ECLI:NL:RBAMS:2005:AU2375

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
308695
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie over fraude en illegale arbeid in de uitzendbranche

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Holland Class Uitzendorganisatie B.V. schadevergoeding van de Nederlandse Programma Stichting (NPS) en de Omroepvereniging VARA wegens onrechtmatige uitlatingen in een uitzending van het actualiteitenprogramma Nova. De uitzending, die op 5 april 2004 werd uitgezonden, behandelde fraude en illegale arbeid in de uitzendbranche en noemde Holland Class expliciet, wat leidde tot schade aan de reputatie van het bedrijf. Holland Class stelde dat de uitzending onterecht de indruk wekte dat zij betrokken was bij malafide praktijken, zonder dat er voldoende onderzoek was gedaan naar de feiten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld door Holland Class in een kwaad daglicht te stellen zonder deugdelijk bewijs. De rechtbank erkende dat ook een besloten vennootschap recht heeft op immateriële schadevergoeding, maar beperkte deze tot € 1.750,=, terwijl de vordering voor materiële schade van € 60.000,= werd toegelaten tot bewijslevering. De rechtbank concludeerde dat de uitzending de eer en goede naam van Holland Class had aangetast, en dat de belangen van Holland Class zwaarder wogen dan de vrijheid van meningsuiting van de gedaagden. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering en verdere procedure.

Uitspraak

H.05.0361 / 308695
(AV)
3 augustus 2005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
EERSTE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND CLASS UITZENDORGANISATIE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s bij dagvaarding van 19 januari 2005,
procureur mr. C.G.M. Berendsen,
t e g e n :
1. de stichting NEDERLANDSE PROGRAMMA STICHTING (NPS),
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid OMROEPVERENIGING VARA,
beide gevestigd te Hilversum,
g e d a a g d e n,
procureur mr. K. Gilhuis.
Eiseres wordt hierna Holland Class genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk aangeduid met gedaagden dan wel afzonderlijk met NPS en Vara.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- dagvaarding;
- akte van depot/akte overlegging producties van de zijde van eiseres;
- conclusie van antwoord, met bewijsstukken;
- ambtshalve gewezen tussenvonnis van 30 maart 2005, waarbij een comparitie van partijen is gelast, die op 15 juni 2005 heeft plaatsgevonden en het daarvan opgemaakte proces-verbaal, met de daarin vermelde stukken.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet voldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de overgelegde bewijsstukken, staat in deze zaak het volgende vast:
a. Holland Class is een uitzendorganisatie.
b. Op 18 maart 2004 heeft een telefoongesprek (hierna: het telefoongesprek) plaatsgevonden tussen een medewerker van Holland Class en een zich als schoonmaakbedrijf voordoende medewerker van het actualiteitenprogramma Nova.
c. In de door gedaagden gezamenlijk tot stand gebrachte uitzending van Nova van 5 april 2004 (hierna: de uitzending) is aandacht besteed aan fraude en illegale arbeid in de uitzendbranche. Daarbij is onder meer Holland Class genoemd, werd het pand waarin Holland Class kantoor houdt getoond en is een bandopname ten gehore gebracht van delen van het telefoongesprek dat op 18 maart 2004 heeft plaatsgevonden.
d. De ochtend voor de uitzending op 5 april 2004 is namens gedaagden gebeld met Holland Class en is aangekondigd dat het opgenomen telefoongesprek die avond in Nova zou worden uitgezonden.
e. Op 6 april 2004 heeft de administrateur van Holland Class, de heer A, telefonisch bij de NPS bezwaar aangetekend tegen de onjuiste berichtgeving over Holland Class en heeft hij om rectificatie verzocht.
f. Op de website van NPS is met betrekking tot de uitzending van 5 april 2004 ondermeer opgenomen:
“Nota bene: na het bureau Zekerwerk heeft ook het bureau Holland Class laten weten dat het akkoord ging met een uurbedrag van 14 euro om de klant het kantoor binnen te lokken.”
