Nijmegen),
B,
wonende te ( woonplaats ),
v e r w e e r d e r ,
procureur mr. N. van ’t Hoogerhuijs,
advocaat mr. L.A. van Els-van den Berg (’s-Hertogenbosch).
Partijen worden hierna A en B ge-noemd.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een machtiging zal geven tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed.
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- verzoekschrift, met bewijsstukken, ingediend ter griffie op 3 maart 2005,
- verweerschrift, met bewijsstukken, ingediend ter griffie op 14 juni 2005,
- tussenbeschikking van 2 juni 2005 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoek, gehouden op 24 juni 2005, waarvoor waren opgeroepen: A en B,
- brief van de zijde van B van 7 juli 2005, met bijlage,
- brief van de zijde van A van 4 augustus 2005, met bijlagen.
De beschikking is bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Vaststaande feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten
a. Partijen zijn te Duitsland gehuwd, welk huwelijk op 16 juli 2004 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Bij akte van 5 juni 1981 hebben partijen gekozen voor het wettelijk huwelijksgoederenregime geregeld in het Duitse Bürgerlich Gesetzbuch, waardoor tussen hen sprake is van een ‘Zugewinngemeinschaft’.
b. B heeft tijdens het huwelijk een uitgebreide kunstcollectie aangelegd. A heeft conservatoir beslag laten leggen op de kunstcollectie, tot zekerheid voor haar vordering op de gemeenschap en heeft een bewaarder aangesteld, te weten Link The Contemporary Art Company B.V. Deze bewaarder heeft de collectie opgeslagen in Amsterdam.
c. Uit de stukken blijkt dat de kunstcollectie deugdelijk is beschreven, met welke beschrijving partijen bekend zijn. De collectie bestaat uit ongeveer 1000 prenten, te rubriceren in 3 delen:
1. oude, vooral Nederlandse grafiek;
2. moderne en hedendaagse Nederlandse grafiek;
3. moderne en internationale grafiek.
2.1 A verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar op de voet van artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te machtigen tot het te gelde maken van de kunstcollectie, meer in het bijzonder door openbare verkoop daarvan en inschakeling van een door de rechtbank aan te wijzen veilinghuis of deskundige, met veroordeling van B in de kosten van het geding.
2.2 A legt aan het verzoek het volgende ten grondslag. De kunstcollectie bevond zich begin 2004 in het souterrain van de voormalige echtelijke woning. Op dat moment was de collectie niet verzekerd. Hierin kon, door de wijze van opslag, geen verandering worden gebracht. Teneinde te bewerkstelligen dat de collectie verzekerbaar zou zijn en beschikbaar zou blijven voor verdeling, heeft A op de kunstcollectie conservatoir beslag doen leggen en heeft zij een bewaarder aangesteld. Met het in veiligheid brengen van de kunstcollectie zijn kosten gepaard gegaan. Daarnaast is ten aanzien van de bewaring en verzekering van de kunstcollectie sprake van voortdurende kosten. Deze kosten, welke tot op heden (grotendeels) nog niet zijn voldaan, zijn aan te merken als gemeenschapsschulden. Door het te gelde maken van de kunstcollectie zouden voornoemde schulden kunnen worden voldaan. Het te gelde maken van de kunstcollectie zal tevens tot gevolg hebben dat de kosten van bewaring en verzekering beperkt blijven. Nu de kunstcollectie is aan te merken als het grootste twistpunt in het kader van de verdeling dan wel verrekening van de Zugewinngemeinschaft, zal naar alle waarschijnlijkheid het te gelde maken van de collectie de afwikkeling van de Zugewinngemeinschaft bespoedigen en de daarmee samenhangende kosten beperken.
2.3 Voorts legt A gewichtige redenen aan haar verzoek ten grondslag die - kort gezegd - inhouden dat B psychische druk op haar uitoefent om de voormalige echtelijke woning te verlaten. De hierdoor ontstane noodsituatie kan naar haar mening alleen worden opgelost door het te gelde maken van de kunstcollectie, aangezien zij alsdan over de benodigde financiële middelen, in verband met de verkrijging van vervangende woonruimte, zal beschikken. Het bedrag van € 100.000,- dat volgens het kort gedingvonnis van 29 april 2005 door B hiertoe aan A dient te worden betaald, is door B nog steeds niet voldaan.
3. Het verweer
B verzet zich tegen het verzoek en voert daartoe het volgende aan. Hij stelt dat A in de echtscheidingsprocedure, in welke procedure partijen in afwachting zijn van een mondelinge behandeling, een gelijkluidend verzoek heeft ingediend om welke reden zij in de onderhavige procedure niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voorts voert B aan dat partijen eind 2004 overeenstemming hebben bereikt over de verdeling respectievelijk verrekening van de Zugewinngemeinschaft. Zijns inziens dient de verdeling dan wel verrekening van de Zugewinngemeinschaft, waar de kunstcollectie deel van uitmaakt, als geheel te worden behandeld. B heeft ter zitting verklaard dat hij niet in staat is om zonder verkoop van de kunstcollectie enige betaling aan A te voldoen. Voor het overige zal, voor zover nodig, hieronder op het verweer van B worden ingegaan.