2. De vordering
2.1 Holland Class vordert -na vermindering van eis- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd, gedaagden te veroordelen tot het uitzenden van een in de dagvaarding vermelde rectificatie, tot betaling van een schadevergoeding van € 60.000,= aan materiële schade en in totaal van € 30.000,= aan immateriële schade. Voorts vordert Holland Class gedaagden te veroordelen tot afgifte van de band waarop het telefoongesprek van 18 maart 2004 is vastgelegd, gedaagden te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, en tenslotte gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding.
2.2 Holland Class stelt daartoe, kort gezegd, dat gedaagden door hun handelwijze, dat wil zeggen zowel door hun lichtvaardig gedane -niet op voldoende onderzoek gebaseerde- krenkende uitlatingen over Holland Class tijdens de omstreden uitzending, alsmede door de wijze waarop zij meenden de daartoe dienende informatie te moeten verkrijgen, onrechtmatig jegens Holland Class hebben gehandeld. De door Holland Class dientengevolge geleden materiële schade bestaat uit het weglopen van twee klanten waardoor Holland Class schade heeft geleden van ruim € 135.000,=, en het mislopen van verschillende potentiële klanten waarvoor Holland Class de gederfde inkomsten raamt op € 45.000,=. Om haar moverende redenen vordert Holland Class voor dit alles een bedrag van € 60.000,= exclusief BTW. Voor de wijze waarop gedaagden de gegevens ten behoeve van de uitzending hebben vergaard vordert Holland Class een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 10.000,=. Voor de aantasting van haar eer en goede naam doordat Holland Class in de uitzending is neergezet en gestigmatiseerd als zijnde crimineel, vordert Holland Class immateriële schadevergoeding van € 20.000,=.
3. Het verweer
3.1 Gedaagden hebben de vordering gemotiveerd betwist. Op hun verweren zal hieronder nader worden ingegaan.
4. Beoordeling
4.1 Allereerst dient te worden onderzocht of Holland Class door de uitzending van Nova in haar eer en goede naam is aangetast. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, moet worden bezien of de aantasting ook onrechtmatig is. Bij die beoordeling staan in beginsel twee gelijkwaardige belangen tegenover elkaar; het belang van Holland Class niet lichtvaardig via de media beschuldigd of verdacht gemaakt te worden en het belang van Nova bij uitingsvrijheid en in dat verband het belang misstanden die de samenleving raken aan de orde te stellen als instantie die informerend, opiniërend en waarschuwend werkzaam is in het belang van het publiek. De juistheid van de aantijging, althans de feitelijke onderbouwing en de inkleding daarvan vormen onder meer omstandigheden die in de afweging van de hiervoor genoemde belagen betrokken dienen te worden. Welke van deze belangen de doorslag geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Dit geldt ook voor de vervolgens te maken afweging of toewijzing van de vordering in een democratische samenleving noodzakelijk is ter bescherming van de belangen van Holland Class en of om die reden sprake is van een in artikel 10, tweede lid, van het EVRM toegestane beperking van het recht van gedaagden op vrijheid van meningsuiting.
4.2 Aangezien Holland Class bij naam is genoemd in een uitzending van Nova die gaat over fraude en illegale arbeid in de uitzendbranche, moet worden aangenomen dat zij is aangetast in haar eer en goede naam, zodat thans de vraag aan de orde komt of die aantasting ook onrechtmatig is.
4.3 De uitzending van Nova van 5 april 2004 is, blijkens de intro van het programma, tot stand gekomen naar aanleiding van het rapport “Over de grens”, welk rapport is geschreven in opdracht van de ABU, de Algemene Bond Uitzendondernemingen. Uit dit rapport komt naar voren dat circa 6.600 malafide uitzendbureaus tezamen jaarlijks meer dan 100.000 illegalen bemiddelen. In de uitzending wordt eerst de voorzitter van de ABU voor de camera om een reactie gevraagd op de inhoud van het rapport. Vervolgens wordt in de studio B geconfronteerd met de conclusies van het rapport. Het tweede gedeelte van de uitzending bestaat uit een reportage, waarin enkele directeuren van (voormalige) uitzendbureaus in Den Haag worden geïnterviewd en vervolgens een gang wordt gemaakt door de “uitzendstraat” van Den Haag, waarbij ingezoomd wordt op een aantal uitzendbureaus in die straat die gesloten lijken, maar kennelijk nog altijd activiteiten ontplooien. In dit gedeelte van de uitzending wordt onder meer de heer C van uitzendbureau Dyflex aan het woord gelaten. Hij geeft aan dat de concurrentie in de uitzendbranche om moedeloos van te worden is. Waar hij tarieven van € 16,= tot € 18,= hanteert, wordt hij geconfronteerd met concurrenten die voor nog geen € 14,= à € 15,= mensen “wegzetten”. Ook de heren D en E van uitzendbureau Westland Job komen aan het woord. E geeft aan dat grof geweld niet uitgesloten is bij het pogen sommige bureaus uit de branche weg te krijgen. Hij noemt daarbij het geven van een knieschot. Vervolgens wordt een fragment van het journaal van 12 februari 2004 getoond waarin een vuurgevecht tussen een verdachte en de politie aan de orde is. De verdachte is daarbij om het leven gekomen. Bij de verdachte was een inval gedaan naar aanleiding van een verzoek van onder meer de FIOD. De verdachte zou met zijn uitzendbureau voor miljoenen euro’s belasting en premies hebben ontdoken. Daarna worden een aantal bureaus in beeld gebracht die gesloten lijken te zijn, maar waarover E zegt dat daar ‘s nachts activiteiten plaatsvinden. Vervolgens worden de heren D en C weer aan het woord gelaten over de werkwijze van de malafide uitzendbureaus die met illegalen werken. Daarna wordt een anonieme man geïnterviewd die illegaal werkzaam is in de bouw. Waarna weer verder gegaan wordt met het interviewen van de heren D en C. Voorafgaand aan het stuk over Holland Class wordt de heer D aan het woord gelaten die zegt dat voor legale krachten een minimum uurtarief geldt van € 16,50 à € 17,50 per uur. Voor illegalen geldt een uurtarief van € 14,= tot € 14,50. Vervolgens wordt met de aankondiging dat een aantal uitzendbureaus worden gebeld, die willekeurig uit het telefoonboek zijn gekozen, in beeld gebracht hoe een medewerker van Nova die zich voordoet als een schoonmaakbedrijf een drietal uitzendbureaus opbelt met de vraag of zij personeel kunnen leveren voor een zware schoonmaakklus. Het is een acht weken durende klus waar zes dagen per week aan gewerkt moet worden van 18.00 uur tot 6.00 uur. De Nova-medewerker geeft aan geen geld te hebben voor de toeslagen en dat hij daarom € 14,= “max” wil betalen. Tijdens het telefoongesprek wordt het uithangbord van Holland Class in beeld gebracht. Een medewerkster van Holland Class zegt in een fragment van ongeveer één minuut dat zij mensen onder de geschetste voorwaarden kan leveren. Zij noemt het adres van Holland Class waarbij het straatnaambordje van het kantooradres van Holland Class in beeld wordt gebracht. Ook twee andere uitzendbureaus gaan op het voorstel in. Daarna wordt staatssecretaris Rutte nogmaals in de studio aan het woord gelaten. Hij zegt dat er sprake is van criminele uitzendorganisaties en dat opdrachtgevers moeten uitkijken met wie ze in zee gaan. In totaal duurt het onderwerp over malafide uitzendbureaus zo’n 29 minuten.