4.1 De stelling van B dat A niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wordt niet gevolgd. De reden hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat in het kader van de echtscheidingsprocedure nog geen zitting is bepaald met betrekking tot het onderhavige verzoek en een spoedige beslissing hieromtrent in het belang van ieder van partijen wordt geacht.
4.2 Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 24 juni 2005 is gebleken dat beide partijen op dit moment verkoop van de kunstcollectie, waarna de opbrengst gelijkelijk tussen hen zal worden verdeeld, als enig overgebleven mogelijkheid zien, alsmede dat partijen een verkooptraject willen volgen dat een maximale opbrengst realiseert op een, mede gelet op de beschikbare veilingdata, zo kort mogelijke termijn. Zij verschillen echter van mening over de vraag hoe dit het beste kan worden gerealiseerd.
4.3 B stelt zich op het standpunt dat door het inschakelen van de heer C bij de verkoop van de kunstcollectie een maximale opbrengst kan worden behaald. Bij brief van 7 juli 2005 heeft mr. Van Els-van den Berg namens B een voorstel van de heer C van Art Consult ter zake de verkoop van de kunstcollectie (hierna: het voorstel) in het geding gebracht.
4.4 A heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen de inschakeling van de heer C. Hiertoe voert zij aan dat het in de lijn der verwachting ligt dat met de inschakeling van de heer C, gelet op de daarmee samenhangende kosten, minder opbrengst zal worden behaald en dat de kunstcollectie niet op een zo kort mogelijke termijn zal worden verkocht. Voorts wordt gevreesd dat B en de heer C, zonder overleg met A, een regeling zullen treffen, waardoor zij in haar belangen zal worden geschaad. Tot slot wordt opgemerkt dat de heer C in het verleden een betrekkelijk negatief oordeel heeft gegeven over enkele bestanddelen van de kunstcollectie.
A stelt, onderbouwd met stukken, voor Christie’s in te schakelen bij de verkoop van de kunstcollectie, waarbij Sotheby’s als tweede mogelijkheid wordt aangedragen.
4.5 Voorop wordt gesteld dat, nu partijen op dit moment enkel van mening verschillen over de wijze waarop de kunstcollectie moet worden verkocht, het verzoek zal worden opgevat als een verzoek als bedoeld in artikel 3:185 BW.
Op grond van voornoemd artikel kan de rechter de wijze van verdeling van gemeenschappelijke goederen gelasten. Als wijze van verdeling wordt in artikel 3:185 lid 2 sub c BW genoemd: verdeling van de netto-opbrengst van het goed of een gedeelte daarvan, nadat dit op een door de rechter bepaalde wijze zal zijn verkocht.
4.6 De rechtbank acht het aannemelijk dat de kans op een maximale opbrengst wordt vergroot door het inschakelen van de heer C bij de verkoop van de kunstcollectie overeenkomstig het voorstel. Daarbij wordt van belang geacht dat het gebruikelijk is dat bij de verkoop van een omvangrijke en waardevolle kunstcollectie als de onderhavige een bemiddelaar wordt ingeschakeld, die kan adviseren over onder meer de vraag bij welke veiling en onder welke voorwaarden de verschillende bestanddelen van de collectie het beste kunnen worden geveild, in welke kavels veiling kan plaatsvinden en over de met betrekking tot de kunstcollectie te hanteren marketing.
Het bezwaar van A dat met de inschakeling van de heer C, gelet op de daarmee gepaard gaande kosten, minder opbrengst zal worden behaald, snijdt geen hout. Naar alle waarschijnlijkheid weegt het bij de inschakeling van de heer C te behalen voordeel op tegen de daarmee verband houdende kosten. Voorts worden de door de heer C in het voorstel genoemde tarieven redelijk geacht.
4.7 Gelet op het vorenstaande zal worden bepaald dat de kunstcollectie zal worden verkocht door bemiddeling van de heer C op basis van het voorstel. Daarbij zal worden bepaald dat de kunstcollectie in beginsel op een of meer openbare veilingen zal worden verkocht. Slechts met instemming van beide partijen kan de kunstcollectie geheel of gedeeltelijk onderhands worden verkocht. Daarmee ontvalt de grondslag aan de vrees van A dat B en de heer C in onderling overleg een regeling zullen treffen ten detrimente van A.
5. Tegen het verzoek de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren heeft B zich niet verzet.
6. Nu partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd als hierna volgt.
- bepaalt dat de hiervoor onder rechtsoverweging 1.b. en 1.c. genoemde kunstcollectie in beginsel op een of meer openbare veilingen, en/of met instemming van beide partijen geheel of gedeeltelijk onderhands, zal worden verkocht door bemiddeling van de heer C van Art Consult op basis van het aan deze beschikking gehechte voorstel;
- bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst van deze kunstcollectie bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld;
- compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. W. Tonkens-Gerkema, lid van genoemde kamer, en uitge-sproken ter openbare terechtzit-ting van 18 augustus 2005 in tegenwoor-digheid van de griffier.