4.4 Door aldus de naam van Holland Class te noemen in een uitzending die gaat over fraude en illegale arbeid in de uitzendbranche, ontstaat bij de kijker de indruk dat ook Holland Class zich aan deze praktijken schuldig maakt. Aan die verdachtmaking heeft Nova geen ander onderzoek ten grondslag gelegd dan het interviewen van (voormalige) directeuren/medewerkers van uitzendbureaus in Den Haag en blijkens het uitgezonden fragment met betrekking tot Holland Class; het raadplegen van het telefoonboek. In het kader van de onderhavige procedure hebben gedaagden betoogd dat zij Holland Class niet willekeurig hebben gebeld, maar dat Holland Class is genoemd door een anonieme branchegenoot als uitzendbureau dat met illegalen werkt. Dit onderzoek van Nova, dat bestaat uit “van horen zeggen” is onvoldoende om de door de uitzending gewekte indruk dat ook Holland Class zich schuldig maakt aan fraude en het werken met illegalen, te staven. Door aldus te handelen hebben gedaagden Holland Class blootgesteld aan een lichtvaardige verdachtmaking, zodat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld. De enkele omstandigheid dat branchegenoten van Holland Class betogen dat niet legaal gewerkt kan worden met werknemers tegen een tarief van € 14,= per uur, maakt niet dat daarmee gezegd of gesuggereerd kan worden dat Holland Class werkt met illegalen. Een en ander geldt te meer daar niet uitgesloten is dat Holland Class dergelijke uurtarieven hanteert om nieuwe klanten binnen te halen.
4.5 Dat een medewerker van gedaagden/Nova op de ochtend voor de uitzending met Holland Class heeft gebeld om aan te geven dat er die avond aandacht besteed zou worden aan het werken met illegalen in de uitzendbranche en dat in dat kader een fragment van een telefoongesprek met mevrouw F zou worden uitgezonden, waarbij volgens gedaagden eveneens is aangegeven dat het uurtarief waarvoor Holland Class bereid was personeel te leveren zeer laag was, waartegen, aldus gedaagden, Holland Class geen bezwaar heeft gemaakt en waarop Holland Class evenmin commentaar heeft gegeven, betekent niet dat Holland Class akkoord is gegaan met de uitzending. Daartoe zou op zijn minst Holland Class de gehele uitzending moeten hebben gezien, zodat zij daarop eventueel commentaar had kunnen leveren dan wel had kunnen pogen te voorkomen dat de aflevering van Nova in die vorm zou zijn uitgezonden.
4.6 Evenmin betekent het telefoongesprek dat op 6 april 2004 heeft plaatsgevonden tussen de administrateur van Holland Class en een medewerker van de NPS, en het tijdsverschil tussen dat gesprek en het instellen van de onderhavige procedure, dat Holland Class daarmee haar rechten heeft verspeeld om de onderhavige vorderingen in te stellen.
4.7 Resteert de vraag of de beperking van de vrijheid van meningsuiting van gedaagden in een democratische samenleving noodzakelijk is in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM. De rechtbank beantwoordt deze vraag, mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, bevestigend. Het belang van Holland Class bij een ongestoorde bedrijfsvoering en het gevrijwaard blijven van aantasting van haar goede naam, dient te worden gekwalificeerd als een dringende maatschappelijke noodzaak in de zin van voornoemd artikel.
4.8 Gedaagden hebben aangevoerd dat rectificatie geen redelijk doel meer dient vanwege de tijd die na de uitzending is verstreken. Holland Class heeft dat weersproken. De rechtbank acht het tijdsverloop dusdanig, de uitzending was immers op 5 april 2004, dat de door Holland Class gevorderde rectificatie geen redelijk doel meer dient, zodat deze zal worden afgewezen.
4.9 Ten aanzien van de gevorderde afgifte van de band waarop het telefoongesprek van 18 maart 2004 is opgenomen, voert Holland Class aan dat deze bewijs op kan leveren voor haar stelling, dat de tijdens de uitzending ten gehore gebrachte delen van het gesprek onjuist en/of onvolledig zijn. Nu de rechtbank ter gelegenheid van de comparitie de band in aanwezigheid van partijen heeft bekeken, en heeft vastgesteld dat deze woordelijk overeenstemt met het door gedaagden overgelegde transcript, en bovendien gedaagden hebben gesteld niet van plan te zijn de band ooit nog voor een uitzending of welk ander doel dan ook te gebruiken, zal de vordering tot afgifte, wegens gebrek aan belang, worden afgewezen.
4.10 Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding stelt de rechtbank voorop dat ook een besloten vennootschap een goede of een slechte reputatie bij het publiek heeft en dus recht heeft op vergoeding van immateriële schade indien haar goede naam wordt gekrenkt. Voor die krenking acht de rechtbank in het onderhavige geval een bedrag van € 1.750,= in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De rechtbank heeft daarbij in overweging genomen dat in de uitzending niet alleen de naam van Holland Class is genoemd, maar ook het adres, dat naar de gewraakte uitzending van Nova zo’n 500.000 mensen hebben gekeken en dat weliswaar Holland Class geen grote bekendheid geniet onder het grote publiek, maar dat de uitzendbranche een relatief kleine gemeenschap vormt, zodat aannemelijk is dat de uitzending Holland Class heeft gestigmatiseerd. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat in de uitzending een verband is gelegd tussen malafide uitzendbureaus en criminele organisaties.
4.11 Naar het oordeel van de rechtbank komt een besloten vennootschap geen compensatie van niet-vermogensschade toe wegens de grievende wijze, wat daar verder ook van zij, waarop de gegevens voor de uitzending zijn vergaard. Derhalve zal de door Holland Class daarvoor gevorderde immateriële schadevergoeding worden afgewezen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het tot het recht op vrije nieuwsgaring behoort om heimelijk een telefoongesprek, waarbij onder een pseudoniem wordt gecommuniceerd, op te nemen. Dit is niet zonder meer onrechtmatig.
4.12 Tenslotte geldt ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding het volgende. Bij akte heeft Holland Class een door haarzelf opgesteld overzicht in het geding gebracht waarin zij de door haar geleden materiële schade begroot. In het overzicht staan als “weggelopen” klanten vermeld Bloominess (klant sinds 2003) en De Bruijn B.V. (klant sinds 2002). Verder staan in het overzicht Hoevevis te IJmuiden en Vroep op Winding te Amsterdam als klanten die naar aanleiding van de uitzending van Nova hun relatie met Holland Class hebben beëindigd. Als potentiële nieuwe klant die door de uitzending niet meer wilde praten/onderhandelen noemt Holland Class, Wessels Vlees te Amsterdam. Nu gedaagden deze schade gemotiveerd hebben betwist en Holland Class van haar stellingen met betrekking tot het verlies van klanten als gevolg van de uitzending van Nova uitdrukkelijk bewijs heeft aangeboden, zal zij hiertoe worden toegelaten.
BESLISSING
De rechtbank:
- laat Holland Class toe tot het bewijs dat als gevolg van de uitzending van Nova van 5 april 2004 Bloominess, De Bruijn B.V., Hoevevis te IJmuiden en Vroep op Winding te Amsterdam zich als klant van Holland Class hebben teruggetrokken en dat Wessels Vlees te Amsterdam als potentiële klant de onderhandelingen/gesprekken met Holland Class als gevolg van die uitzending heeft beëindigd, alsmede dat Holland Class dientengevolge schade heeft geleden van tenminste € 60.000,=;
- bepaalt dat getuigen kunnen worden gehoord door het lid van deze rechtbank mr. N.H.C. Blankevoort, hierbij tot rechter-commissaris benoemd;
- verwijst de zaak naar de rol van de tweede enkelvoudige kamer van 14 september 2005 opdat Holland Class alsdan kan doen mededelen of zij van de gelegenheid tot bewijslevering door getuigen en zo ja, door hoeveel, gebruik maakt, en met een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de eerstvolgende drie maanden, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald dan wel wordt voortgeprocedeerd;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Gewezen door mr. E. Pennink, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.